Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1405/GA, 27 oktober 2011, beroep
Uitspraakdatum:27-10-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1405/GA

betreft: [klager] datum: 27 oktober 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 april 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij locatie De Singel (PPC) te Amsterdam

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 september 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.L. Koets-Bolhuis, en namens de inrichting, [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde - betreft:
a. het niet verstrekken van een warme maaltijd;
b. een maatregel van afzondering en dwangmedicatie;
c. het voeren van gesprekken door het personeel over strafzaken;
d. het van toepassing zijnde boeienregime;
e. ontbreken van een schriftelijke beslissing met betrekking tot het boeienregime;
f. bedorven voedsel.

De beklagrechter heeft onderdeel a van het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming van € 5,= toegekend en het beklag wat betreft de onderdelen b, c, d, e en f ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak
weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagrechter heeft het beklag over het niet verstrekken van een warme maaltijd gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 5,=.
Klager kan zich niet vinden in de hoogte van de tegemoetkoming en wil € 15,=.
Klagers raadsvrouw meent dat dwangmedicatie niet in klagers belang is. De dwangmedicatie is toegepast enkel voor het gemak van de directie. Klagers gedrag is voorspelbaar en al jaren hetzelfde. Van belang is te onderkennen dat klager op een verkeerde
afdeling verblijft. De plaatsing op het PPC is bedoeld om hem in bedwang te houden. Klager betwist dat er sprake is van een gevaar.
Met betrekking tot het boeienregime ontkent klager dat hij dreigend is geweest ten opzichte van het personeel. Het boeienregime was op hem van toepassing voor een periode van vier maanden. Klager moet behandeld worden en hoort thuis in een kliniek. Er
is echter geen inrichting die hem wil hebben. Het lijkt erop dat de beslissing omtrent het toepassen van het boeienregime slechts een hamerstuk is geweest. Klager verblijft thans in het PPC te Maastricht en is daar niet onderworpen aan het
boeienregime.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het verstrekken van een warme maaltijd is inderdaad niet goed gegaan. Klager heeft ter compensatie de volgende dag een extra maaltijd ontvangen.
Niettemin heeft de directeur geen bezwaren tegen het toekennen van een hogere tegemoetkoming van € 15,=.
Voordat de beslissing tot het toepassen van dwangmedicatie is genomen, heeft overleg plaatsgevonden met de psychiater. Dwangmedicatie komt in beeld als er gevaar dreigt. Vooraf vindt altijd overleg plaats met de gedragsdeskundige. Van de toepassing van
dwangmedicatie is mededeling gedaan aan alle formele instanties, zoals de Inspectie voor de gezondheidszorg, de commissie van toezicht en de Minister. Tevens is een begeleidingsplan opgesteld waarin concrete stappen worden geformuleerd om tot een
verbetering te komen.
Het boeienregime wordt toegepast om dreigend gevaar af te wenden. De beslissing hiertoe wordt genomen door de zorgbehandelinrichtingswerker (z.b.i.w.-er). Op het moment dat klager zijn cel verlaat, wordt hij geboeid. Het hangt van de lengte van het
dagprogramma af of het boeienregime kan worden versoepeld. Elke dag vindt overleg plaats met de inrichtingsarts en wordt bekeken of voortzetting van het boeienregime nodig is. Klager wordt ook wekelijks besproken in het multidisciplinair overleg. Bij
klager is het boeienregime toegepast omdat hij dreigend was richting het personeel.

3. De beoordeling
a.
De directeur heeft ter zitting aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het vaststellen van een hogere tegemoetkoming. De beroepscommissie begrijpt dit aldus dat de directeur geen verweer voert op de door klager aangevoerde grond. Mitsdien zal de
beroepscommissie het beroep gegrond verklaren en een hogere tegemoetkoming vaststellen, namelijk € 15,=.

b+c+f.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

d+e.
Op grond van artikel 35, eerste lid, onder a van de Pbw is de directeur bevoegd jegens een gedetineerde geweld te gebruiken dan wel vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde of
de
veiligheid in de inrichting. Op grond van artikel 10 van de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen kan de ambtenaar of medewerker een gedetineerde ten behoeve van het vervoer, een broekstok, of ten behoeve van het vervoer of interne verplaatsing,
handboeien aanleggen. Op grond van artikel 9, eerste lid, van de Geweldsinstructie meldt de ambtenaar of medewerker die vrijheidsbeperkende middelen heeft aangewend dit onverwijld schriftelijk aan de directeur.

De beroepscommissie is van oordeel dat het boeienregime nimmer als alternatief kan dienen louter voor het feit dat een gedetineerde nog niet kan worden geplaatst in een behandelinrichting of afdeling met meer zorgmodaliteiten. Voorts zal het
personeelslid dat besluit tot toepassing van vrijheidsbeperkende middelen (handboeien) zich telkens bewust dienen te zijn van de geldende toetsingseisen en moeten nagaan of er mogelijke alternatieven zijn. Dit volgt ook uit de toelichting bij de
Geweldsinstructie, waaruit blijkt dat de maatregel slechts incidenteel kan worden toegepast en dat door het personeelslid telkens een toetsing zal dienen plaats te vinden aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Klager stelt – onbestreden – dat het boeienregime voor een periode van vier maanden op hem van toepassing is geweest. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur onvoldoende heeft gemotiveerd waarom toepassing van dit boeienregime voor zo’n
lange periode noodzakelijk is geweest. Een schriftelijk verslag aan de directeur zoals voorgeschreven in de geweldsinstructie ontbreekt eveneens. Mitsdien zal het beroep gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd
en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht een tegemoetkoming aangewezen en stelt deze vast op € 85,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft onderdeel a van het beklag gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft de onderdelen b, c en f ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Zij verklaart het beroep wat betreft de onderdelen d en e gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 85,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. A.T. Bol en prof. dr. A.M. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 27 oktober 2011

secretaris voorzitter

Naar boven