Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1292/GA, 27 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:27-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1292/GA

betreft: [klager] datum: 27 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.G.L. Bovens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 april 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 juli 2015, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, namens klagers huidige raadsman, mr. L. de Leon, mr. M.G. Vos en namens de directeur van het PPC mevrouw [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur
van de
p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de toepassing van een handboeienregime.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het handboeienregime heeft geduurd van 21 februari 2015 tot 25 februari 2015 tijdens klagers verblijf in het PPC en van 25 februari 2015 tot
en
met 23 april 2015 tijdens klagers verblijf op de BPG-afdeling. Naarmate het handboeienregime voortduurt, dient aan het toetsingskader een zwaarder gewicht te worden toegekend. Duidelijk dient te worden gemotiveerd waarom voortdurende toepassing van het
handboeienregime noodzakelijk is. Hierbij wordt verwezen naar RSJ 27 oktober 2011,
nr. 11/1405/GA en RSJ 9 januari 2012, nr. 11/2219/GA. Het handboeienregime dient incidenteel te worden toegepast en steeds te worden getoetst aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Na het incident van 21 februari 2015 heeft zich geen
nieuw incident voorgedaan. Op de BPG-afdeling heeft klager zich keurig gedragen en geen agressie vertoond. Het voortduren van het handboeienregime lijkt enkel gebaseerd op het gestelde omtrent klagers psychische gesteldheid. Met klager is niet of in
ieder geval niet regelmatig besproken op grond van welke afwegingen is besloten tot voortduring van het handboeienregime (RSJ 22 november 2013, nr. 13/2383/GA en 13/2346/GA). Voorts is van belang dat wordt toegewerkt naar een stappenplan dat er op is
gericht het handboeienregime af te bouwen en te beëindigen (RSJ 30 april 2015, nr. 14/4690/GA). Momenteel verblijft klager weer op de BPG-afdeling maar wordt er geen handboeienregime toegepast.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In de periode rondom het incident van 21 februari 2015 is klager tijdens contactmomenten met het personeel geboeid. Tijdens klagers verblijf op de
BPG is de toepassing van het handboeienregime iedere dag ter bespreking en beoordeling van personeel, leidinggevende en directie geweest. Dagelijks is tijdens het ochtendmoment aangegeven of de noodzaak nog aanwezig was. Ook in het MDO is geadviseerd
over toepassing van het handboeienregime. Er zijn voldoende stukken waaruit blijkt dat het slecht ging met klager. Er was een constant beeld van klager die niet coöperatief was en door zijn houding, gedrag en uitlatingen als uiterst onbetrouwbaar werd
ervaren door het dienstdoende personeel. Ook is aan klager uitgelegd dat het niet innemen van de voorgeschreven medicatie een oorzaak is van het voortduren van het handboeienregime.

3. De beoordeling
Ten aanzien van de toepassing van het handboeienregime van 21 februari tot 25 februari 2015 gedurende klagers verblijf in het PPC overweegt de beroepscommissie als volgt.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van de toepassing van het handboeienregime van 25 februari 2015 tot en met 23 april 2015 gedurende klagers verblijf op de BPG-afdeling overweegt de beroepscommissie als volgt. Het wettelijk kader voor de toepassing van een (voortdurend)
handboeienregime wordt gevormd door artikel 35 van de Pbw en de artikelen 9 en 10 van de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen. Toepassing van een dergelijk regime is ingrijpend voor de gedetineerde, zeker naarmate de duur ervan toeneemt.
Derhalve is het van groot belang dat hem duidelijkheid wordt geboden omtrent de gevolgen van die toepassing voor hem, alsook dat hem inzicht wordt geboden in de afwegingen van de directeur die tot voortduring van dat regime hebben geleid. Voorts is het
van belang dat de gedetineerde perspectief wordt geboden door uit te leggen welke verandering in gedrag van de gedetineerde wordt verwacht voordat tot stopzetting van het handboeienregime kan worden overgegaan. Uit de inlichtingen van de directeur
wordt
op zich voldoende aannemelijk dat er steeds intern overleg heeft plaatsgevonden alvorens te beslissen over de toepassing en voortduring van het handboeienregime. De uitkomsten daarvan zijn evenwel onvoldoende duidelijk gemaakt aan en besproken met
klager. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing van de directeur bij afweging van alle belangen in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De beroepscommissie zal derhalve het beroep in zoverre gegrond verklaren, de
uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag in zoverre alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de toepassing van het handboeienregime van 21 februari 2015 tot 25 februari 2015 ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de toepassing van het handboeienregime van 25 februari 2015 tot 23 april 2015 gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan
klager een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, R. van Benthem en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 27 augustus 2015

secretaris voorzitter

Naar boven