Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1305/TB, 27 september 2011, beroep
Uitspraakdatum:27-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1305/TB

betreft: [klager] datum: 27 september 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.O. Roosjen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen het uitblijven van een beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 augustus 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.O. Roosjen, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst
Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
Door het niet tijdig laten plaatsvinden van de driejaarlijkse herbeoordeling van klagers longstaystatus heeft de Staatssecretaris nog geen beslissing over voortzetting of opheffing van klagers longstaystatus genomen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 2 november 1982 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden met aftrek en ter beschikking gesteld van de regering (thans tbs met bevel tot verpleging van overheidswege). Op 18 juli
1983 volgde klagers eerste plaatsing in een tbs-inrichting, de Dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht. Op 1 april 1999 werd klager geplaatst op de longstayafdeling van FPC Veldzicht te Balkbrug. Op 4 januari 2005 werd klager overgeplaatst naar de
longstayafdeling van de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek (hierna: de Pompestichting).
Op 21 april 2011 heeft de Staatssecretaris het hoofd van de Pompestichting verzocht om advies in het kader van de driejaarlijkse herbeoordeling van de longstaystatus van klager. Op 9 mei 2011 heeft het hoofd van de Pompestichting de Staatssecretaris
geadviseerd de longstaystatus van klager voort te zetten.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager verblijft al circa 11 jaar op longstay-afdelingen. Hij heeft zich nog nooit met deze longstaystatus kunnen verenigen en stelt deze ook nu nog ter discussie. Klager meent dat hij zich zeer
wel buiten de tbs kan redden zonder problemen voor zichzelf of voor anderen te veroorzaken. Klager betwist nog steeds delictgevaarlijk te zijn, met name omdat hij door middel van meditatie anders in het leven staat. Hij ziet weliswaar in dat hij
blijvend hulp en begeleiding nodig heeft, doch dit kan in zijn beleving in het kader van de BOPZ plaatsvinden. Het einde van klagers terbeschikkingstelling verloopt logischerwijs eerst via een terugplaatsing naar een behandelafdeling en daarna
resocialisatie onder de vlag van de BOPZ. Weliswaar wordt in de verlengingsadviezen van de inrichting steeds opgemerkt dat de voortzetting van het verblijf op de longstay-afdeling kritisch wordt bekeken, maar klager heeft meer vertrouwen in een door
externe deskundigen uitgevoerde toets. Die is tot op heden uitgebleven.
Klager wil aanspraak maken op de periodieke driejaarlijkse herbeoordeling van zijn longstaystatus, conform het ministeriële beleidskader longstay forensische zorg van 19 januari 2009, dat op 1 juni 2009 in werking is getreden. Klager kan in ieder geval
aanspraak maken op een tegemoetkoming van € 75,= per maand vanaf 1 juni 2010 tot de datum van de herbeoordeling.
Klager vreest dat de hoogte van de tegemoetkoming een te geringe stimulans voor de Staatssecretaris zal vormen voor een spoedige herbeoordeling. Gelet hierop verzoekt klager voor de herbeoordeling te worden overgeplaatst naar het PBC, dan wel dat deze
wordt uitgevoerd door twee onafhankelijke deskundigen. Op 15 augustus 2011 heeft het gerechtshof Arnhem in zijn beslissing over de verlenging van klagers tbs overwogen dat een klinische observatie van klager, bijvoorbeeld in het PBC, wenselijk is met
betrekking tot de diagnostisering en eventuele behandelmogelijkheden.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. In het kader van de driejaarlijkse herbeoordeling heeft de Pompestichting klager beoordeeld en op 9 mei 2011 hierover gerapporteerd. Op 19 mei 2011 is een
herbeoordeling aangevraagd bij het NIFP, die naar verwachting in augustus 2011 zal zijn afgerond. Het dossier zal vervolgens worden voorgelegd aan de LAP, waarna zal worden besloten over klagers longstaystatus. Van het uitblijven van een herbeoordeling
is derhalve geen sprake. De grondslag voor een overplaatsing naar het PBC komt hiermee te vervallen. Overigens kent het PBC momenteel een gemiddelde wachttijd van 26 weken. Hoewel de Staatssecretaris betreurt dat klagers herbeoordeling niet tijdig
heeft
kunnen plaatsvinden, is klager hierdoor niet onevenredig benadeeld. Er is geen aanleiding af te wijken van de gebruikelijke procedure. De uitspraak van het gerechtshof Arnhem verandert daar niets aan. Het is nu wachten op de rapportage van het NIFP. De
verwachting is dat deze eind dit jaar zal zijn afgerond, inclusief de rapportage van de LAP. Als de LAP van oordeel is dat een nader onderzoek nodig is, dan zal de beoordeling meer tijd vergen.
Klager is gedurende zijn verblijf op de longstayafdeling meerdere keren beoordeeld door onafhankelijke rapporteurs, waarbij zijn longstaystatus telkens direct dan wel indirect tegen het licht is gehouden. Er is dan ook geen aanleiding voor het
toekennen
van een tegemoetkoming.

4. De beoordeling
In het ministeriële Beleidskader longstay forensische zorg van 19 januari 2009, dat op 1 juni 2009 in werking is getreden, is ter versterking van de rechtspositie van de patiënten longstay forensische zorg (hierna: lfz-patiënten) een periodieke,
driejaarlijkse toets geïntroduceerd, waarbij door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus nog gerechtvaardigd is. Daarbij wordt de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde onderzocht en wordt bezien of er nieuwe
interventies, medicijnen of andere omstandigheden zijn waardoor een op resocialisatie gerichte behandeling alsnog zou kunnen aanslaan. Voorwaarde bij de periodieke toets is dat de beoordelaar niet alleen het volledige dossier toetst maar de verpleegde
ook heeft gezien.

Uit bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie (zie uitspraken 09/1677/TB van 29 december 2009 en 10/2899/TB van 11 februari 2011) volgt dat de beroepscommissie zich bevoegd acht beroepen te behandelen die zijn gericht tegen het uitblijven van
een herbeoordeling, de periodieke toets naar de behandelingsvatbaarheid van de betreffende ter beschikking gestelde, en het uitblijven van een wenselijk geachte overplaatsing van een lfz-voorziening naar een behandelinrichting dan wel van plaatsing in,
of overplaatsing naar, een lfz-differentiatie, mede in aanmerking genomen dat lfz-patiënten aan het Beleidskader longstay forensische zorg van 19 januari 2009 aanspraken kunnen ontlenen.

Niet in geding is dat klager op 1 juni 2009 langer dan drie jaar in een longstayvoorziening verbleef en daarom in aanmerking komt voor de herbeoordeling als bedoeld in het genoemde beleidskader.

Uit uitspraak 09/1677/TB d.d. 29 december 2009 volgt dat een overgangsperiode van een jaar, gerekend vanaf 1 juni 2009, acceptabel geacht moet worden voor de implementatie van voornoemd beleidskader en dat dit met zich meebrengt dat herbeoordelingen
vanaf 1 juni 2010 waarbij de termijn van drie jaar wordt overschreden, in beginsel als onredelijk of onbillijk moeten worden aangemerkt.

Klager verblijft sinds 1 april 1999 in een longstayvoorziening. De herbeoordeling van zijn longstaystatus heeft nog niet plaatsgevonden. De beroepscommissie kan het verweer van de Staatssecretaris, dat er op neer komt dat met het starten van de
herbeoordelingsprocedure in april 2011 is voldaan aan de in voormeld beleidskader opgenomen verplichting, niet volgen. Gelet op hetgeen in het beleidskader hierover is opgenomen, kan redelijkerwijs pas worden gesproken van een herbeoordeling, nadat de
LAP deze heeft afgerond met een rapport over zijn bevindingen, waarna de Staatssecretaris kan beslissen over klagers longstaystatus.

Het voorgaande brengt mee dat het beroep gegrond zal worden verklaard.
De beroepscommissie is van oordeel dat in gevallen als deze een financiële tegemoetkoming dient te worden toegekend, waarvan de hoogte wordt vastgesteld op een bedrag van € 75,= per maand vanaf 1 juni 2010 tot 1 juni 2011. Vanaf laatstgenoemde datum
(zijnde twee jaar na de inwerkingtreding van het Beleidskader) dient een tegemoetkoming te worden toegekend van € 150,= per maand, telkens na een periode van drie maanden te verhogen met een bedrag van € 75,= per maand, tot aan de datum waarop de
herbeoordeling daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

Nu de procedure tot herbeoordeling van klagers longstaystatus volgens het Beleidskader in gang is gezet, bestaat er geen aanleiding klagers longstaystatus op andere wijze te laten beoordelen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep tegen het uitblijven van de herbeoordeling van de longstaystatus gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming vanaf 1 juni 2010 tot 1 juni 2011 op € 75,= per maand, en vanaf 1 juni 2011 op € 150,= per maand, telkens na een periode van drie maanden te verhogen met een bedrag van €
75,=
per maand, tot aan de datum waarop de herbeoordeling daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 27 september 2011

secretaris voorzitter

Naar boven