Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2899/TB, 11 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2899/TB

betreft: [klager] datum: 11 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 29 september 2010 van de Minister van (Veiligheid en) Justitie,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister c.q. de Staatssecretaris van (Veiligheid en) Justitie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoeken tot primair overplaatsing naar een reguliere behandelafdeling, subsidiair naar het PBC of een andere tbs-inrichting voor onderzoek in hoeverre klager in aanmerking komt voor een behandelinrichting, meer subsidiair
onderzoek door onafhankelijke deskundigen in hoeverre klager in aanmerking komt voor een behandelinrichting of een gedifferentieerde longstayvoorziening en meest subsidiair tot overplaatsing naar een longstayvoorziening binnen een andere inrichting dan
Veldzicht, ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 16 februari 1988 is beslist om hem te plaatsen in Veldzicht. Op 17 juni 1993 is beslist om hem over te plaatsen
naar Hoeve Boschoord.
Na recidive tijdens onbegeleid verlof is klager op 5 oktober 1995 veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek, en is hij op 1 juli 1997 teruggeplaatst naar Veldzicht.
Sinds 1 april 1999 verblijft hij op de longstayafdeling van Veldzicht.
Klagers eerdere verzoeken van gelijke aard als de onderhavige van respectievelijk 28 augustus 2007, 17 september 2007, 19 mei 2008 en 4 februari 2010 zijn bij brieven van 5 september 2007, van 22 oktober 2007 en 19 mei 2008 en 11 maart 2010 door de
Staatssecretaris c.q. de Minister van (Veiligheid en) Justitie afgewezen.
De beroepscommissie heeft bij uitspraken 07/2890/TB d.d. 20 maart 2008, 08/1393/TB d.d. 21 oktober 2008 en 10/780/TB d.d. 27 augustus 2010 klagers beroepen gericht tegen de afwijzing van de verzoeken ongegrond verklaard.
Bij brief van 27 juli 2010 heeft klagers raadsman verzocht om hetgeen onder 1. is vermeld. Bij brief van 29 september 2010 heeft de Minister van Justitie geantwoord dat de verzoeken worden afgewezen.

3. De standpunten
Klager kan zich niet verenigen met de afwijzing van zijn overplaatsingsverzoek.
Uit het longstaybeleidskader van januari 2009 blijkt dat periodiek advies dient te worden uitgebracht door de landelijke adviescommissie plaatsing (LAP), waarbij telkens de longstayindicatie en de noodzaak van het voortduren van verblijf wordt
getoetst.
Voorts wordt verwezen naar de uitspraak van het gerechtshof Arnhem van 5 maart 2007 LJN AZ/9806 - de beroepscommissie leest hiervoor in de plaats: LJN AZ9802 - en naar de uitspraak van de beroepscommissie 07/2890/TB van 20 maart 2008.
Voorts wordt verwezen naar 09/1677/TB d.d. 29 december 2009 en 10/340/TB d.d. 7 juni 2010.
Het heeft er alle schijn van dat klagers behandeling in Veldzicht in een impasse is beland. Volgens Veldzicht wordt voortdurend getracht om klager voor te bereiden op een behandeling. Zelfs al zou dit waar zijn, quod non, dan is het tijdsverloop sinds
zijn plaatsing op de longstayafdeling in 1999 zodanig dat hij een kans moet krijgen elders zijn behandelbaarheid aan te tonen.
Hij is nimmer herbeoordeeld door onafhankelijke deskundigen ten aanzien van de vraag in hoeverre er sprake is van behandelmogelijkheden, hetgeen een schending oplevert van de in het longstaybeleidskader vastgelegde waarborg. Weliswaar is er door de
Minister in de bestreden beslissing een herbeoordeling van klager toegezegd, maar geen termijn is gesteld binnen welke dit zou moeten plaatsvinden. Gelet op de lange periode dat
klager reeds op de longstayafdeling zonder enig perspectief heeft doorgebracht, is de onzekerheid van deze toezegging onacceptabel.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft in de loop der tijd meerdere verzoeken tot overplaatsing gedaan die alle zijn afgewezen. De tegen deze beslissingen ingestelde beroepen zijn ongegrond verklaard. Verwezen wordt naar het standpunt ingenomen in 10/780/TB. In deze zaak is
door
de beroepscommissie geoordeeld dat een voortgezet verblijf van klager in een woonunit van de longstayafdeling, waarbij zijn behandelmogelijkheden (nog) steeds worden onderzocht niet onredelijk of onbillijk kon worden geacht.
Klagers situatie is sindsdien niet wezenlijk veranderd. Hij is nog immer delictgevaarlijk zonder dat er mogelijkheden zijn deze prognose in gunstige zin bij te stellen. Veldzicht heeft naar aanleiding van het verzoek tot overplaatsing laten weten dat
men voortdurend probeert klager ‘behandelklaar’ te maken. Deze pogingen hebben echter niet het gewenste resultaat opgeleverd. Veldzicht probeert nu via psychotherapie bij klager aanwezige blokkades te doorbreken om zodoende een behandelingang te
vinden.
Overplaatsing naar een andere inrichting ligt in dit licht bezien niet in de rede. Het feit dat klager al langere tijd in Veldzicht verblijft, doet daar niet aan af.
Een observatieplaatsing in het PBC zal naar verwachting van de behandelaars in Veldzicht te veel vergen van klager. Daarbij komt dat klager conform zijn plaats op de wachtlijst zal worden beoordeeld door onafhankelijke deskundigen in het kader van de
periodieke herbeoordeling. Naar verwachting zal klager in januari/februari 2011 worden beoordeeld. Er is geen aanleiding klager voorrang te verlenen boven andere verpleegden op de wachtlijst. Het gerechtshof Arnhem heeft in haar verlengingsbeslissing
van 30 maart 2010 uitgesproken geen aanleiding te zien voor onderzoek van klager in het PBC.

4. De beoordeling
De beroepscommissie vat het beroep op als te zijn gericht tegen het uitblijven van a) een herbeoordeling als bedoeld in het Beleidskader longstay forensisch zorg en b) het afwijzen van zijn verzoeken tot overplaatsing naar een behandelafdeling c.q. het
PBC of een andere longstayafdeling.

Voor wat betreft a) wordt het volgende overwogen.
In het ministeriële Beleidskader longstay forensische zorg van 19 januari 2009, dat op 1 juni 2009 in werking is getreden, is ter versterking van de rechtspositie van de patiënten longstay forensische zorg (hierna: lfz-patiënten) een periodieke,
driejaarlijkse toets geïntroduceerd, waarbij door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus nog gerechtvaardigd is. Daarbij wordt de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde onderzocht en wordt bezien of er nieuwe
interventies, medicijnen of andere omstandigheden zijn waardoor een op resocialisatie gerichte behandeling alsnog zou kunnen aanslaan. Voorwaarde bij de periodieke toets is dat de beoordelaar niet alleen het volledige dossier toetst maar de verpleegde
ook heeft gezien.

Uit eerdere rechtspraak, waaronder 09/1677/TB van 29 december 2009, volgt dat de beroepscommissie zich bevoegd acht beroepen te behandelen die zijn gericht tegen het uitblijven van een herbeoordeling, de periodieke toets naar de behandelingsvatbaarheid
van de betreffende ter beschikking gestelde, en het uitblijven van een wenselijk geachte overplaatsing van een lfz-voorziening naar een behandelinrichting dan wel van plaatsing in, of overplaatsing naar, een lfz-differentiatie, mede in aanmerking
genomen dat lfz-patiënten aan het Beleidskader longstay forensische zorg van 19 januari 2009 aanspraken kunnen ontlenen.

Niet in geding is dat klager op 1 juni 2009 langer dan drie jaar in een longstayvoorziening verbleef en daarom in aanmerking komt voor de herbeoordeling als bedoeld in het genoemde beleidskader.

Uit 09/1677/TB d.d. 29 december 2009 volgt dat een overgangsperiode van een jaar, gerekend vanaf 1 juni 2009, acceptabel geacht moet worden voor de implementatie van voornoemd beleidskader en dat dit met zich meebrengt dat herbeoordelingen vanaf 1 juni
2010 waarbij de termijn van drie jaar wordt overschreden, in beginsel als onredelijk of onbillijk moeten worden aangemerkt.

Klager verblijft sinds 1 april 1999 in een longstayvoorziening. De herbeoordeling van zijn longstaystatus heeft nog niet plaatsgevonden en namens de Minister is aangekondigd dat deze waarschijnlijk in januari/februari 2011 zal plaatsvinden. Het
voorgaande brengt mee dat het beroep in zoverre gegrond zal worden verklaard. De beroepscommissie is van oordeel dat in gevallen als deze een financiële tegemoetkoming dient te worden toegekend, waarvan de hoogte wordt vastgesteld op een bedrag van €
75,= per maand vanaf 27 juli 2010 tot de datum van herbeoordeling.

Voor wat betreft b) wordt het volgende overwogen. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is de beslissing van de Minister tot afwijzing van een verzoek van een verpleegde om overplaatsing naar een behandelafdeling c.q. een andere
tbs-inrichting of het PBC vatbaar voor beroep.

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken: a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking
gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige
ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Namens de Minister is verwezen naar de eerdere uitspraak van de beroepscommissie 10/780/TB van 27 augustus 2010. Uit de stukken is niet gebleken noch is door klager en de raadsman aangevoerd dat er sinds de uitspraak 10/780/TB, die betrekking heeft op
het zelfde onderwerp als in het onderhavige beroep aan de orde, sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moet leiden. De beroepscommissie is van oordeel dat in afwachting van de hier bedoelde herbeoordeling niet
kan worden geconcludeerd dat een voortgezet verblijf van klager in een woonunit van de longstayafdeling, waarbij zijn behandelmogelijkheden (nog) steeds worden onderzocht, niet langer in de rede ligt.
De beslissing tot afwijzing van klagers verzoeken tot overplaatsing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a) gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt met betrekking tot a) de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op € 75,= per maand vanaf 27 juli 2010 tot de
datum waarop herbeoordeling zal plaatsvinden.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van b) ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 11 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven