Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1159/GA, 9 september 2011, beroep
Uitspraakdatum:09-09-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1159/GA

betreft: [klager] datum: 9 september 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 maart 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 augustus 2011, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord de plaatsvervangend vestigingsdirecteur [...] en klagers raadsman mr. T. Kemper.
Klager heeft vóór de zitting aan personeel van het Justitieel Medisch Centrum (JMC), in welk centrum klager verbleef, aangegeven dat hij niet ter zitting wenste te verschijnen.
Op 30 augustus 2011 is een schriftelijke verklaring van klager op het secretariaat van de Raad ontvangen, waarop is aangetekend dat klager niet ter zitting wenste te verschijnen ‘vanwege niet georganiseerd speciaal vervoer’.
Op 1 september 2011 heeft DV&O meegedeeld dat op 26 augustus 2011 een rolstoelbus naar het JMC is gereden om klager naar Vught te vervoeren en dat klager vervolgens het vervoer heeft geweigerd.
Op 2 september 2011 is een schriftelijke toelichting van klager op het secretariaat van de Raad ontvangen die is toegestuurd aan de directeur van de p.i. Grave.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel ingaande op 30 september 2010 in verband met werkweigering.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is geen sprake van dat klager op 30 september 2010 niet wilde werken. Hij kon niet werken. Hij heeft hevige pijnklachten. Klager kan niet lopen en zit in een rolstoel. De ene keer gaat het beter dan de andere keer. In de p.i.’s Vught en Arnhem is
hij
volledig arbeidsongeschikt verklaard.
Het is juist dat klager het bandje bezoekt. Hij gaat daar graag naar toe.
Op 30 september 2010 is klager niet gezien door een inrichtingsarts. De arbeids(on)geschiktheid van klager dient iedere dag te worden bekeken.
Bij inpakwerkzaamheden heb je je handen nodig. De polyneuropathie zit juist in klagers handen.

Klager heeft schriftelijk nog het volgende aangevoerd:
Hij heeft nooit geweigerd om naar de arbeid te gaan. De directeur heeft klager niet in staat gesteld om op 30 september 2010 alsnog naar de arbeid te gaan.
Klager verwijst naar de door hem overgelegde his-gegevens. Bij 29 september 2010 is vermeld dat klager de volgende dag opnieuw uitgenodigd zou worden voor het spreekuur als er geen verbetering zou zijn. Klager heeft dit opgevolgd en wordt hiervoor
gestraft.
De beslissing om hem een disciplinaire straf van drie dagen op te leggen, is niet met hem besproken noch meegedeeld.
Klager heeft zelf tegenover de inrichtingsarts aangegeven dat hij lichte werkzaamheden kan verrichten, waarbij hij kan zitten, mits zijn pijnen het toelaten.
De inrichtingsarts heeft klager omschreven als ‘zeer beperkt arbeidsgeschikt’.
Klager heeft altijd vrijwillig gewerkt toen dit niet verplicht was.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is op 30 september 2010 niet door inrichtingsarts gezien, maar wel de dag daarvoor. Met de inrichtingsarts was afgesproken dat klager twee uur per dag lichte werkzaamheden kon verrichten. Op 29 september 2010 was klager volgens de
inrichtingsarts
arbeidsgeschikt voor die werkzaamheden. Op 30 september 2010 heeft de directeur klager gevraagd of hij andere lichamelijke klachten had dan de dag tevoren op grond waarvan hij niet zou kunnen werken en klager heeft geantwoord dat hij geen andere
klachten had. De klachten die hij had waren de vorige dag door de inrichtingsarts beoordeeld. De directeur is afgegaan op het oordeel van de inrichtingsarts van de vorige dag.
Het is juist dat klager op 28 september 2010 oneigenlijk ziek was gemeld en geen straf is opgelegd.
Gesteld is dat door de werkmeester op 30 september 2010 zou zijn gezegd dat hij klager ziek zou melden. Dit is niet nagegaan. Als dat zo zou zijn, zou het rapport nooit op deze wijze zijn afgedaan.
Er was een discrepantie. Klager deed wel mee aan allerlei activiteiten, zoals naar het bandje gaan, maar weigerde te werken.
Klager was is staat om de lichte inpakwerkzaamheden die hem zijn aangeboden, te verrichten. Alle zorgvuldigheid is in acht genomen.

3. De beoordeling
Door de directeur is gesteld dat klager op 29 september 2010 door de inrichtingsarts c.q. de medische dienst arbeidsgeschikt is bevonden en dat op 30 september 2010 klager niet door de inrichtingsarts/medische dienst is gezien en dat klager de vraag
van
de directeur of hij die dag andere klachten had dan op 29 september 2010 ontkennend heeft beantwoord.
Uit de door klager overgelegde medische informatie blijkt dat klager op 29 september 2010 na bezoek aan de medische dienst is ziek gemeld en dat hij de volgende dag zich weer tot de medische dienst diende te richten als er geen verbetering was. Nu
klager op 30 september 2010 niet is gezien door de medische dienst c.q. de inrichtingsarts is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur niet zonder meer heeft kunnen aannemen dat er sprake was van arbeidsgeschiktheid, te meer nu uit de door
klager overgelegde medische informatie blijkt dat sprake is van een wisselend ziektebeeld.
De beroepscommissie zal gelet op het bovenstaande het beroep gegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij kent klager terzake een tegemoetkoming toe van € 22,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 22,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. J.P. Balkema en J.M.L. Pattijn MSM, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 9 september 2011

De voorzitter is buiten staat om deze uitspraak mede te ondertekenen.

secretaris

Naar boven