Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1066/TA, 19 augustus 2011, beroep
Uitspraakdatum:19-08-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1066/TA

betreft: [klager] datum: 19 augustus 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.P. Holthuis, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 maart 2011 van de beklagcommissie bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juli 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel zijn gehoord klagers raadsman mr. F.P. Holthuis, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Ter zitting van de beroepscommissie is afgesproken dat het hoofd van de inrichting en klagers raadsman schriftelijk nadere inlichtingen verstrekken. Deze inlichtingen zijn op 4 respectievelijk 5 augustus 2011 ontvangen en ter kennisneming doorgezonden
aan klager en zijn raadsman respectievelijk het hoofd van de inrichting.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering van vergoeding van de schade aan klagers elektrische fiets.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in de procedure tot en met de zitting in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is een oudere, hulpbehoevende man, die vanwege zijn medische conditie niet ter zitting aanwezig is. Klager mist zijn fiets heel erg. Hij heeft de fiets, inclusief accu, gekocht voor een bedrag van € 950,=.
De schadekwestie ligt bewijstechnisch lastig, maar de beklagcommissie trekt ten onrechte de zaak in de sfeer van de onrechtmatige daad. Klager vraagt een oordeel over eventueel klachtwaardig handelen van de inrichting op grond van de Bvt. Daarvan is
sprake, omdat door de eigen fietsmakerij van de inrichting is vastgesteld en daarmee vaststaat dat de accu en de motor van klagers elektrische fiets door de kou zijn stukgevroren en de inrichting heeft verzuimd ondanks eerdere toezegging een
fietsenstalling op het terrein van de inrichting te realiseren. Daardoor is inbreuk gemaakt op klagers eigendomsrecht, omdat zijn fiets niet meer bruikbaar is. Waar klager geheel afhankelijk is van de inrichting had niet klager, maar de inrichting
voor
een passende oplossing moeten zorgen, bijvoorbeeld door zijn fiets in één van de gebouwen te plaatsen. Klagers raadsman weet niet of met klager is gesproken over een hoes of andere alternatieven. Klager heeft de inrichting wel gevraagd of hij zijn
fiets
binnen in een brede gang van een gebouw mocht zetten. Volgens de inrichting kan dat niet, omdat dan iedereen daar zijn spullen wil stallen. Bij wijze van uitzondering had men klager gedurende de kou kunnen toestaan zijn fiets in die gang te stallen.
Dat
kan immers naar andere patiënten toe worden uitgelegd.

Namens het hoofd van de inrichting is in de procedure tot en met de zitting in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Volgens de fietsenmaker kan een elektrische fiets winterklaar gemaakt worden door de accu af te koppelen en de fiets op zijn minst onder een afdak te zetten, maar is het binnen stallen van de fiets het meest wenselijk.
Uit navraag bij klagers zorgmanager komt naar voren dat de tweede, in de inrichting aanwezige, elektrische fiets van een andere patiënt is gestald in de fietsenstalling voor het personeel. Deze mogelijkheid is ook aan klager aangeboden, evenals
stalling
van zijn fiets in de fietsenwerkplaats of montagehal. Klager wilde dat niet. Hij wilde zijn fiets alleen in de gang zetten. Dat verzoek is niet ingewilligd, omdat alle bewoners door die gang heen moeten lopen. Vermoedelijk had klager daarom gevraagd,
omdat een elektrische wagen van een medepatiënt in die gang stond.
Ter zitting van de beklagcommissie was een vervanger van klagers zorgmanager aanwezig. Mogelijk beschikte deze niet over informatie met betrekking tot de drie aan klager aangeboden alternatieven. Nu klager voldoende mogelijkheden voor de stalling van
zijn fiets zijn geboden, valt niet in te zien waarom de inrichting tot vergoeding van de schade zou moeten overgaan.

Bij brief van 5 augustus 2011 heeft klagers raadsman het volgende naar voren gebracht.
Klager ontkent dat de inrichting hem alternatieven voor stalling van zijn fiets heeft aangeboden. Niemand heeft hem verteld dat het mogelijk was zijn fiets in de fietsenstalling voor het personeel of het magazijn en/of de assemblagehal te plaatsen.
Volgens de overgelegde schriftelijke verklaring van de fietswerkplaats van de inrichting is klagers elektrische fiets door de Rijwielenzaak [...] te [...]onderzocht. Blijkens de overgelegde schriftelijke verklaring van deze rijwielenzaak is de schade
aan klagers fiets berekend op € 499,= voor de motor en
€ 399,= voor het batterijpakket en is € 54,= in rekening gebracht voor het verrichte schadeonderzoek.
De inrichting is gevraagd of zij mogelijkheden ziet voor het maken van nadere afspraken over een tegemoetkoming, waarop geen reactie is ontvangen.

Bij brief van 3 augustus 2011 is namens het hoofd van de inrichting nog het volgende naar voren gebracht.
In tegenstelling tot hetgeen onopzettelijk onjuist ter zitting is verklaard, komt uit navraag bij het personeel van klagers afdeling en de betrokken clustermanager naar voren dat niet is gebleken dat aan klager de mogelijkheid is geboden om zijn
elektrische fiets in de fietsenwerkplaats of montagehal te plaatsen. Wel was het voor klager mogelijk om zijn fiets te stallen in de overdekte fietsenstalling buiten het terrein, waarvan bewoners en het personeel gebruik kunnen maken. Dit is ook
meegedeeld aan bewoners van klagers afdeling. Wanneer deze mededeling is gedaan, is helaas niet meer uit rapportage te achterhalen. Volgens de clustermanager heeft het gros van de bewoners van de inrichting van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt,
omdat zij ook op het terrein gebruik van hun fiets wilden maken. Veel bewoners hebben in die periode een fiets aangeschaft in de wetenschap dat er geen fietsenstalling op het terrein was. Inmiddels zijn twee stallingvoorzieningen op het terrein
gerealiseerd.
Gelet op hetgeen door klager en zijn raadsman naar voren is gebracht, beschikt de beroepscommissie over een indicatie van de schade aan klagers elektrische fiets.

3. De beoordeling
Als onweersproken neemt de beroepscommissie aan dat klager vanwege zijn medische conditie een elektrische fiets à € 950,= heeft aangeschaft om zich op het terrein van de inrichting en tijdens verlof buiten de inrichting te kunnen verplaatsen. Klager
heeft de inrichting gevraagd zijn fiets in de winter in de gang te mogen stallen, daar er geen fietsenstalling op het terrein van de inrichting aanwezig is. Dit is hem geweigerd, waardoor zijn fiets buiten is blijven staan. Door de kou zijn de accu en
motor van klagers elektrische fiets kapotgevroren, waardoor hij zijn fiets niet meer kan gebruiken.

In de Bvt noch in de huisregels van de inrichting is voorzien in een regeling van de aansprakelijkheid van het hoofd van de inrichting voor zich binnen de inrichting bevindende eigendommen van verpleegden. Klager is daarom in beginsel aansprakelijk
voor
zijn eigendommen in de inrichting. Als echter sprake is van schade aan zijn eigendommen door toedoen van (het personeel van) de inrichting, is het alleszins redelijk de inrichting daarvoor aansprakelijk te houden.

Klager had een beschermingshoes voor zijn fiets kunnen aanschaffen, maar onduidelijk is of en in hoeverre hem dit door de inrichting is aangeraden en een dergelijke hoes tijdens de winter afdoende bescherming tegen de kou had kunnen geven. Klager is
wat
betreft de stalling van zijn fiets geheel afhankelijk van de inrichting en heeft hulp gevraagd teneinde zijn fiets in de winter binnen te kunnen stallen. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de bestaande mogelijkheid om zijn fiets in de overdekte
fietsenstalling buiten het terrein te stallen. Deze mogelijkheid is volgens de inrichting op een eerder, niet meer te achterhalen moment, aan de bewoners van klagers afdeling meegedeeld. Onweersproken is dat de elektrische fiets van een medepatiënt wel
in die overdekte fietsenstalling is gestald en geen schade heeft opgelopen.

Onder deze omstandigheden is de beroepscommissie van oordeel dat zowel klager als het hoofd van de inrichting ieder voor de helft aansprakelijk is voor de ontstane schade aan klagers elektrische fiets. De weigering om de door klager gestelde schade te
vergoeden moet dan ook deels onredelijk en onbillijk worden genoemd.
Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie acht het toekennen van een tegemoetkoming aangewezen, waarbij zij in dit geval tevens schadevergoedingsaspecten zal laten meewegen. Door klager is immers onderbouwd dat de schade aan zijn elektrische fiets, inclusief het bedrag voor
onderzoek naar de schade, in totaal € 952,= bedraagt.
De beroepscommissie stelt de tegemoetkoming daarom vast op € 476,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 476,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 19 augustus 2011

secretaris voorzitter

Naar boven