Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0995/GA, 18 augustus 2011, beroep
Uitspraakdatum:18-08-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/995/GA

betreft: [klager] datum: 18 augustus 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 maart 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 juli 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam Over Amstel, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Nieuwegein.
Klagers raadsman, mr. W.J. Ausma, heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van drie dagen, in afwachting van de uitkomst van het onderzoek naar een onenigheid tussen gedetineerden waarbij klager betrokken was;
b. een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens daadwerkelijke betrokkenheid bij een onenigheid met een medegedetineerde, waarbij die medegedetineerde met een mes is geraakt;
c. de tenuitvoerlegging van de hiervoor onder b vermelde disciplinaire straf in de Landelijke afzonderingsafdeling van de p.i. Vught (LAA), in afwachting van overplaatsing naar een andere inrichting;
d. het niet mogen ontvangen van bezoek tijdens het verblijf in de afzonderingscel in de p.i. Nieuwegein.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
Het beroep is voorts gericht tegen de beslissing van de beklagrechter om aan klager, ter zake van de gegrondverklaring van het tegen een schaderegeling ingesteld beklag, geen tegemoetkoming tot te kennen.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is nooit gehoord voordat hij in afzondering werd geplaatst. Er kwam direct een directeur bij klager en die gaf aan dat er over twee dagen meer duidelijkheid zou komen. Aan klager is vervolgens door de directeur – zonder dat klager verder werd
gehoord – een disciplinaire straf opgelegd. Klager heeft voor het voorval meerdere keren aangegeven dat hij problemen had met de betreffende medegedetineerde. Hem werd steeds te kennen gegeven dat het personeel daar niets aan kon doen. Klager was op
de
dag van het voorval in de keuken bezig en kreeg daar toen een klap van die medegedetineerde. Daarbij ging een tand door de lip van klager. Klager is naar de personeelswacht gegaan, maar daar werd gezegd dat er niets aan de hand was. Klager is daarop
teruggegaan naar de keuken om zijn bord op te halen. Daar waren meer toen meerdere mensen aanwezig. Klager heeft niemand gestoken. Klager had in de keuken geen mes bij zich, zijn eigen bestek lag op dat moment in zijn verblijfsruimte. Klager heeft de
medegedetineerde, die hem aanviel, alleen maar afgeweerd. Klager vraagt zich af hoe de betreffende penitentiair inrichtingswerker (p.i.w.-er) in het verslag kan verklaren dat hij wist dat klager zou hebben gestoken. Tijdens het voorval was er geen
personeel in de afdelingskeuken aanwezig. Klager heeft niet gezien dat die medegedetineerde gestoken werd, ook heeft hij geen bloed gezien. Klager heeft begrepen dat bij de politie aangifte tegen hem is gedaan. Klager heeft zich tijdens zijn detentie
steeds goed gedragen en nooit voor problemen gezorgd. Waarom zou klager dan in Nieuwegein opeens ander gedrag vertonen. Klager heeft in Nieuwegein met twee medegedetineerden problemen gehad. Klager is op 18 november 2010 naar de p.i. Vught
overgeplaatst. Blijkens het afschrift van zijn rekening-courant is op die datum € 64,43 van de rekening afgeschreven. Klager gaat er vanuit dat dit (ondermeer) de kosten voor het boek betrof. Andere uitgaven had klager toen niet gedaan.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is naar aanleiding van het voorval in afzondering geplaatst. De directeur heeft klager toen gehoord en hem gezegd dat een en ander moest worden onderzocht. Bij het steekincident waren geen personeelslieden aanwezig. Er is wel een mes gevonden in
de keuken en er was een gewonde gedetineerde. De afhandeling van het verslag is overgenomen door een andere directeur omdat de eerste directeur op vakantie ging. Die laatste directeur heeft aan klager de onderhavige disciplinaire straf opgelegd. Uit
het
opgemaakte verslag komt naar voren dat klager naar aanleiding van het incident is vastgehouden door aanwezige medegedetineerden. Uit het onderzoek werd aannemelijk dat klager bij het voorval betrokken was. Eerdere meldingen over een eventuele
onenigheid
tussen klager en die medegedetineerde zijn de directeur niet bekend. De collega-directeur heeft de bij het voorval betrokken gedetineerden gehoord. Uit de verklaringen van die medegedetineerden werd duidelijk dat een terugkeer van klager op de afdeling
niet wenselijk was. Klager was voornemens, aldus de verklaringen van medegedetineerden, een personeelslid en/of het afdelingshoofd iets aan te doen. De kosten voor het vernielde bibliotheekboek zijn niet ingehouden van klagers rekening-courant.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep naar voren is gebracht ten aanzien van de onderdelen a en d van het beklag, kan – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ten aanzien van
die onderdelen van het beklag ongegrond worden verklaard met bevestiging van de uitspraak van de beklagrechter.

Ten aanzien van de beslissing van de beklagrechter om aan klager ter zake van het gegrond verklaard beklag tegen de oplegging van een verplichting tot schadevergoeding, overweegt de beroepscommissie dat zij die beslissing juist acht. Niet is immers
aannemelijk geworden dat het schadebedrag daadwerkelijk van klagers rekening-courant is afgeschreven. Ook dit onderdeel van de uitspraak van de beklagrechter zal daarom ongegrond worden verklaard en de beslissing van de beklagcommissie zal ook in
zoverre worden bevestigd.

Ten aanzien van de opgelegde disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, met de tenuitvoerlegging daarvan in de LAA, geldt dat de directeur onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat klager, voorafgaand aan het nemen van de
betreffende beslissingen, door de directeur daadwerkelijk is gehoord. Weliswaar staat in de mededeling van de oplegging van de disciplinaire straf vermeld dat klager is gehoord, maar de directeur heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit horen heeft
bestaan uit méér dan de enkele mededeling van de strafoplegging. Dat is onvoldoende om van een serieus horen van klager te kunnen spreken. Daarbij komt nog dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager daadwerkelijk op de door de directeur
gestelde
wijze bij het steekincident betrokken was. Dat leidt ertoe dat de hiervoor genoemde bestreden beslissingen zijn genomen in strijd met de wet. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom in zoverre niet in stand blijven en het beklag dient in zoverre
alsnog gegrond te worden verklaard.
De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming in verband met de gegrondverklaring van de hiervoor genoemde onderdelen van het beklag. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 140,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van de onderdelen a en d van het beklag en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
Zij verklaart voorts het beroep tegen de beslissing van de beklagrechter dat aan klager ter zake van de gegrondverklaring van de klacht over een schadevergoedingsverplichting géén tegemoetkoming wordt toegekend, ongegrond en bevestigt ook dit onderdeel
van de uitspraak van de beklagrechter.
Zij verklaart het beroep gegrond ten aanzien van de onderdelen b en c van het beklag, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart dat beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 140,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. dr. H.K. Fernandes Mendes, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 augustus 2011

secretaris voorzitter

Naar boven