Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0579/JA, 25 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/579/JA

betreft: [klager] datum: 25 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1991], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 februari 2011 van de beklagcommissie bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hunnerberg te Nijmegen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 april 2011, gehouden in de j.j.i. De Heuvelrug, locatie Eikenstein, te Zeist, is namens de directeur van j.j.i. De Hunnerberg [...], hoofd primair proces, verschenen. Hij heeft namens de directeur verzocht om
de behandeling van de zaak aan te houden. Hiertoe heeft de beroepscommissie bij tussenbeslissing van 29 april 2011 besloten.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 mei 2011, gehouden in de j.j.i. De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord klager en de heer [...], algemeen directeur bij de j.j.i. De Hunnerberg.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek om begeleid incidenteel verlof om de bruiloft van zijn zus op 22 september 2010 te kunnen bijwonen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is in de j.j.i. geplaatst in het kader van een pij- maatregel.
Volgens klager heeft zijn intern trajectbegeleidster (hierna: itb-ster) hem voorgelogen en misleid. Zij zou de indruk hebben gewekt dat zijn verlofaanvraag was verzonden naar het Ministerie en dat de directeur alleen nog maar hoefde te tekenen.
Achteraf
bleek dat de verlofaanvraag nooit is verzonden. Klager heeft regelmatig navraag gedaan bij de itb-ster. Ongeveer vijf dagen voor de verlofdatum kreeg klager te horen dat men nog druk bezig was met zijn aanvraag. Kort daarna heeft klager vernomen dat
zijn verlofaanvraag niet naar het Ministerie was gestuurd. De itb-ster wist dit al eerder, maar loog hier aanvankelijk over. Klager vindt niet zozeer het feit dat hij geen verlof heeft gehad een probleem, maar de bejegening gedurende de periode vanaf
de
aanvraag.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur stelt dat er op grond van de Savry bij klager een hoog recidiverisico is vastgesteld. Klager is bij veel incidenten betrokken in de inrichting. Bij verlof zou klager terugkomen in de omgeving van het delict. Klagers zus is tijdens zijn
verblijf in De Hunnerberg nooit bij hem op bezoek geweest. Op grond van al deze feiten is de aanvraag niet ondertekend en met name de uitslag van de Savry heeft daarbij zwaar gewogen. De gedragsdeskundige is wel verzocht om de Savry opnieuw te bekijken
om zeker te weten dat de uitkomst klopte. Daarna is op vrijdag 17 september 2010 de beslissing om het verlof af te wijzen genomen. De itb-ster heeft het niet aangedurfd dit aan klager te vertellen zonder de aanwezigheid van een gedragskundige en zij
heeft klager toen niet de juiste informatie gegeven.
Ter zitting is door de directeur benadrukt dat hij klagers gevoel over de bejegening begrijpt. Hij erkent dat er in de communicatie naar klager fouten zijn gemaakt en er onterecht verwachtingen zijn gewekt. Immers, zodra bekend was dat de aanvraag niet
zou worden ondertekend had klager hier direct over geïnformeerd moeten worden.

3. De beoordeling
De beroepscommissie vat het beroep op als gericht tegen het niet aanvragen door de directeur van een verlofmachtiging en tevens gericht tegen de wijze van communicatie hierover. Klager heeft ter zitting benadrukt dat zijn beroep niet zozeer is gericht
tegen de weigering van de verlofaanvraag, maar dat zijn klacht vooral gaat om de verwaarlozing en misleiding in de procedure van de verlofaanvraag. Hij vraagt dan ook in beroep om hierop te focussen.

Ten aanzien van het niet aanvragen van een verlofmachtiging door de directeur wordt overwogen dat hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het
beroep zal daarom op dit punt ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie overweegt ten aanzien van de wijze van communiceren het volgende.
Door de directeur is erkend dat er sprake was van onduidelijke en onjuiste communicatie, waardoor er bij klager ten onrechte verwachtingen zijn gewekt. Klager had beter voorgelicht en op de hoogte gehouden moeten worden. De betreffende itb-ster had, op
het moment dat zij begreep dat de aanvraag niet ondertekend zou worden hiervan meteen klager op de hoogte moeten stellen en had hier niet enkele dagen mee mogen wachten. Onvolkomenheden als deze zijn ernstig omdat zij het vertrouwen dat tussen een
ingesloten jongere en medewerkers van de inrichting behoort te worden opgebouwd, ondermijnen.
Gelet op het vorenstaande zal het beroep van klager ten aanzien van dit onderdeel gegrond worden verklaard en zal hem de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep, betrekking hebbend op het niet aanvragen van een verlofmachtiging, ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de wijze van communiceren gegrond, vernietigt ten aanzien van dat onderdeel de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag dienaangaande alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager ten laste van de directeur een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, dr. Th.A.H. Doreleijers en dr. P.H. van der Laan, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 25 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven