Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1733/GV, 7 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:07-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1733/GV

betreft: [klager] datum: 7 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 juni 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Van klagers raadsman is op 27 juni 2011 een nadere toelichting op
het beroep ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om strafonderbreking in verband met zijn lichamelijke gesteldheid. Strafonderbreking kan worden verleend vanwege redenen van medische aard, indien de inrichtingsarts bevestigt dat
deze redenen aan het voortzetten van detentie in de weg staan. Niet is gebleken dat de inrichtingsarts om een dergelijke bevestiging is verzocht. Uit de bestreden beslissing komt naar voren dat in de inrichting waar klager verblijft onvoldoende
faciliteiten aanwezig zijn om aan de zorgbehoefte van klager te voldoen. Immers, indien de faciliteiten toereikend waren, behoefde klager niet overgeplaatst te worden naar het Justitieel Medisch Centrum (JMC) Haaglanden. Klager bestrijdt de stelling
van
de inrichting en de medisch adviseur dat in het JMC Haaglanden voldoende faciliteiten aanwezig zijn. De medische situatie van klager is dermate deplorabel dat dit aan voorzetting van de tenuitvoerlegging van de straf door middel van detentie in de weg
staat. De plaatsing van klager in het JMC is een onzekere in de toekomst liggende gebeurtenis, waarvan in ieder geval ten tijde van de bestreden beslissing niet vaststaat dat deze ook daadwerkelijk zal plaatsvinden. Klager wil zijn beroep mondeling
toelichten.
Klager verwijst naar de uitspraak van de beroepscommissie van 6 december 2007 (07/3012/GV). De beroepscommissie heeft in deze uitspraak het beroep gegrond verklaard wegens het ontbreken van een advies van de inrichtingsarts. De plaatsing van klager in
het JMC is niet genomen op grond van artikel 19, onder c, van de Regeling, selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, maar op grond van artikel 19, onder a, van deze Regeling. Op enig moment zal klager worden teruggeplaatst naar een
reguliere inrichting.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager verzoekt om strafonderbreking vanwege zijn lichamelijke gesteldheid. Klager heeft diabetes met daardoor enstige neuropathie met pijn en functieverlies van het proximale
motorische type. Er bestaat een vrijwel volledige parese van de beide onderbenen en de linker onderarm en hand. In een verklaring van de penitentiair geneeskundige [A] wordt gesteld dat klager binnen detentie niet de voorzieningen en hulp krijgt die in
de vrije maatschappij bij dergelijke klachten gebruikelijk is. De medisch adviseur geeft aan dat de medische zorg in het JMC Haaglanden wel voldoet aan de eisen voor klagers zorg. Klager is op 20 mei 2011 aangemeld voor het JMC Haaglanden en verblijft
aldaar sinds 15 juni 2011.
Het gerechtshof heeft in het arrest rekening gehouden met alle omstandigheden, inclusief de lichamelijke gesteldheid van klager. De verklaring van [A] bevat geen nieuwe of zwaarwegende omstandigheden, op grond waarvan van eerdere beslissingen moet
worden afgeweken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuid te Arnhem heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het Openbaar Ministerie is negatief ten opzichte van strafonderbreking. De politie heeft geen bezwaar tegen de komst van klager naar het
verlofadres.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager zijn beroep mondeling toe te lichten af. De beroepscommissie overweegt hierbij dat een mondelinge behandeling de zeker in verlofzaken
wenselijke spoedige afhandeling doorgaans in de weg staat. Nu klager geen gronden heeft aangevoerd waarom hij gehoord wil worden, ziet de beroepscommissie geen aanleiding van voornoemd uitgangspunt af te wijken.

Klager is in eerste aanleg veroordeeld wegens verkrachting. Zijn fictieve einddatum is op of omstreeks 20 juli 2013.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof. Op grond van artikel 37 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd
dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan. Op grond van artikel 19, onder a, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een Penitentiair Ziekenhuis (thans het JMC) gedetineerden worden
geplaatst die medische behandeling behoeven waarvoor opname in een ziekenhuis geïndiceerd is. Tevens kunnen op grond van artikel 19, onder c, van deze Regeling gedetineerden in het JMC worden geplaatst die langdurig extra medische verzorging behoeven
en
ten gevolge daarvan niet of zeer moeilijk in een reguliere inrichting of afdeling kunnen verblijven.

Klager verzoekt om strafonderbreking vanwege zijn medische situatie. Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft klager een verklaring overgelegd van 17 april 2011 van de penitentiair geneeskundige [A]. Na een bezoek aan klager in de locatie Zuid te
Arnhem,
concludeert [A] onder meer dat in de “huidige situatie”, waarmee is bedoeld de situatie in de locatie Zuid, sprake is van detentieongeschiktheid. Klager is aangewezen op hulp van het personeel. Over de hulpvraag bestaat echter onduidelijkheid bij het
personeel en er zijn volgens [A] geen structurele afspraken vastgelegd. Alleen indien binnen detentie mogelijkheden kunnen worden gecreëerd voor dagbehandeling in een revalidatiekliniek, hulp bij douchen en toiletbezoek en verbetering van de
rolstoeltoegankelijkheid van de inrichting (o.a. de toegang tot de luchtplaats) is volgens [A] sprake van gelijkwaardige zorg en kan detentie verantwoord plaatsvinden.
Uit de stukken komt naar voren dat klager inmiddels is overgeplaatst naar het JMC Haaglanden. Volgens een e-mailbericht van 18 april 2011 van de medisch adviseur voldoet het JMC Haaglanden aan de eisen die aan de verzorging van klager gesteld worden.
Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 7 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven