Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3012/GV, 6 december 2007, beroep
Uitspraakdatum:06-12-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3012/GV

betreft: [klager] datum: 6 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 oktober 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Het verblijf in een cel is voor klager met zijn lichamelijke klachten ondraaglijk. Klager wacht iedere
week af wat er met zijn gezondheid gaat gebeuren. Door de stress is klager zeven kilo afgevallen. De uroloog heeft nadrukkelijk aangegeven dat voor het herstel klager geen stress mag hebben. Klager krijgt elke week een chemokuurbehandeling. Klager en
zijn gezin kunnen dit geestelijk niet meer aan. Klager heeft een advies overgelegd van 20 november 2007 van de uroloog van het Jeroen Bosch Ziekenhuis, die strafonderbreking adviseert. Het CJIB heeft klager een betalingsvoorstel gedaan. Klager meent
dat
zijn gezondheid voor het geld dient te gaan.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft om strafonderbreking verzocht in verband met een medische behandeling. De medisch adviseur van het Ministerie van Justitie concludeert dat de medische behandeling vanuit
de
inrichting kan geschieden. Strafonderbreking is niet absoluut noodzakelijk.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Nieuw Vosseveld te Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De medisch adviseur van het Ministerie van Justitie acht strafonderbreking niet geïndiceerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat meerdere subsidiaire hechtenisstraffen van in totaal 910 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de wet Terwee. De einddatum van klagers detentie valt op of omstreeks 1 februari
2010.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond
van artikel 37 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan
de
voortzetting van detentie in de weg staan.

Klager vraagt strafonderbreking aan in verband met zijn slechte gezondheid. Klager dient een chemokuurbehandeling te ondergaan. Uit het advies van de medisch adviseur van het Ministerie van Justitie van 11 oktober 2007 komt naar voren dat de
(blaas)spoelingen doorgang moeten vinden, echter dat deze behandelingen ook vanuit de inrichting kunnen geschieden. Een strafonderbreking is volgens de medisch adviseur niet geïndiceerd. Dit advies staat haaks op het advies van 20 november 2007 van de
uroloog van het Jeroen Bosch Ziekenhuis, die het verzoek om strafonderbreking ondersteunt. Verder is bij de stukken geen advies van de inrichtingarts gevoegd die, gelet op artikel 37 van de Regeling, zich een oordeel moet vormen of de
gezondheidssituatie van klager de voortzetting van de detentie in de weg staat. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Minister wegens een gebrekkige motivering niet in stand kan blijven. Het beroep zal derhalve
gegrond
worden verklaard en de Minister zal worden opgedragen na het inwinnen van een (hernieuwd) advies bij de inrichtingsarts en de medisch adviseur een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 6 december 2007

secretaris voorzitter

Naar boven