Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1316/GB, 7 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:07-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/1316/GB

Betreft: [klager] datum: 7 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.D.J. Visschers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 april 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Niendure te Almelo en aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) (een zogenaamd gestapeld traject)
afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 21 december 2010 in Nederland gedetineerd. Hij is in het kader van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) vanuit Duitsland naar Nederland overgebracht. Hij verblijft sinds 13 januari 2011 in de gevangenis van de
locatie Ooyerhoek Zutphen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Er is niets dat een plaatsing van klager in een z.b.b.i. in de weg staat. Over klager is voldoende bekend. Klager heeft voor zijn detentie in Nederland een jaar in Duitsland in detentie verbleven. Klager wordt onevenredig benadeeld doordat hij een
groot
deel van zijn detentie in Duitsland heeft uitgezeten. Er is onterecht gesteld dat er pas over drie maanden gekeken zal worden of klager voor een z.b.b.i. in aanmerking komt. Een rapportage over klagers gedrag en ontwikkeling had al lang beschikbaar
dienen te zijn, te meer nu klager aan alles dat van hem verlangd werd volledig heeft meegewerkt.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De adviezen van het Openbaar Ministerie (OM) en de inrichting waar klager thans verblijft, waren negatief gezien de relatief korte tijd die klager in de gevangenis van de locatie Ooyerhoek Zutphen verblijft ten opzichte van de einddatum van klagers
huidige detentie van 10 augustus 2012. Gelet op de internationale verhoudingen en gevoeligheden welke aan de overdracht van een opgelegde langdurige straf kleven, is het niet wenselijk en gepast klager nu al in aanmerking te laten komen voor een
dergelijke plaatsing met regimaire verloven. Van belang is goed te bezien hoe klager zich gedraagt en ontwikkelt, zo dat een gedegen advies gegeven kan worden of en wanneer klager in aanmerking kan komen voor detentiefasering. Plaatsing van klager in
een z.b.b.i. is op z’n vroegst mogelijk vanaf 10 februari 2012 en plaatsing in een z.b.b.i. met aansluitend deelname aan een p.p. is mogelijk vanaf 30 april 2012. Gezien de argumentatie van het OM en inrichting, is ervoor gekozen om klager nog voor een
periode van drie maanden te observeren en vanaf dat moment, 28 juli 2011, is het mogelijk om klager wederom aan te bieden voor detentiefasering.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van ten minste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226, = hebben openstaan,
een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcrt. 2000,176 ) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt.
Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) wordt geregeld vanaf welk moment een begin kan worden gemaakt met de tenuitvoerlegging van een p.p. en aan welke eisen de beslissing van de selectiefunctionaris
dient te voldoen.

4.4. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De einddatum van klagers huidige detentie valt
op of omstreeks 10 augustus 2012. Klagers strafrestant van zijn huidige detentie bedraagt meer dan zes maanden. Gelet op artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komt hij vooralsnog niet in aanmerking voor
plaatsing in een inrichting met een zeer beperkt beveiligingsniveau.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 7 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven