Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0293/GA, 29 juni 2011, beroep
Uitspraakdatum:29-06-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/293/GA

betreft: [klager] datum: 29 juni 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 januari 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de voornoemde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. B. Anik om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager na zijn overplaatsing diverse goederen mist.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De beslissing van de beklagcommissie ontbeert een deugdelijke motivering. Enerzijds wordt in de beslissing geconcludeerd dat er bij binnenkomst een televisie is geregistreerd, anderzijds wordt geconcludeerd dat de beslissing, gelet op alle in
aanmerking
komende belangen, redelijk en billijk wordt geacht. Dan blijft er een simpele vraag over die onbeantwoord is gebleven, namelijk wat is er dan met de televisie gebeurd? De beklagcommissie heeft zich onvoldoende over deze zaak gebogen. Het beklag is
onterecht ongegrond verklaard en verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren.
Klager wil samen met zijn advocaat het hoger beroep mondeling toelichten, zodat klager de zaak kan verduidelijken en ook de bewijzen op de zitting kan aantonen. Door de stukken en de informatie van klager kan er worden aangetoond dat er doelbewust
frauduleus wordt gehandeld.

De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. De standpunten zoals eerder verwoord in het verweerschrift aan de beklagcommissie van 4 november 2010 blijven gelden. Klager is vanuit de afzondering overgeplaatst naar de penitentiaire inrichting
Leeuwarden. Zodra een gedetineerde in afzondering wordt geplaatst, wordt zijn cel conform de regelgeving afgesloten. Alleen medewerkers kunnen dan nog in zijn cel. Volgens de standaardprocedure heeft er een celontruiming plaatsgevonden door twee
medewerkers van de inrichting en daar is een ontruimingsverslag van opgemaakt. In het ontruimingsverslag staan de door klager genoemde goederen niet vermeld. Ondanks speurwerk in de locatie Norgerhaven is de televisie met hetzelfde zegelnummer als van
klagers televisie niet gevonden. Geconcludeerd kan worden dat de televisie aanwezig was ten tijde van binnenkomst en afwezig ten tijde van de ontruiming. Wat er in de tussentijd met de televisie en de overige vermiste goederen is gebeurd, valt onder de
verantwoordelijkheid van klager.
Klager geeft in zijn beroepschrift slechts aan dat hij in beroep gaat tegen de uitspraak. Enige gronden om deze onvrede te onderbouwen heeft klager niet toegevoegd. Uit artikel 69, eerste lid, van de Pbw volgt dat een ingesteld beroep met redenen
omkleed dient te worden. Aan dit vereiste heeft klager niet voldaan. Een reactie van de kant van directeur zou neerkomen op een herhaling van de in het verweerschrift van 4 november 2010 weergegeven opvattingen. Gelet op het feit dat klager niet aan
het
gestelde in artikel 69, eerste lid, van de Pbw heeft voldaan, acht de directeur een inhoudelijke reactie op het beroepschrift niet noodzakelijk. Verzocht wordt het beroepschrift van klager niet-ontvankelijk te verklaren.

3. De beoordeling
Klager heeft aangegeven dat hij met zijn advocaat het beroep mondeling wil toelichten, zodat hij de zaak kan verduidelijken en mogelijke bewijzen kan aanleveren. Hij heeft daarbij niet aangegeven op welke punten precies verduidelijking nodig is en
evenmin wat hij wil bewijzen en aan de hand waarvan hij dat wil doen. De brief van klagers advocaat bevat geen verzoek tot mondelinge toelichting. Het verzoek van klager wordt afgewezen. De gronden van het verzoek zijn algemeen van aard en het verzoek
is niet herhaald door de advocaat. Op basis van de in beroep overgelegde stukken acht de beroepscommissie zich voldoende voorgelicht om op het beroep te beslissen.

Anders dan de directeur acht de beroepscommissie het beroep ontvankelijk. De Pbw schrijft weliswaar voor dat de gronden voor het beroep moeten worden aangevoerd, maar verbindt aan het ontbreken ervan geen niet-ontvankelijkheid. Volgens vaste
rechtspraak
van de beroepscommissie blijft deze reactie beperkt tot de gevallen waarin een advocaat of een directeur, ondanks een verzoek de gronden voor het beroep alsnog te geven, dit niet doet.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van C.J. ten Ham, secretaris, op 29 juni 2011

secretaris voorzitter

Naar boven