Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1564/SGA, 25 mei 2011, schorsing
Uitspraakdatum:25-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/1564/SGA

Betreft: [klager] datum: 25 mei 2011

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. R.J.C. Bindels, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde p.i., inhoudende dat de aan verzoeker verstrekte harde schijf ter controle wordt ingenomen
en pas na controle weer ter beschikking van verzoeker zal worden gesteld.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 3 mei 2011 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 24 mei 2011.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Namens verzoeker is - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat aan verzoeker ter voorbereiding van zijn strafzaak een externe harde schijf ter beschikking is gesteld. Hierop zijn het strafdossier en correspondentie met zijn raadsman opgeslagen. De
directeur heeft op 3 mei 2011 bepaald dat de externe harde schijf op inhoud moet worden gecontroleerd. Met verzoeker is toen afgesproken dat die controle zou plaatsvinden tijdens het onderwijsuur door de onderwijsmedewerker in het bijzijn van
verzoeker.
Omdat het een zogenaamd “megadossier” betreft, is de onderwijsmedewerker er niet in geslaagd om alle mappen en bestanden op de harde schijf binnen het onderwijsuur te controleren. Daarop is besloten de schijf in beslag te nemen en om de inhoud van de
schijf op een ander moment, buiten aanwezigheid van verzoeker, te controleren. Verzoeker heeft nu, na ruim drie weken, de harde schijf nog steeds niet teruggekregen. Verzoeker is van mening dat het inbeslagnemen en controleren van de schijf in strijd
is
met artikel 37 juncto 36 van de Pbw en artikel 6 van het EVRM. Ook is de tijdsduur van de inbeslagname onredelijk lang. Om die redenen wordt verzocht de beslissing van de directeur te schorsen, zodat verzoeker weer de beschikking krijgt over zijn harde
schijf.

De directeur heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gebracht. Verzoeker heeft in de inrichting de beschikking over een laptop en een externe harde schijf om zich voor te bereiden op zijn strafzaak. Omdat verzoeker een
promotieonderzoek doet binnen de inrichting mag hij die apparatuur ook daarvoor gebruiken. Hij mag binnen de afdeling onderwijs ook via het internet informatie zoeken voor zijn promotie, die hij op de harde schijf mag opslaan. Hierover zijn met
verzoeker duidelijke afspraken gemaakt. Enige weken geleden ontstond twijfel over het feit of verzoeker zich aan de gemaakte afspraken zou houden. Hij zou andere informatie hebben opgeslagen dan waarvoor hij toestemming had. Met verzoeker is
afgesproken
dat hij samen met de docent onderwijs de harde schijf zou laten controleren in zijn bijzijn. Omdat verzoeker weigerde bepaalde wachtwoorden te geven, kon de controle niet worden uitgevoerd. Hierop is besloten de harde schijf in beslag te nemen met het
doel de betreffende bestanden door de informatiebeveiliging te laten controleren. Dit neemt enige tijd in beslag. Dat tijdsverloop heeft verzoeker aan zichzelf te wijten door niet mee te werken aan de afgesproken controle.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Op grond van de inlichtingen van de directeur is voorshands voldoende aannemelijk dat verzoeker geen (volledige) medewerking heeft verleend aan de controle van de zich op de harde schijf bevindende informatie. Gelet daarop is de beslissing om de harde
schijf ter controle in beslag te nemen niet onredelijk of onbillijk. Het beroep op het bepaalde in artikel 37 van de Pbw kan – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – niet slagen omdat deze bepaling ziet op – kortweg – papieren geprivilegieerde
post en niet op digitale bestanden. Voor zover verzoeker digitale correspondentie met zijn raadsman heeft opgeslagen op de harde schijf, geldt de bescherming van artikel 37 van de Pbw – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – voor deze bestanden
niet. De voorzitter gaat er overigens van uit dat bij controle slechts gekeken wordt of de zich op de harde schijf bevindende informatie is toegestaan en dat van de inhoud daarvan verder geen enkel gebruik wordt gemaakt door (medewerkers van) de
inrichting.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is er – reeds gelet op de voorshands aannemelijke weigering van verzoeker om medewerking te verlenen – ook geen sprake van handelen in strijd met het bepaalde in artikel 6 van het EVRM.

Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

De voorzitter gaat er bij zijn beslissing overigens van uit dat verzoeker weer de beschikking krijgt over de harde schijf zodra de controle is afgerond.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gegeven door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 25 mei 2011.

secretaris voorzitter

Naar boven