Nummer: 11/696/GB
Betreft: [klager] datum: 16 juni 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.T. Nooitgedagt, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 1 maart 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Klager is, bijgestaan door zijn raadsman, op 29 april 2011 door een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing uit de Terroristen Afdeling (TA) te Vught naar een normaal beveiligde afdeling dan wel inrichting afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 10 november 2004 gedetineerd. Sinds 20 september 2006 verblijft hij op de TA Unit 1 van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt, zoals weergegeven in het verslag van horen van klager en zijn raadsman, toegelicht.
“Klager verblijft al sinds 2006 op de TA. Klager hoort daar niet. Hij is vervreemd van zijn medegedetineerden en zit feitelijk helemaal alleen. Hij verwijst hiervoor naar zijn brief die is gepubliceerd door de Volkskrant, waarin hij duidelijk afstand
heeft gedaan van zijn vroegere radicale gedachtegoed. Het personeel op de TA kan beamen dat klagers denkwijze is veranderd. Klager wil in contact komen met andere mensen. Hij ziet nu bijna geen andere mensen. De bezoekmogelijkheden zijn beperkt. Zijn
totale vrijheidsstraf is netto 8,5 jaren voor drie feiten, namelijk poging tot doodslag, verboden wapenbezit en lidmaatschap van een terroristische organisatie. Voor het laatstgenoemde misdrijf heeft klager een relatief korte vrijheidsstraf (15
maanden,
net als alle medeverdachten in de strafzaak) opgelegd gekregen. Klager verblijft inmiddels vijf jaren op de TA. Zijn v.i.-datum is over twee jaren en klager wil beginnen aan zijn resocialisatie, die door alles wat hij heeft meegemaakt langer dan
gebruikelijk tijd zal vergen. Dat kan niet op de TA. Klager bevindt zich in een groot sociaal isolement. Er zijn nog twee gedetineerden op de TA. Klager is al anderhalf jaar vervreemd van hen. Hij ziet ze weliswaar dagelijks, maar in het weinige
contact
met hen is sprake van discussie en spanning. Dit is stressvol. Het sociaal isolement zal binnenkort in een feitelijk isolement veranderen, omdat de twee gedetineerden zullen vertrekken uit de TA. Het is onrechtvaardig dat geen rekening wordt gehouden
met klagers persoonlijke omstandigheden. Klager lijdt daadwerkelijk onder het onnodig strenge regime op de TA. Er is geen noodzaak klager langer op de TA te houden. Hij komt in aanmerking voor een normaal regime.”
De raadsman verwijst inhoudelijk naar een aanbiedingsbrief van de Staatssecretaris van het Ministerie van Veiligheid en Justitie aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 1 april 2011 en het evaluatierapport ‘Terroristen in
detentie’
van de Rijksuniversiteit Groningen 2010 (het evaluatierapport). Voorts wordt ook inhoudelijk verwezen naar het advies van de RSJ van 2006. De plaatsingscriteria voor de TA zijn te algemeen geformuleerd, namelijk de verdenking of veroordeling van een
terroristisch misdrijf. Het doel van de TA is te voorkomen dat gerekruteerd wordt. Benadrukt wordt dat klagers veroordeling niet onherroepelijk is. Er is sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel. Zo zijn leden van de Tamil Tijgers en gedetineerde
Q. die veroordeeld zijn voor misdrijven met een terroristisch oogmerk nimmer op de TA geplaatst. Klager verbleef bijna een jaar in een normaal huis van bewaring (h.v.b.) voordat hij op de TA werd geplaatst. In het h.v.b. waren er in het geheel geen
problemen. De raadsman heeft 11 van de 30 personen die op de TA verbleven c.q. verblijven bijgestaan. Voor de persoonlijke gevolgen, de verzwarende detentieomstandigheden en het psychologisch effect van het verblijf op de TA wordt verwezen naar
pagina’s
82 en 83 van het evaluatierapport. Die gevolgen en omstandigheden doen zich ook en met name voor bij klager. Op de TA is sprake van schending van de artikelen 3 en 8 van het EVRM. De raadsman heeft voor het verzoek van uitplaatsing uit de TA contact
gehad met de Advocaat-Generaal van de strafzaak. De Advocaat-Generaal heeft toen meegedeeld dat er van uitgegaan kan worden dat het uitplaatsingsverzoek bij hem terecht zou komen. Kennelijk is dat niet gebeurd en is de Advocaat-Generaal niet gekend.
Wat
de mening van het Openbaar Ministerie in deze is, is dus onbekend. Voorts wordt meegedeeld dat artikel 26a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (hierna: de Regeling) imperatief is voorgeschreven. Er is een recht voor
gedetineerden op de TA op detentiefasering, maar geen beperking om een gedetineerde in een eerder stadium uit de TA te plaatsen. Op de pagina’s 116 en 117 van het evaluatierapport staan de trajecten van gedetineerden die op de TA verblijven omschreven.
Negen gedetineerden zijn wegens contra-indicaties eerder dan volgens de wettelijke termijn van artikel 26a van de Regeling uit de TA weggeplaatst. Uitplaatsing uit de TA vindt dus plaats. Gezien de doelstelling van de TA en het feit dat klager
gewijzigd
is qua geloofsovertuiging en dat van radicalisme geen sprake meer is, is ook in dit geval sprake van een contra-indicatie voor het langer laten blijven van klager op de TA, dient die plaatsing geen enkel redelijk doel meer en dient eerder dan
omschreven
in artikel 26a van de Regeling uitplaatsing plaats te vinden. Op pagina 125 van het evaluatierapport omschrijft het personeel de gedetineerden op de TA als modelgedetineerden die zouden kunnen functioneren in een normaal regime. Op pagina 127 heeft de
klankbordgroep gemeld dat er een zorgvuldige beslissing genomen dient te worden of een gedetineerde op de TA geplaatst wordt. Ipso facto geldt dit ook voor een uitplaatsing uit de TA. Voorts ontbreekt, anders dan bijvoorbeeld bij een plaatsing op de
EBI, een periodieke toets van de noodzaak van voortgezet verblijf op de TA. Hiervoor wordt verwezen naar pagina 130 van het evaluatierapport. Dat zo een toets ontbreekt, verhoudt zich niet met de eisen die voortvloeien uit het EVRM. Er is geen noodzaak
voor voortdurende inbreuken op de artikelen 3 en 8 van het EVRM (welke inbreuken voortvloeien uit de wijze waarop het TA-regime is vormgegeven) en die inbreuken zijn dan ook ongerechtvaardigd.
Klagers persoonlijke omstandigheden zijn gewijzigd. Zijn gepubliceerde brief hierover is positief ontvangen door deskundigen en het NCTb. De bestreden beslissing is standaard gemotiveerd. Er heeft geen individuele toetsing plaatsgevonden. In zijn
beslissing gaat de selectiefunctionaris op geen van de aangevoerde feitelijke, persoonlijke en juridische argumenten in en is deze mede daarom niet toereikend gemotiveerd, verhoudt deze zich niet met het doel van de TA en is deze in strijd met de
rechtsbeginselen van het EVRM. Ten slotte onderstreept de raadsman het gewicht van de Raad als hoogste rechterlijke instantie in deze. Bij een negatieve beslissing rest klager niets anders dan zich te richten tot het Europese Hof, wat gelet op de lange
duur van die procedure, voor klager niet een effectieve rechtsgang oplevert.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Inhoudelijk wordt verwezen naar de bestreden beslissing. In die beslissing is vermeld dat klager is veroordeeld voor een terroristisch misdrijf. De voorlopige einddatum van de detentie is 9 juli 2013. Gelet op artikel 26a van de Regeling is
uitplaatsing
in dit stadium van de gevangenisstraf niet aan de orde. Rond 9 juli 2012 zou eventueel sprake kunnen zijn van een overplaatsing uit de TA. De beslissing om klager niet uit de TA te plaatsen, is gebaseerd op de geldende wet- en regelgeving.
4. De beoordeling
4.1. De TA is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen en vrouwen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.
4.2. Artikel 20a van de Regeling luidt:
“In de Terroristen Afdeling worden gedetineerden geplaatst die:
a. verdacht worden van een terroristisch misdrijf;
b. al dan niet onherroepelijk veroordeeld zijn wegen een terroristisch misdrijf;
c. voor of tijdens hun detentie een boodschap van radicalisering verkondigen of verspreiden daaronder mede begrepen wervingsactiviteiten voor doeleinden die in strijd zijn met de openbare orde en veiligheid dan wel de orde of veiligheid in de
inrichting;
tenzij uit informatie van het GRIP of het Openbaar Ministerie voorvloeit dat plaatsing op een Terroristen Afdeling niet is geïndiceerd.”
4.3. Artikel 26a van de Regeling luidt:
“Een in een Terroristen Afdeling verblijvende gedetineerde als bedoeld in artikel 20a onder b die eenderde deel van de aan hem onherroepelijk opgelegde vrijheidstraf of vrijheidsbenemende maatregel heeft ondergaan en wiens strafrestant tenminste vier
maanden en ten hoogste één jaar bedraagt, wordt uit de Terroristen Afdeling geplaatst, tenzij:
a. er sprake is van uitlevering of dreigende uitlevering;
b. er sprake is van een verhoogd maatschappelijk risico bij ontvluchting;
c. er gedurende het laatste jaar van het verblijf op de Terroristen Afdeling sprake is geweest van het verkondigen of verspreiden van een boodschap van radicalisering daaronder mede begrepen wervingsactiviteiten voor doeleinden die in strijd zijn
met de openbare orde en veiligheid dan wel de orde of veiligheid in de inrichting.”
4.4. Klager ondergaat thans een gevangenisstraf van 13 jaar, opgelegd bij arrest van 17 december 2010, wegens vijfvoudige poging tot moord, verboden wapenbezit en deelneming aan (een) criminele organisatie(s) met terroristisch oogmerk. De voorlopige
v.i.-datum valt op of omstreeks 9 juli 2013.
4.5. De bestreden beslissing houdt met uitsluitend een beroep op de artikelen 20a en 26a van de Regeling in dat thans plaatsing van klager uit de TA niet aan de orde is. Die bepalingen, noch afzonderlijk noch in samenhang gelezen, dwingen er niet
toe
dat een in de TA geplaatste gedetineerde eerst uitgeplaatst kan worden op het in artikel 26a van de Regeling genoemde moment. Het beroep tegen de bestreden beslissing zal derhalve gegrond worden verklaard. De bestreden beslissing zal worden vernietigd
en de selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 16 juni 2011
secretaris voorzitter