Wij hanteren het volgende kleurenschema (tabel 1) om onze beoordeling inzichtelijk te maken:
4.1.1 Tijdige toekenning van het pgb
Het zorgkantoor heeft een zorgplicht. Dit houdt in dat het zorgkantoor zorgt dat een verzekerde tijdig toegang heeft tot zorg, ongeacht de leveringsvorm (artikel 4.2.1, lid 2, Wlz). Het zorgkantoor zorgt ervoor dat de verzekerde krijgt waar hij recht op heeft. Dit geldt ongeacht wat de verzekerde kiest (Memorie van Toelichting Wlz, kamerstukken 33 891, nr. 3, pag. 25).
Als een verzekerde kiest voor het pgb-Wlz, zorgt het zorgkantoor dat het budget beschikbaar is binnen redelijke termijn (artikel 4.2.1, lid 2, sub b, Wlz). Het is vanzelfsprekend dat het zorgkantoor dan ook het besluit over toekenning of weigering van het pgb neemt binnen een redelijke termijn. Wat die redelijke termijn is, geeft de Wlz niet afzonderlijk aan.
Het zorgkantoor legt zijn besluit vast in een beschikking. Deze beschikking valt onder de Awb. Daarom gaat de NZa uit van de beslissingstermijn in artikel 4:13 van de Awb voor de redelijke termijn volgens de Wlz. Dit betekent dat het zorgkantoor binnen 8 weken vanaf de aanvraag zijn besluit over toekenning of weigering van het pgb vastlegt in een beschikking. Het tijdsverloop van aanvraag tot en met de beschikking van het zorgkantoor vormt de doorlooptijd waarover wij in het vervolg spreken.
Het zorgkantoor kan de termijn verlengen als nadere informatie nodig is (artikel 4:15, lid 1 Awb). Hiervoor schort het zorgkantoor de termijn op tot de verzekerde de informatie aanlevert of de termijn voor aanlevering van extra gegevens is verstreken (artikel 4:15, lid 2, Awb). Verlenging van de termijn kan niet onbegrensd plaatsvinden. Het zorgkantoor moet namelijk zorgen dat een verzekerde tijdig toegang heeft tot zorg. De verlenging moet passen binnen de zorgplicht van het zorgkantoor. Hiervoor is geen concrete termijn gegeven. De NZa sluit hiervoor aan bij de termijn uit artikel 3.3.6 van de Wlz. Dit houdt in dat wanneer de termijn is verlengd door opschorting, het zorgkantoor binnen 13 weken na aanvraag het besluit vastlegt in een beschikking. Ook gaan wij ervan uit dat wanneer het zorgkantoor de pgb-aanvraag afwijst, het zorgkantoor de verzekerde binnen die 13 weken bemiddelt naar zorg in natura.
Er zijn situaties waarin de zorgbehoefte van de verzekerde acuut is. In dat geval is toegang tot zorg eerder nodig dan volgens de hiervoor genoemde termijnen. Dan hoort tijdige toegang tot de juiste zorg leidend te zijn.
De zorgverlening moet tijdig op gang komen, ter voorkoming van onnodige risico's voor de verzekerde. Zoals hiervoor aangegeven, maakt dat deel uit van de zorgplicht van het zorgkantoor. Voor deze acute situaties moet het zorgkantoor een spoedprocedure hebben. Het zorgkantoor stelt vast hoe lang de verzekerde verantwoord kan wachten op zorg. Dit geldt vervolgens als de redelijke termijn waarbinnen het zorgkantoor beschikt op de pgb-aanvraag.
Het zorgkantoor dient zijn werkzaamheden op een doelmatige wijze uit te voeren (artikel 4.2.5 Wlz). Dit houdt in dat het zorgkantoor het toekenningsproces zo inricht dat de pgb-aanvraag binnen redelijke termijn wordt afgehandeld. Maar ook dat vertragende of nalopende werkzaamheden worden voorkomen, zoals bezwaar- en beroepsprocedures. Het zorgkantoor bereikt dit alleen als het toekenningsproces doelmatig is ingericht. Hiervoor sluit de NZa aan bij de geldende eisen voor beheerste organisatie-inrichting en professionele bedrijfsvoering voor Wlz-uitvoerders. Deze eisen maken de bedrijfsvoering inzichtelijk en ook afgestemd op de werkzaamheden van het zorgkantoor (artikel 4.1.1, lid 1, Besluit langdurige zorg (Blz)). De NZa heeft deze eis uitgewerkt (artikel 11 TH/ NR-015 en artikel 8 TH/BR-027).
Dat betekent dat de volgende onderdelen worden vastgelegd om te kunnen spreken van een beheerste en professionele procesinrichting voor een tijdige toekenning:
-
Vaststellen van normtijden (paragraaf 4.1.1.1);
-
Sturen op normtijden (paragraaf 4.1.1.2);
-
Beheersen van afhankelijkheden (paragraaf 4.1.1.3);
-
Continue procesverbetering (paragraaf 4.1.1.4);
-
Interne audit (paragraaf 4.1.1.5).
4.1.1.1 Vaststellen van normtijden
Het zorgkantoor bepaalt zelf hoe hij zijn toekenningsproces voor pgb inricht. De wet stelt hiervoor geen regels. Wel moet het zorgkantoor in het toekenningsproces in ieder geval de volgende stappen nemen:
-
De budgethouder of vertegenwoordiger informeren over de mogelijkheid om een persoonlijk plan aan te bieden (artikel 3.3.3, lid 2, Wlz). Het zorgkantoor betrekt het persoonlijk plan bij het besluit op de aanvraag (artikel 3.3.3, lid 3, Wlz);
-
De formele toekenningsgronden beoordelen (artikel 3.3.3, lid 4, Wlz);
-
De formele weigeringsgronden beoordelen (artikel 3.3.3, lid 5, Wlz, artikel 3.6.2, lid 1, Blz, artikel 5.9 Rlz en artikel 5.11, lid 2 Rlz);
-
Het budgetplan beoordelen (artikel 5.8, lid 1, Rlz);
-
Het bewuste-keuze gesprek (BKG) voeren. In dit gesprek bespreekt het zorgkantoor de aanvraag met de verzekerde en/of diens vertegenwoordiger (artikel 5.8, lid 3, Rlz);
-
Indien van toepassing, de hoogte van het toe te kennen budget vaststellen (artikel 5.19 Rlz);
-
Het besluit vastleggen in een beschikking (artikel 5.19 Rlz).
Beheerste en professionele inrichting van het toekenningsproces houdt onder andere in dat het zorgkantoor het toekenningproces opdeelt in deelprocessen en uit te voeren activiteiten. Het zorgkantoor stelt voor elke activiteit een normtijd vast waarbinnen die activiteit moet worden uitgevoerd. De normtijden van de verschillende activiteiten bij elkaar opgeteld, vormen de totale doorlooptijd voor de beschikking op de pgb-aanvraag.
Met deze deelprocessen ziet het zorgkantoor erop toe dat de activiteiten voor het beoordelen van en beslissen op de pgb-aanvraag tijdig worden uitgevoerd. Daarnaast kan het zorgkantoor tijdig bijsturen als normtijden worden overschreden. Op deze manier zorgt het zorgkantoor dat binnen redelijke termijn wordt beschikt op de pgb-aanvraag.
Aan de hand van de ingediende informatie zien wij op dit onderdeel het volgende:
Wij zagen in de informatie die zorgkantoren deelden, dat de zorgkantoren de doorlooptijden van de toekenningsprocedures volgen. Maar ook zagen wij dat zorgkantoren daarvoor niet allemaal (tevoren) een normering bepalen. Dit heeft tot gevolg dat zorgkantoren niet, althans niet aantoonbaar, sturen op doorlooptijden. Zorgkantoren geven aan dat zij ingrijpen bij te lange doorlooptijden. Toch blijkt uit de overgelegde informatie niet dat de zorgkantoren die doorlooptijd normeren. Dat betekent dat zorgkantoren niet van tevoren bepalen bij welke feitelijke doorlooptijden zij ingrijpen in het proces.
Dit betekent ook dat het voor verzekerden niet duidelijk is welke doorlooptijden zij mogen verwachten bij hun pgb-aanvraag. Hierdoor kunnen zij niet inschatten vanaf welk moment zij een zorgkantoor hierop kunnen aanspreken.
Niet alle zorgkantoren werken met een tevoren bepaalde doorlooptijd voor het proces van toekenning. Zorgkantoren die deze doorlooptijd wel vaststellen, baseren deze vaak op de doorlooptijden die het zorgkantoor in de praktijk laat zien.
De doorlooptijden die zorgkantoren voor zichzelf bepalen, liggen steeds dichtbij of zijn gelijk aan, de termijn die de Awb als algemene regel stelt voor het afgeven van beschikking. Die bedraagt 8 weken, ofwel 56 dagen (artikel 4:13, tweede lid, van de Awb). Dat betekent dat in de eigen aansturing geen ruimte is gelaten ten opzichte van het wettelijk vereiste. Wanneer vertraging optreedt buiten de beïnvloeding van het zorgkantoor, komt de wettelijke termijn onvermijdelijk in gevaar. Enkele zorgkantoren geven aan dat wanneer zij hun eigen norm niet halen, zij dan ook de wettelijke norm niet halen.
Tabel 2
Verwachtingen ten aanzien van normering van de doorlooptijd:
Wij verwachten dat het zorgkantoor de wettelijke norm van 8 weken om een pgb-aanvraag af te handelen uitdrukkelijk in hun procesbeschrijving(en) borgen. Waar relevant dient dit in de normering van deelprocessen tot uitdrukking te komen. Het zorgkantoor dient eventuele verlenging van de doorlooptijd uitdrukkelijk te normeren. Hierbij gaat de NZa uit van een maximale doorlooptijd van 13 weken.
Ook verwachten wij dat het zorgkantoor voorziet in:
-
een procedure voor spoedaanvragen, die ruim binnen 8 weken afgehandeld kan worden, en;
-
tijdige overdracht naar zorg in natura in gevallen waarin geen pgb wordt toegekend.
4.1.1.2 Sturen op normtijden
Om het toekenningsproces beheerst en professioneel te organiseren, moet het zorgkantoor een doelmatig proces inrichten. Hiermee bewaakt het zorgkantoor dat activiteiten binnen hun normtijd worden uitgevoerd. Dit betekent dat het zorgkantoor objectief meet en vastlegt of de verschillende activiteiten worden uitgevoerd binnen de gestelde normtijden. Het zorgkantoor rapporteert hierover aan het verantwoordelijk management. Bij structurele overschrijding van de gestelde normtijden neemt het verantwoordelijk management passende maatregelen. Hiermee zorgt het management dat activiteiten alsnog binnen normtijden worden uitgevoerd. De bedrijfsvoering van alle zorgkantoren wordt aangestuurd door de verzekeringsconcerns waar zij bij horen. Die concerns vallen onder de Wet op het financieel toezicht. Deze wet stelt eisen aan de kwaliteit en beheersing van de bedrijfsvoering. Daarom verwachten wij dat de kwaliteit van de bedrijfsvoering voor het hele concern op gelijk niveau wordt aangestuurd.
Aan de hand van de ingediende informatie zien wij op dit onderdeel het volgende:
Alle zorgkantoren registreren of bewaken de doorlooptijden van het toekenningsproces. De uitkomsten hiervan worden in ieder geval als managementinformatie ingezet en dus om te sturen. Echter, die sturing vindt niet bij alle zorgkantoren op voorhand plaats. Er wordt ingegrepen naar aanleiding van signalen of incidenten. Niet bij alle zorgkantoren blijkt dat tijdens het proces wordt bijgestuurd op basis van proactieve maatregelen.
Wanneer bij overschrijding van de normtijd maatregelen worden genomen om alsnog binnen de normtijden te komen, is sturing op normtijden niet eenduidig mogelijk. Zorgkantoren geven weliswaar aan dat zij ingrijpen wanneer doorlooptijden te ver oplopen, maar alleen achteraf en zonder een duidelijk aanwijsbare richting. Sturing veronderstelt dat juist overschrijding zoveel mogelijk wordt voorkómen. Bijvoorbeeld door bewaking op deelprocessen en mijlpalen binnen het volledige proces. Of door een interne normering te bepalen binnen de (uiterste) grenzen van de wettelijke norm.
Tabel 3
Verwachtingen ten aanzien van de sturing op de doorlooptijd:
Wij verwachten dat het zorgkantoor bij waarnemingen over het niet realiseren van genormeerde doorlooptijden maatregelen neemt waarmee die realisatie wel wordt bereikt. Hieronder vallen ook afspraken met andere onderdelen in de organisatie. Bijvoorbeeld over het oplossen van storingen. Wij verwachten dat het zorgkantoor niet alleen het waarnemen en rapporteren van gerealiseerde doorlooptijden ten opzichte van de normering borgt, maar ook de opvolging daarvan. Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden daaromtrent dienen te zijn geborgd en vastgelegd.
4.1.1.3 Beheersen van afhankelijkheden
Het zorgkantoor en de budgethouder zijn beiden verantwoordelijk voor hun aandeel in het toekenningsproces. Het zorgkantoor is hierbij afhankelijk van de budgethouder. Onder andere voor de tijdige en juiste aanlevering van het budgetplan, de aanvraagformulieren en het tijdig voeren van het BKG. De budgethouder is afhankelijk van de kwaliteit van de informatie die het zorgkantoor verstrekt om de benodigde informatie correct aan te leveren. Deze afhankelijkheden zijn van invloed op de uitvoering van de activiteiten binnen de normtijden. Uiteindelijk is dit ook van invloed op de tijdige beschikking op de pgb-aanvraag.
Om het toekenningsproces beheerst en professioneel te organiseren, moet het zorgkantoor een juist en volledig beeld hebben van de relevante afhankelijkheden in het proces. Wanneer het zorgkantoor een juist en volledig beeld heeft, kan het proactief maatregelen treffen. Zo kan het zorgkantoor de invloed van deze afhankelijkheden voorkomen of beperken. Op deze manier zorgt het zorgkantoor dat de activiteiten zo goed mogelijk binnen de normtijden worden uitgevoerd, ondanks de afhankelijkheden.
Aan de hand van de ingediende informatie zien wij op dit onderdeel het volgende:
Als belangrijke oorzaak voor lange doorlooptijden wijzen de zorgkantoren op de medewerking van de cliënt. De cliënt moet de juiste gegevens op tijd aanleveren, of nadere vragen op tijd beantwoorden. Zorgkantoren geven aan hierdoor afhankelijk te zijn van de cliënt voor de verdere afhandeling van de aanvraag. Of en hoe zij bij de betreffende cliënt sturen op reacties blijkt niet overal.
Zorgkantoren geven aan hun processen te monitoren en deze te verbeteren. Ook hier is niet waarneembaar waaraan deze verbeteringen worden genormeerd. Dit komt doordat zorgkantoren van tevoren niet vastleggen naar welke doorlooptijden zij zich richten.
Tabel 4
Verwachtingen ten aanzien van de beheersing van afhankelijkheden:
Wij verwachten dat het zorgkantoor de relevante afhankelijkheden benoemt en hiervoor beheersmaatregelen borgt. Deze beheersmaatregelen zullen effectiever zijn wanneer deze gekoppeld zijn aan doorlooptijden binnen het toekenningsproces. Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden daaromtrent dienen te zijn geborgd en vastgelegd. Daarvoor is nodig dat ook voor de deelprocessen doorlooptijden zijn bepaald en geborgd.
4.1.1.4 Continue procesverbetering
Om het toekenningsproces beheerst en professioneel te organiseren, moet het zorgkantoor een doelmatig proces inrichten voor continue verbetering van het toekenningsproces. Het zorgkantoor legt dit proces vast in een actuele beschrijving. Het zorgkantoor onderzoekt proactief en systematisch welke verbeteringen mogelijk zijn in het toekenningsproces. Verbeteringen worden systematisch vastgelegd en ingevoerd. Continue procesverbetering is zodoende een instrument om de beheersing en de kwaliteit van het toekenningsproces te verbeteren. En ook om verspillingen en afhankelijkheden tegen te gaan.
Aan de hand van de ingediende informatie zien wij op dit onderdeel het volgende:
De meeste van de zorgkantoren presenteren een brede aanpak en probleemanalyse. Maar deze lijken vooral reactief of projectmatig te zijn. Of zelfs eenmalig. De activiteiten ter verbetering komen eveneens uit deze reactieve aanpak voort. Hiermee bedoelen wij dat zorgkantoren pas in actie komen wanneer de omstandigheid hierom vraagt. Wat vaak niet blijkt, is in hoeverre deze activiteiten deel uit (gaan) maken van een permanent en proactief in te zetten geborgd traject, zoals een PDCA-cyclus.
Verder wijzen alle zorgkantoren erop dat zij signalen en mogelijkheden voor verbeteringen met medewerkers bespreken, bijvoorbeeld in werkoverleggen en dagstarts. Alle goede intenties daarvan ten spijt, het betrekken van medewerkers en geregeld bespreken van mogelijke ingrepen, is geen geborgd proces.
Tabel 5
Verwachtingen ten aanzien van continue procesverbetering:
Wij verwachten dat het zorgkantoor een permanent verbeterproces inricht. Dit proces moet borgen dat noodzakelijke verbeteringen in het toekenningsproces voor pgb-aanvragen proactief worden geïdentificeerd en ook gerealiseerd. Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden daaromtrent dienen te zijn geborgd en vastgelegd.
4.1.1.5 Interne audit
Om het toekenningsproces beheerst en professioneel te organiseren, betrekt de interne auditdienst (IAD) van het zorgkantoor het toekenningsproces van pgb-aanvragen in zijn werkzaamheden. Dat houdt in dat de IAD jaarlijks een risicoanalyse uitvoert om te beoordelen of een interne procesaudit op het toekenningsproces moet worden uitgevoerd. De interne procesaudit is een systematische periodieke controle op het verloop van een proces. Een onafhankelijke auditor voert de audit uit. De auditor onderzoekt of de daadwerkelijke uitvoering van het toekenningsproces overeenkomt met de procesbeschrijvingen en werkinstructies. Ook onderzoekt de auditor of het zorgkantoor de activiteiten uitvoert binnen de gestelde normtijden. De auditor constateert eventuele afwijkingen en bepaalt de ernst van die afwijking. De auditor legt de bevindingen vast in een rapport aan het verantwoordelijk management van het zorgkantoor. De interne procesaudit is zodoende een instrument om risico's en verbetermogelijkheden voor het toekenningsproces boven tafel te krijgen. De uitkomsten dragen bij aan de continue procesverbetering van het toekenningsproces.
Aan de hand van de ingediende informatie zien wij op dit onderdeel het volgende:
Alle zorgkantoren geven aan audits te laten uitvoeren. Echter, bij de meeste zorgkantoren gaat het dan om audits op het geheel van de processen of activiteiten van het zorgkantoor. In een aantal gevallen leidt dat tot één oordeel, al dan niet met aanbevelingen. Wij leiden hieruit af dat zorgkantoren de uitvoering van het toekenningsproces van pgb-aanvragen niet als op zichzelf staand audit-object zien. Noch zien wij dat het toekenningsproces als audit-object wordt betrokken in de risicoanalyse voor de vaststelling van het auditjaarplan. Structurele aandacht vanuit audit voor het belang van de individuele aanvrager van een pgb bij tijdige afhandeling van een aanvraag is dan niet zichtbaar.
Enkele zorgkantoren hebben, ondanks onze vraag, geen auditrapport ingestuurd.
Tabel 6
Verwachtingen ten aanzien van interne audit van het toekenningsproces:
Wij verwachten dat de IAD van het zorgkantoor jaarlijks het toekenningsproces van pgb-aanvragen betrekt in de geborgde risicoanalyse voor de totstandkoming van het jaarplan. De IAD legt de risicoanalyse en de hierbij gemaakte afwegingen over het wel/niet uitvoeren van de procesaudit navolgbaar vast. Indien van toepassing voert de IAD een procesaudit uit op het toekenningsproces. Hierbij worden bevindingen en aanbevelingen navolgbaar vastgelegd in een auditrapport.
4.1.2 Doelmatige toekenning van het pgb
Het pgb-Wlz is een subsidie. Oftewel een maximum budget (geldbedrag) waarvoor de budgethouder zelf zorg inkoopt (artikel 3.6.3 Blz). Het zorgkantoor dient zijn werkzaamheden op een doelmatige wijze uit te voeren (artikel 4.2.5 Wlz). Dit houdt in dat het zorgkantoor het toekenningsproces zodanig inricht dat het geen onnodige zorg verstrekt en voorkomt dat uitgaven onnodig hoog zijn (artikel 4.2.5 Wlz). Het zorgkantoor waarborgt dit alleen als het toekenningsproces doelmatig is ingericht. Hiervoor sluit de NZa aan bij de geldende eisen voor beheerste organisatie-inrichting en professionele bedrijfsvoering voor Wlz-uitvoerders. Deze eisen betekenen dat de Wlz-uitvoerder de bedrijfsvoering op een inzichtelijke wijze vastlegt en afstemt op de werkzaamheden in zijn rol van zorgkantoor (artikel 4.1.1, lid 1, Blz). De NZa heeft deze eis nader uitgewerkt in beleidsregels (artikel 11 TH/ NR-015 en artikel 8 TH/BR-027).
Dat betekent dat de volgende onderdelen worden vastgelegd om te kunnen spreken van een beheerste en professionele procesinrichting voor doelmatige toekenning:
4.1.2.1 Toekennen van een passend budget
Het zorgkantoor treft maatregelen ter voorkoming van de verstrekking van onnodige zorg en van uitgaven die hoger zijn dan noodzakelijk (artikel 4.2.5 Wlz). Dit houdt in dat het zorgkantoor niet onnodig hoge pgb-budgetten toekent aan budgethouders. Het zorgkantoor kent een passend pgb-budget toe bij de zorgbehoefte van de budgethouder. Dit betekent dat het zorgkantoor een lager budget toekent als de budgethouder een kleinere zorgbehoefte heeft dan het zorgpakket volgens zijn/haar zorgprofiel. Het zorgkantoor kent nooit een hoger budget toe dan het maximumbudget. Het kan voordomen dat de budgethouder een grotere zorgbehoefte heeft dan vanuit het zorgprofiel gefinancierd kan worden. In dat geval kan de budgethouder extra budget in de vorm van een toeslag (meerkosten of Extra Kosten Thuis (EKT)) aanvragen bij het zorgkantoor.
Om het toekenningsproces beheerst en professioneel te organiseren, kent het zorgkantoor de budgethouder een passend en doelmatig budget toe. Het zorgkantoor richt een doelmatig proces in om voor elke budgethouder een budget op maat vast te stellen. Hierin betrekt het zorgkantoor in ieder geval de CIZ-indicatie, het budgetplan en het persoonlijk (zorg)plan van de budgethouder. Hiermee borgt het zorgkantoor dat het niet onnodig hoge budgetten toekent aan de budgethouders.
Aan de hand van de ingediende informatie zien wij op dit onderdeel het volgende:
Alle zorgkantoren geven aan zich te richten naar de toekenningstabel. In beginsel volgt men die, zolang de aanvraag niet een hoger bedrag aangeeft. Aanpassingen naar beneden zijn mogelijk, maar worden niet door alle zorgkantoren structureel en op voorspelbare wijze uitgevoerd. Een van de zorgkantoren stelt altijd het door de aanvrager opgegeven bedrag te volgen, gecombineerd met een vaste opslag.
Geen van de zorgkantoren laat zien dat en hoe men een eigen beoordeling heeft ingericht op de passendheid van het gevraagde budget. Aanpassingen op basis van EKT of Meerzorg noemen alle zorgkantoren.
Tabel 7
Verwachtingen ten aanzien van het toekennen van een passend budget:
Wij verwachten dat het zorgkantoor een beoordelingswijze die voorziet in een onderbouwde doelmatige toekenning van het budget borgt. Ook voor een budget binnen de toekenningstabel. Hierbij moeten zowel te hoge (te veel budget) als te lage (te weinig zorg beschikbaar) toekenningen te worden voorkomen. Daarin moet zichtbaar zijn hoe het zorgkantoor, anders dan de toekenningstabel, een eigen oordeel geeft over de hoogte van het toe te kennen bedrag. Dit oordeel dient onderbouwd en herleidbaar te worden vastgelegd. Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden daaromtrent dienen te zijn geborgd en vastgelegd.
4.1.2.2 Betrekken van zorginhoudelijke expertise
Het zorgkantoor beoordeelt of het pgb op doelmatige wijze voorziet in toereikende zorg van voldoende kwaliteit en of er sprake is van verantwoorde zorg (artikel 3.3.3, lid 4, sub a en c, Wlz). Enerzijds beoordeelt het zorgkantoor of de beoogde samenstelling van het pgb, zoals beschreven in het budgetplan, voorziet in de zorgbehoefte van de budgethouder. Anderzijds beoordeelt het zorgkantoor of de zorgbehoefte passend is bij de indicatie en het gezondheidsprobleem van de budgethouder. In deze beoordelingen maakt het zorgkantoor zorginhoudelijke afwegingen. Hiervoor is specifieke zorginhoudelijke expertise nodig.
Het zorgkantoor betrekt tijdens het beoordelen van en het beschikken op de pgb-aanvraag op het juiste moment zorginhoudelijke expertise. Dit is een voorwaarden om het toekenningsproces beheerst en professioneel te organiseren. Om deze expertise tijdig te betrekken, richt het zorgkantoor een proces in. Dit gebeurt zowel in de beoordeling van de aanvraag als bij de vaststelling van het budget. Door op het juiste moment zorginhoudelijke expertise te betrekken, wordt op een verantwoorde wijze voorzien in de zorgbehoefte van de budgethouder. Ook voorkomt het dat onnodige of te weinig zorg wordt verstrekt.
Aan de hand van de ingediende informatie zien wij op dit onderdeel het volgende:
Alle zorgkantoren geven aan dat op enig moment zorginhoudelijke expertise wordt betrokken in de toekenning. Echter: op welke gronden en momenten dat gebeurt is niet bij alle zorgkantoren beschreven en geborgd. Het betrekken van een deskundige collega, zoals een adviserend verpleegkundige of een medisch adviseur, wordt in een aantal gevallen overgelaten aan het oordeel van de zaakbehandelaar.
Voor niet alle betrokken medewerkers worden eisen aan zorginhoudelijke kennis gesteld.
Tabel 8
Verwachtingen ten aanzien van het betrekken van zorginhoudelijke expertise:
Wij verwachten dat het zorgkantoor in het reguliere toekenningsproces de inzet van zorginhoudelijke expertise borgt. Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden daaromtrent moeten zijn geborgd en vastgelegd. Niet alleen door aanpassingen in de werkwijze, maar ook in de functieomschrijvingen van de betrokken medewerkers. Daaruit moet blijken hoe en op basis van welke overwegingen het zorgkantoor een eigen oordeel vormt over de hoogte van het pgb. De functieomschrijvingen borgen de beschikbaarheid van de benodigde expertise binnen het proces.