3.2 Realisatie vervolgopleidingen
Uitgangspunt voor de aanvraag tot vaststelling zijn het Uniform kader en de beleidsregel. Het aantal personen en fte dat op het aanvraagformulier is ingevuld, moet voldoen aan de voorwaarden uit artikel 4 en artikel 8 van de beleidsregel. Begripsbepalingen staan in artikel 1 van de beleidsregel. De accountant stelt de juistheid vast van het aantal op het aanvraagformulier ingevulde personen en fte, inclusief de specifieke eisen uit artikel 4 en artikel 8 van de beleidsregel. In het bijzonder:
− Artikel 4.2: nadere voorwaarden, voorschriften en beperkingen voor de beschikbaarheidbijdrage;
− Artikel 8: de berekening van de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen.
Hieronder staan de belangrijkste aandachtspunten voor deze specifieke eisen. Enkele punten wijken af van de beleidsregel. Waar dat van toepassing is, staat dat expliciet vermeld.
3.2.1 Algemeen
a. Het aantal gerealiseerde opleidingsplaatsen in personen en in fte moet op het aanvraagformulier bij de juiste opleiding en in het juiste veld worden ingevuld. Het betreft in het aanvraagformulier de velden: realisatie instroom (in personen), realisatie instroom (in fte), doorstroom (in personen)[1] en realisatie doorstroom (in fte).
b. De berekening van het aantal gerealiseerde (opgeleide) fte per persoon in opleiding vindt als volgt plaats:
“Aantal uren gerealiseerde opleiding volgens de personeels- of salarisadministratie van de zorgaanbieder” gedeeld door “uren reguliere werkweek overeenkomstig de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst of sectorale rechtspositieregeling”.
Het gerealiseerde aantal opgeleide fte per persoon is het aantal uren dat deze persoon in het jaar 2018 feitelijk aan opleiding heeft gevolgd volgens de administratie van de opleidende zorgaanbieder. Deze realisatie wordt gemaximeerd tot de collectieve arbeidsovereenkomst of sectorale rechtspositieregeling van de opleidende zorgaanbieder waar de opgeleide persoon zijn formeel dienstverband heeft. De accountant hoeft niet vast te stellen dat het aantal toegekende uren van persoon in opleiding aansluit met het aantal fte in het opleidingsregister.
Een rekenvoorbeeld:
Jantine is 1 september gestart met haar opleiding tot klinisch psycholoog. Ze heeft in het jaar dus 4 maanden opleiding gevolgd, dat staat gelijk aan 0,33 jaar. Ze is voor 32 uur per week in dienst, maar wordt 27 uur per week opgeleid (dit is het maximum conform het opleidingsregister). Uit de geldende cao blijkt dat een fulltime plaats 36 uur omvat. Het aantal fte dat voor Jantine in de aanvraag ingevuld mag worden is dan:
0,33 * 27 / 36 = 0,25 fte
c. Een boventallige (medisch) specialist in opleiding is iemand die is ingestroomd voor eigen rekening, voor rekening van de opleidende zorgaanbieder of voor rekening van derden. Deze (medisch) specialist in opleiding is niet subsidiabel en de zorgaanbieder kan voor deze (medisch) specialist in opleiding geen beschikbaarheidbijdrage ontvangen. Boventallige (medisch) specialisten in opleiding zijn niet subsidiabel en kunnen geen aanspraak maken op beschikbaarheidbijdrage. Zij mogen bij de berekening van het aantal fte niet worden meegenomen.
d. Eén persoon mag maximaal met 1 fte worden ingevuld op het aanvraagformulier.
e. De accountant stelt vast dat in het aanvraagformulier alleen personen zijn opgenomen die als subsidiabel zijn geregistreerd in het opleidingsregister als bedoeld in artikel 4.2a van de beleidsregel. Niet-subsidiabele personen mogen niet opgenomen zijn in het aanvraagformulier. De accountant hoeft geen aansluiting te maken met het aantal fte in het opleidingsregister,
f. Op grond van artikel 4.2a van de beleidsregel is de opleidende zorgaanbieder verantwoordelijk voor het juist en tijdig registreren van de opleidingsgegevens van de (medisch) specialist in opleiding bij de registratiecommissie en de opleidingsinstellingen als genoemd in artikel 1.2 van de beleidsregel. Indien sprake is van afwijkingen in het aantal subsidiabele personen, dient de opleidende zorgaanbieder een toelichting bij het aanvraagformulier op te nemen. De accountant dient deze toelichting te betrekken bij zijn onderzoek.
g. De subsidiabiliteit van een opleideling per opleidingsregister kan door de accountant volgens onderstaande tabel worden vastgesteld:
Registratiecommissie
|
Hoe wordt in het opleidingsregister inzichtelijk of een opleideling op een subsidiabele plek wordt opgeleid?
|
Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS) van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG)
|
Indien bij de opleideling niet de toelichting “boventallig” of “gefinancierd buiten het opleidingsfonds” of “AIOS Defensie” is opgenomen in de kolom ‘bijzonderheid’ van de registratie, is er sprake van een subsidiabele plaats.
|
Stichting Opleiding Klinisch Fysicus (OKF)
|
Alle in de registratie opgenomen opleidelingen hebben betrekking op subsidiabele personen. Niet subsidiabele personen zijn niet in de registratie opgenomen.
|
Specialisten Registratiecommissie van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (SRC KNMP)
|
Indien geen toelichting met “boventallig” in de registratie van de opleideling is opgenomen, is sprake van een subsidiabele plaats.
|
Registratiecommissie van de Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde (NVKC)
|
In het register is bij de opleideling specifiek vermeld of sprake is van een subsidiabele of niet-subsidiabele plaats.
|
Registratiecommissie Tandheelkundig Specialismen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (RTS KNMT)
|
Indien van de opleideling niet de toelichting “boventallig” of “gefinancierd buiten het opleidingsfonds” of “AIOS Defensie” is opgenomen in de kolom ‘bijzonderheid’ van de registratie, is er sprake van een subsidiabele plaats.
|
Commissie Registratie en Toezicht (CRT) van de Federatie van Gezondheidszorgpsychologen en psychotherapeuten (FGzPt)
|
In het register is bij de opleideling specifiek vermeld of sprake is van een subsidiabele of niet-subsidiabele plaats.
|
Registratiecommissie Specialismen Verpleegkunde (RSV) Vereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN)
|
In het register is bij de opleideling specifiek vermeld of sprake is van een subsidiabele of niet-subsidiabele plaats.
|
De betrouwbaarheid van het opleidingenregister valt buiten de reikwijdte van het onderzoek van de accountant.
3.2.2 Aanvullende voorwaarden
De accountant dient vast te stellen of de opleidende zorgaanbieder de volgende aanvullende voorwaarden overeenkomstig de beleidsregel in acht heeft genomen bij het invullen van het aanvraagformulier:
a. De beschikbaarheidbijdrage kan, naast de in artikel 4.7 van de beleidsregel genoemde omstandigheden, lager worden vastgesteld door de NZa. Op het moment dat een (medisch) beroepsoefenaar in opleiding door één van de onderstaande redenen (tijdelijk) de opleiding niet volgt dan wel wordt uitgeschreven, kan het recht op een bijdrage (naar rato) vervallen voor:
−De tijd die (medische) beroepsbeoefenaren in opleiding besteden aan activiteiten die buiten de opleiding vallen, zoals het verrichten van onderzoek welke niet als opleiding in de administratie van de zorgaanbieder is opgenomen.
−De tijd die moet worden toegerekend aan onderdelen van de opleiding die de (medische) beroepsbeoefenaar uit hoofde van vrijstellingen door eerder gevolgde opleidingen niet behoeft te volgen.
−(Medische) beroepsbeoefenaars in opleiding die zijn ingestroomd voor eigen rekening, voor rekening van de opleidende zorgaanbieder of voor rekening van derden (de zogenaamde boventallige opleidelingen, of niet-subsidiabele opleidelingen). Er wordt ook geen vergoeding verstrekt voor deze (medische) beroepsbeoefenaars in opleiding in latere jaren. Uitzondering hiero is de (medische) beroepsbeoefenaar waarvoor later een instroomplaats in het verdeelplan van de opleidende zorgaanbieder is toegewezen.
−De periode dat een (medische) beroepsbeoefenaar in opleiding met een doorstroomplaats stopt met de opleiding. Dit wordt aangemerkt als uitval. De (medische) beroepsbeoefenaar mag niet worden vervangen. Uitzonderingen hierop zijn:
- De opleiding tot huisarts in het geval van zwangerschaps- en bevallingsverlof. Deze tijd mag blijven meetellen bij het gerealiseerde aantal fte.
- Uitval als gevolg van langdurige ziekte. Deze mag wel meetellen bij het gerealiseerde aantal fte indien de opleidende zorgaanbieder een loonbetalingsverplichting heeft.
- Wanneer er sprake is van onderbreking gedurende een geschil. De periode van onderbreking telt mee bij het gerealiseerde aantal fte indien de zorgaanbieder een loonbetalingsverplichting heeft.
De hierboven genoemde drie uitzonderingen gelden ook bij instroomplaatsen. Deze periodes tellen wel mee bij het aantal gerealiseerde fte.
b. Een medisch beroepsbeoefenaar in opleiding (met uitzondering van de ggz-opleidingen) kan een deel van de opleiding buiten Nederland volgen, mits er vooraf toestemming is van de registratiecommissie en wordt voldaan aan de voorwaarden in artikel 8.1, lid e van de beleidsregel.
c. Substitutie van toegewezen fte’s tussen soorten zorgopleidingen alsmede substitutie van fte’s tussen de categorieën instroom en doorstroom is niet mogelijk.Het is wel mogelijk dat een boventallige doorstromer instroomt op een rechtmatige instroomplek. De betreffende (medisch) specialist in opleiding kan vervolgens na afloop van het jaar dat hij op een rechtmatige plek instroomt, subsidiabel doorstromen.
d. Het is mogelijk dat een (medisch) specialist in opleiding om inhoudelijke redenen binnen zijn instroomjaar een doorstromer wordt, overeenkomstig artikel 1.10 b van de beleidsregel. Wanneer dit gepaard gaat met een overstap naar een andere opleidende zorgaanbieder, kan de opleidende zorgaanbieder die opgenomen is in het verdeelplan niet het volledige aan hem toegewezen aantal instroom fte claimen.
e. Op grond van artikel 8.1d van de beleidsregel dient de opleidende zorgaanbieder een toelichting bij het aanvraagformulier op te nemen indien het aantal ingevulde doorstroomplaatsen (medisch) specialist hoger uitvalt dan vastgesteld in het verdeelplan voor de opleidingen huisarts, specialist ouderengeneeskunde en arts verstandelijk gehandicapten t.b.v. SBOH en de opleiding sportarts t.b.v. de SBOS.
f. Indien een (medisch) specialist in opleiding in dienst is bij het ministerie van Defensie, wordt het salaris van deze persoon door het ministerie van Defensie betaald. Op het aanvraagformulier moet per opleiding ingevuld worden hoeveel fte er voor welke opleiding wordt opgeleid voor het ministerie van Defensie.
[1] Dit geldt alleen voor de ggz-opleidingen.