Onderwerp: Bezoek-historie

Accountantsprotocol Beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen over subsidiejaar 2017
Versie:vergelijk

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bij de aanvraag tot vaststelling beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen 2017

1. Uitgangspunten

1.1 Inleiding

Dit accountantsprotocol heeft betrekking op de aanvragen tot vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage voor (medische) vervolgopleidingen 2017. De kaders hiervoor zijn beschreven in de beleidsregel ‘Beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen’ (kenmerk BR/REG-17185, hierna: de beleidsregel) en het ‘Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa’ (kenmerk BR/REG-17152, hierna: het Uniform kader). Het gaat hierbij om alle opleidingen zoals genoemd in de beleidsregel, met uitzondering van de ziekenhuisopleidingen. De accountant hoeft geen werkzaamheden te verrichten met betrekking tot de ziekenhuisopleidingen. De regels en relevante documenten over deze beschikbaarheidbijdrage vindt u op de website van de Nederlandse Zorgautoriteit (www.nza.nl).

1.2 Doelstelling

Het doel van dit accountantsprotocol is het verstrekken van duidelijkheid over de reikwijdte en diepgang van de accountantscontrole[1] bij de vaststellingsaanvragen van opleidende zorgaanbieders en het in dat kader af te geven assurance-rapport bij het aanvraagformulier voor de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen (hierna: het formulier). Ook bevat dit accountantsprotocol de modeltekst voor een goedkeurend assurance-rapport. Het assurance-rapport moet de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een redelijke mate van zekerheid geven over de juistheid van de verantwoorde instroom- en doorstroomaantallen. Daarnaast stelt de accountant vast dat de opleidende zorgaanbieder over erkenningen beschikt voor het verzorgen van opleidingen tot (medisch) specialist voor die opleidingen waarvan de realisatie is verantwoord in het formulier.

Om bovengenoemde vast te stellen verricht de accountant werkzaamheden ten aanzien van de verantwoordingsinformatie van de beschikbaarheidbijdrage die door de zorgaanbieder in het formulier is opgenomen. De NZa controleert vervolgens de verantwoording van de beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen op het voldoen aan de voorwaarden als genoemd in de beleidsregel en stelt de aanvraag voor de beschikbaarheidbijdrage vast.

 


[1] Met ‘accountantscontrole’ of ‘controle’ wordt in dit accountantsprotocol bedoeld het uitvoeren van een assurance-opdracht conform Standaard 3000A.

1.3 Procedures

Eén van de voorwaarden voor het ontvangen van de beschikbaarheidbijdrage is dat de opleidende zorgaanbieder een aanvraag tot vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage indient bij de NZa voor 1 juni na afloop van het jaar waarvoor de beschikbaarheidbijdrage wordt verleend. Daarvoor moet gebruik worden gemaakt van het formulier dat door de NZa ter beschikking wordt gesteld op het portaal van de NZa (https://aanvragen.nza.nl/). Op grond van artikel 5.2.8 van het Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa dient de activiteitenverantwoording bij een verleend bedrag  hoger dan € 125.000 (exclusief ziekenhuisopleidingen) te worden voorzien van een accountantsproduct. . De NZa vraagt instellingen hiervoor een assurance-rapport aan te leveren. Voor opleidende zorgaanbieders met een verleend bedrag tussen € 25.000 en € 125.000 (exclusief ziekenhuisopleidingen) kan door de NZa worden verzocht een accountantsproduct op te leveren. De NZa zal de betreffende opleidende zorgaanbieder hierover in dit geval informeren. Zie hiervoor artikel 4.6 en 4.7 van de beleidsregel en de bijbehorende toelichting. Over de verantwoording van de beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen wordt een assurance-opdracht ter verstrekking van een redelijke mate van zekerheid uitgevoerd.

De accountant hanteert het accountantsprotocol als kader voor zijn werkzaamheden. Daarnaast laat hij zich leiden door de geldende beroepsvoorschriften, in het bijzonder de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA), de Verordening inzake onafhankelijkheid van de accountant bij assurance-opdrachten (VIO) en de Nadere voorschriften controle- en overige Standaarden (NV COS). De accountant rapporteert aan de opleidende zorgaanbieder naar aanleiding van zijn bevindingen en informeert de opleidende zorgaanbieder daarbij over de tijdens het onderzoek geconstateerde afwijkingen (fouten) en onzekerheden. De opleidende zorgaanbieder brengt op basis hiervan eventueel correcties aan in het formulier.

Het kan voorkomen dat naar aanleiding van de controle het doorvoeren van correcties niet mogelijk is, omdat bijvoorbeeld onzekerheden niet of niet voldoende nauwkeurig kunnen worden gekwantificeerd. Het is van belang dat de opleidende zorgaanbieder de gehanteerde veronderstellingen en onzekerheden in een bijlage bij het formulier onderbouwt. De accountant onderzoekt of deze bijlage is toegevoegd bij het formulier en stelt vast dat van toepassing zijnde toelichting(en) op het formulier, voor zover de accountant dat kan beoordelen, verenigbaar is/zijn met het ingevulde formulier.

De accountant waarmerkt de aanvraag tot vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage voor (medische) vervolgopleidingen en de eventuele toelichting(en) hierbij en voegt deze toe aan het assurance-rapport.

Voor vragen over het accountantsprotocol en/of het onderzoek door de accountant kunt u contact opnemen met de NZa via info@nza.nl of via de informatielijn van de NZa op telefoonnummer 088-770 8 770. Deze is op werkdagen telefonisch bereikbaar van 09.00 tot 17.00 uur.

1.4 Leeswijzer

Het acountantsprotocol is als volgt opgebouwd: Hoofdstuk 1 geeft de uitgangspunten weer van het accountantsprotocol. Hoofdstuk 2 beschrijft de onderzoeksaanpak. Hoofdstuk 3 bevat het toetsingskader voor de accountant van de opleidende zorgaanbieder. Hoofdstuk 4 gaat in op de betrouwbaarheid en materialiteit van de werkzaamheden van de accountant in het kader van het assurance-rapport.

In bijlage 1 is een modeltekst opgenomen voor een goedkeurend assurance-rapport. Bij een andersluidend rapport past de accountant de inhoud van het rapport aan overeenkomstig de voorschriften van de NV COS (HRA deel III sectie II hoofdstuk 3.1, versie augustus 2017).

2. Onderzoeksaanpak

2.1 Doel en reikwijdte

De accountant onderzoekt of de informatie die door de opleidende zorgaanbieder is opgenomen in het aanvraagformulier in alle van materieel belang zijnde aspecten juist is weergegeven. Dit in overeenstemming met de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 4 en artikel 8 van de beleidsregel. De accountant voert de assurance-opdracht uit met inachtneming van dit accountantsprotocol.

Dit accountantsprotocol stelt eisen aan het door de accountant uit te voeren onderzoek naar de juistheid van de aanvraag tot vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage voor (medische) vervolgopleidingen 2017. Ook stelt het eisen aan de verenigbaarheid van de eventueel bij het formulier opgenomen toelichting. Het onderzoek van de accountant mondt uit in een assurance-rapport.

2.2 Assurance-onderzoek

De onderzoeksaanpak is primair de verantwoordelijkheid van de accountant. Dit accountantsprotocol beoogt niet een aanpak van de assurance-opdracht voor te schrijven, maar geeft daar wel handvatten voor.

De accountant voert zijn onderzoek uit in overeenstemming met het Nederlands recht, waaronder de Standaard 3000A “Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie (attest-opdracht)“ en dit accountantsprotocol.

De accountant belast met het onderzoek van het formulier draagt zorg voor een adequate onderzoeksaanpak en een op de opleidende zorgaanbieder toegesneden werkprogramma.

Het door de opleidende zorgaanbieder ingevulde formulier bestaat onder andere uit de volgende onderdelen:

  • De verklaring van het bestuur c.q. de gevolmachtigde dat de opleidende zorgaanbieder beschikt over een erkenning c.q. erkenningen voor het verzorgen van opleidingen tot (medisch) specialist waarvoor de beschikbaarheidbijdrage is aangevraagd.
  • Per opleiding tot (medisch) specialist de kwantitatieve opgave van het aantal gerealiseerde instroom- en doorstroom opleidingsplaatsen (in fte) in een boekjaar en het aantal beroepsbeoefenaren in opleiding tot (medisch) specialist (in personen), exclusief boventallige (medisch) specialisten in opleiding.
  • Eventueel van toepassing zijnde toelichting(en) op het formulier.

 

De accountant verklaart in het assurance-rapport dat:

  • De zorgaanbieder beschikt over een erkenning c.q. erkenningen voor het verzorgen van opleidingen tot (medisch) specialist in overeenstemming met paragraaf 3.1 van dit accountantsprotocol voor die opleidingen tot (medisch) specialist waarvan de realisatie is verantwoord in het formulier.
  • Het aantal gerealiseerde opleidingsplaatsen in fte en het aantal gerealiseerde beroepsbeoefenaren in opleiding per zorgopleiding in alle van materieel belang zijnde aspecten juist is en in overeenstemming met NZa-regelgeving 2017 zoals deze in paragraaf 3.2 van dit accountantsprotocol staat vermeld.
  • De eventueel van toepassing zijnde toelichting(en) op het formulier, voor zover de accountant dat kan beoordelen, verenigbaar is/zijn met het ingevulde formulier.

Verenigbaarheid toelichtingen

Wat betreft de verenigbaarheid van de eventuele toelichting(en) van de zorgaanbieder bij het formulier geldt het volgende: de accountant stelt vast dat de informatie in de toelichting(en) niet strijdig is met de informatie in het door de opleidende zorgaanbieder ingevulde aanvraagformulier tot vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage voor (medische) vervolgopleidingen 2017. Indien blijkt dat de toelichting van de opleidende zorgaanbieder niet in lijn is met de informatie in de ingevulde aanvraagformulier tot vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage voor (medische) vervolgopleidingen 2017, neemt de accountant dit in overweging bij het verstrekken van het assurance-rapport. De rol van de accountant ziet alleen toe op de toelichtingen van de zorgaanbieder voor zover deze geen betrekking hebben op de aansluiting van de fte-berekening met het opleidingsregister.

3. Toetsingscriteria

3.1 Erkenning voor het verzorgen van vervolgopleidingen tot (medisch) specialist

Voor het verzorgen van (medische) vervolgopleidingen waarvoor een beschikbaarheidbijdrage wordt aangevraagd is op grond van artikel 4.1 van de beleidsregel een geldige erkenning noodzakelijk. Het bestuur c.q. de gevolmachtigde moet verklaren dat de opleidende zorgaanbieder voor alle opleidingen waarvoor een beschikbaarheidbijdrage is aangevraagd daadwerkelijk beschikt over een erkenning gedurende de hele periode waarover de beschikbaarheidbijdrage wordt geclaimd. De accountant moet vaststellen dat de opleidende zorgaanbieder voor de aangevraagde opleidingen beschikt over een geldige erkenning voor de opleidingen tot (medisch) specialist. Hiervoor is een geldige erkenning van één van de in artikel 1.12, 1.13 en 1.14 van de in de beleidsregel vermelde organen noodzakelijk.

Voor enkele opleidingen geldt dat de (medisch) specialist in opleiding niet in dienst is van een opleidende zorgaanbieder, maar bij een stichting die verantwoordelijk is voor het gehele proces van de beschikbaarheidbijdrage en financiering van de opleiding. Deze worden beschouwd als opleidende zorgaanbieder. Dit zijn:

  1. Stichting Beroepsopleiding Huisartsen (SBOH). De SBOH is de werkgever van huisartsen in opleiding en specialisten ouderengeneeskunde in opleiding. Met ingang van 2016 is de SBOH werkgever van de artsen in opleiding tot arts voor verstandelijk gehandicapten die in 2016 starten met hun opleiding;
  2. Stichting Beroepsopleiding tot Sportarts (SBOS). De SBOS is de werkgever van sportartsen in opleiding.

3.2 Realisatie vervolgopleidingen tot (medisch) specialist

Uitgangspunt voor de vaststelling zijn het Uniform kader en de beleidsregel. Hiervoor geldt dat het aantal ingevulde personen en fte moeten voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 4 en artikel 8 van de beleidsregel. Voor begripsbepalingen wordt verwezen naar artikel 1 van de beleidsregel. De accountant toetst de juistheid van het aantal ingevulde personen en fte inclusief de specifieke eisen die in artikel 4 en artikel 8 van de beleidsregel zijn opgenomen. In het bijzonder wordt hierbij aandacht gevraagd voor:

  • Artikel 4.2 aangaande nadere voorwaarden, voorschriften en beperkingen ten aanzien van de beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen;
  • Artikel 8 aangaande de berekening van de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage vervolgopleiding tot (medisch) specialist.

Hieronder staan de belangrijkste aandachtspunten ten aanzien van deze specifieke eisen vermeld. Op enkele punten wordt afgeweken van de beleidsregel. Waar dat van toepassing is, wordt dat expliciet vermeld.

3.2.1 Algemeen

a. De verantwoorde personen en fte moeten bij de juiste opleiding en in de juiste kolom worden verantwoord. Het betreft de kolommen realisatie instroom (in personen), realisatie instroom (in fte), doorstroom (in personen) en realisatie doorstroom (in fte).

b. De berekening van de realisatie per (medische) beroepsbeoefenaar in fte vindt als volgt plaats:

“Aantal uren opleiding volgens de personeels- of salarisadministratie van de zorgaanbieder” gedeeld door “uren reguliere werkweek overeenkomstig de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst of sectorale rechtspositieregeling”.

De accountant hoeft niet vast te stellen dat het aantal toegekende uren van de (medische) beroepsbeoefenaar aansluit met het aantal fte dat is opgenomen in het opleidingsregister.

Een rekenvoorbeeld:
Jantine is 1 september 2017 gestart met haar opleiding tot klinisch psycholoog. Ze heeft in 2017 voor 4 maanden opleiding gevolgd, dat staat gelijk aan 0,33 jaar. Ze is voor 32 uur per week in dienst, maar wordt 27 uur per week opgeleid (dit is het maximum conform het opleidingsregister). Uit de geldende cao blijkt dat een full time plaats 36 uur omvat. Het aantal fte dat voor Jantine in de aanvraag ingevuld mag worden is dan:

0,33 * 27 / 36 = 0,25 fte

Nog een rekenvoorbeeld:

Pieter is in een jaar fulltime in opleiding tot cardioloog in een UMC. Pieter is daar in dienst. Voor de fte bepaling in een UMC wordt een werkweek van 36 uur voor een AIOS gehanteerd. De tweede helft van het jaar (dat staat gelijk aan 0,5 jaar) doet Pieter zijn opleiding in een algemeen ziekenhuis, waar de cao een werkweek voor een AIOS van 38 uur omvat. De cao van het ziekenhuis waar Pieter in dienst is (het UMC met een 36- urige werkweek) blijft gedurende zijn opleidingsjaar leidend voor de fte berekening.  De berekening voor het hele jaar is als volgt:

0,5 * 36/36 = 0,5 fte voor het eerste half jaar

0,5 * 36/36 = 0,5 fte voor het tweede half jaar

Totaal voor het jaar = 1 fte

Nog een rekenvoorbeeld:                                                                   

Hans is in een jaar fulltime in opleiding tot cardioloog in een algemeen ziekenhuis. Hans is daar in dienst. Voor de fte bepaling in een algemeen ziekenhuis wordt een werkweek van 38 uur voor een AIOS gehanteerd.. De tweede helft van het jaar (dat staat gelijk aan 0,5 jaar) zet Hans zijn opleiding voort in een UMC, waar de cao een werkweek van 36 uur voor een AIOS omvat. De cao van het ziekenhuis waar Hans in dienst is, is leidend voor de fte berekening.  De berekening voor het hele jaar is als volgt:

0,5 * 38/38 = 0,5 fte voor het eerste half jaar

0,5 * 38/38 = 0,5 fte voor het tweede half jaar

Totaal voor het jaar = 1 fte

c. De realisatie is het aantal uren dat de (medische) beroepsbeoefenaar in het jaar 2017 feitelijk aan opleiding heeft gevolgd volgens de administratie van de opleidende zorgaanbieder, uitgedrukt in fte. Deze feitelijke realisatie wordt bepaald tot een maximum overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst of sectorale rechtspositieregeling van de opleidende zorgaanbieder waar de (medische) beroepsbeoefenaar zijn formeel dienstverband heeft.

d. Bij de berekening van het aantal fte worden boventallige (medisch) specialisten in opleiding als niet subsidiabel aangemerkt en derhalve niet meegenomen in de aanvraag. Een boventallige (medisch) specialist in opleiding is iemand die is ingestroomd voor eigen rekening, voor rekening van de opleidende zorgaanbieder of voor rekening van derden. Deze (medisch) specialist in opleiding is niet subsidiabel en de zorgaanbieder kan voor deze (medisch) specialist in opleiding geen beschikbaarheidbijdrage ontvangen.

e. De accountant stelt vast dat in de verantwoording alleen personen zijn opgenomen die als subsidiabel zijn opgenomen in het opleidingsregister als bedoeld in artikel 4.2a van de beleidsregel. Niet-subsidiabele personen mogen niet opgenomen zijn in de verantwoording. Hierbij hoeft geen aansluiting te worden gemaakt met de berekening van het aantal fte in het opleidingsregister. Op grond van artikel 4.2a van de beleidsregel is de opleidende zorgaanbieder verantwoordelijk voor het juist en tijdig laten registreren van de opleidingsgegevens van de (medisch) specialist in opleiding bij de registratiecommissie en de opleidingsinstellingen als genoemd in artikel 1.2 van de beleidsregel. Indien sprake is van afwijkingen in het aantal subsidiabele personen dient de opleidende zorgaanbieder een toelichting bij het formulier op te nemen. De accountant dient deze toelichting te betrekken bij zijn onderzoek.

De subsidiabiliteit van de opleideling op basis van de gegevens van het opleidingsregister dient op basis van de volgende uitgangspunten te worden vastgesteld:

De subsidiabiliteit van de opleideling in het opleidingsregister

Registratiecommissie

Hoe wordt in het opleidingsregister inzichtelijk of een opleideling op een subsidiabele plek wordt opgeleid?

Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS) van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG)

 

Indien bij de opleideling niet de toelichting “boventallig” of “gefinancierd buiten het opleidingsfonds” of “AIOS Defensie” is opgenomen in de kolom ‘bijzonderheid’ van de registratie, is er sprake van een subsidiabele plaats.

 

Stichting Opleiding Klinisch Fysicus (OKF)

Alle in de registratie opgenomen opleidelingen hebben betrekking op subsidiabele personen. Niet subsidiabele personen zijn niet in de registratie opgenomen.

 

Specialisten Registratiecommissie van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (SRC KNMP)

 

Indien geen toelichting met “boventallig” in de registratie van de opleideling is opgenomen, is sprake van een subsidiabele plaats.

 

Registratiecommissie van de Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde (NVKC)

 

Alle in de registratie opgenomen opleidelingen hebben betrekking op subsidiabele personen. Niet subsidiabele personen zijn niet in de registratie opgenomen.

 

Registratiecommissie Tandheelkundig Specialismen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (RTS KNMT)

 

Indien van de opleideling niet de toelichting “boventallig” of “gefinancierd buiten het opleidingsfonds” of “AIOS Defensie” is opgenomen in de kolom ‘bijzonderheid’ van de registratie, is er sprake van een subsidiabele plaats.

 

Commissie Registratie en Toezicht (CRT) van de Federatie van Gezondheidszorgpsychologen en psychotherapeuten (FGzPt)

 

In het register is bij de opleideling specifiek vermeld of sprake is van een subsidiabele of niet-subsidiabele plaats.

Registratiecommissie Specialismen Verpleegkunde (RSV) Vereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN)

 

Alle in de registratie opgenomen opleidelingen hebben betrekking op subsidiabele personen. Niet subsidiabele personen zijn niet in de registratie opgenomen.

 

De betrouwbaarheid van het opleidingenregister valt buiten de reikwijdte van het onderzoek van de accountant.

f. Eén persoon mag maximaal met 1 fte worden ingevuld op het formulier.

3.2.2 Aanvullende voorwaarden

De accountant dient vast te stellen of de opleidende zorgaanbieder de volgende aanvullende voorwaarden overeenkomstig de beleidsregel in acht heeft genomen bij het opstellen van het formulier:

a. De beschikbaarheidbijdrage kan, naast de in artikel 4.7 van de beleidsregel genoemde omstandigheden, lager worden vastgesteld door de NZa. Op het moment dat een (medisch) beroepsoefenaar in opleiding door één van de onderstaande redenen (tijdelijk) de opleiding niet volgt dan wel wordt uitgeschreven, kan het recht op een bijdrage (naar rato) vervallen voor:

  1. De tijd die (medische) beroepsbeoefenaren in opleiding besteden aan activiteiten die buiten de opleiding vallen, zoals het verrichten van onderzoek welke niet als opleiding in de administratie van de zorgaanbieder is opgenomen.
  2. De tijd die moet worden toegerekend aan onderdelen van de opleiding die de (medische) beroepsbeoefenaar uit hoofde van vrijstellingen door eerder gevolgde opleidingen niet behoeft te volgen.
  3. (Medische) beroepsbeoefenaars in opleiding die zijn ingestroomd voor eigen rekening, voor rekening van de opleidende zorgaanbieder of voor rekening van derden (de zogenaamde boventallige opleidelingen). Er wordt ook geen vergoeding verstrekt voor deze (medische) beroepsbeoefenaars in opleiding in latere jaren. Uitzondering op dit laatste vormt de (medische) beroepsbeoefenaar waarvoor later een instroomplaats in het verdeelplan van de opleidende zorgaanbieder is toegewezen.
  4. De periode dat een (medische) beroepsbeoefenaar in opleiding met een doorstroomplaats stopt met de opleiding. Dit wordt aangemerkt als uitval. De (medische) beroepsbeoefenaar mag niet worden vervangen. Uitzonderingen hierop zijn: 
  • - De opleiding tot huisarts in het geval van zwangerschaps- en bevallingsverlof. Deze tijd mag blijven meetellen bij het gerealiseerde aantal fte.
  • - Uitval als gevolg van langdurige ziekte. Deze mag wel meetellen bij het gerealiseerde aantal fte indien de opleidende zorgaanbieder een loonbetalingsverplichting heeft.
  • - Wanneer er sprake is van onderbreking gedurende een geschil. De periode van onderbreking telt mee bij het gerealiseerde aantal fte indien de zorgaanbieder een loonbetalingsverplichting heeft.

De hierboven genoemde drie uitzonderingen gelden ook bij instroomplaatsen. Deze periodes tellen wel mee bij het aantal gerealiseerde fte.

b. Een medisch beroepsbeoefenaar in opleiding (met uitzondering van de gz-opleidingen) kan een deel van de opleiding buiten Nederland volgen, mits er vooraf toestemming is van de registratiecommissie en wordt voldaan aan de voorwaarden in artikel 8.1, lid e van de beleidsregel.

c. Substitutie van toegewezen fte’s tussen soorten zorgopleidingen alsmede substitutie van fte’s tussen de categorieën instroom en doorstroom is niet mogelijk.Het is wel mogelijk dat een boventallige doorstromer instroomt op een rechtmatige instroomplek. De betreffende (medisch) specialist in opleiding kan vervolgens na afloop van het jaar dat hij op een rechtmatige plek instroomt, subsidiabel doorstromen.

d. Het is mogelijk dat een (medisch) specialist in opleiding om inhoudelijke redenen binnen zijn instroomjaar een doorstromer wordt, overeenkomstig artikel 1.10 b van de beleidsregel. Wanneer dit gepaard gaat met een overstap naar een andere opleidende zorgaanbieder, kan de opleidende zorgaanbieder die opgenomen is in het verdeelplan niet het volledige aan hem toegewezen aantal instroom fte claimen.

e. Op grond van artikel 8.1d van de beleidsregel dient de opleidende zorgaanbieder een toelichting bij het formulier op te nemen indien het aantal verantwoorde doorstroomplaatsen (medisch) specialist hoger uitvalt dan vastgesteld in het verdeelplan voor de opleidingen huisarts, specialist ouderengeneeskunde en arts verstandelijk gehandicapten t.b.v. SBOH en de opleiding sportarts t.b.v. de SBOS.

f. Indien een (medisch) specialist in opleiding in dienst is bij het ministerie van Defensie, wordt het salaris van deze (medisch) specialist in opleiding door het ministerie van Defensie betaald. Op het aanvraagformulier moet in een bijlage per (medisch) specialist in opleiding aangegeven worden wat het salaris is dat door het ministerie van Defensie is uitbetaald en voor hoeveel fte deze persoon is opgeleid in het betreffende jaar. De accountant controleert of de salarisopgave aansluit op het salaris volgens de salarisadministratie en bijgevoegd is.

4. Betrouwbaarheid en materialiteit

4.1 Materialiteit (tolerantie) en betrouwbaarheid

Voor de kwantitatieve opgaven van aantallen gerealiseerde beroepsbeoefenaren in opleiding en aantallen gerealiseerde fte’s geldt dat het onderzoek zodanig behoort te worden ingepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat het formulier voor de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen (hierna ook genoemd ‘de verantwoording’) geen afwijkingen (fouten) en onzekerheden van materiaal belang bevat (waarbij de normen voor invulling van de opgave zijn gegeven door de beleidsregel).

Onder het begrip redelijke mate van zekerheid wordt verstaan dat het onderzoek met een betrouwbaarheid van 95% en een nauwkeurigheid van 99% moet worden uitgevoerd. Dit betekent dat het onderzoek zodanig moet worden ingericht dat met een betrouwbaarheid van 95% kan worden vastgesteld dat niet meer dan 1% van het totaal van de gerealiseerde opleidingsplaatsen in fte’s niet juist is.

De NZa benadrukt dat de nauwkeurigheidstolerantie, die de accountant hanteert voor de controle c.q. onderzoek van de verantwoording,alleen bedoeld is voor de opzet, uitvoering en evaluatie van de controlewerkzaamheden van de accountant. Het is niet toegestaan om de nauwkeurigheidstolerantie te gebruiken als acceptabele foutmarge voor het opstellen van de verantwoording.

Het bestuur van de zorgaanbieder is verantwoordelijk voor de juistheid van de opmaak van de verantwoording en eventuele toelichting en een adequate interne beheersing die hiertoe moeten leiden.

Indien geconstateerde fouten niet zijn gecorrigeerd en onzekerheden niet zijn uitgezocht, dient de accountant er op toe te zien dat de zorgaanbieder de niet gecorrigeerde fouten en (voor zover mogelijk) onzekerheden kwantificeert en toelicht in een door hem te waarmerken bijlage bij de verantwoording. De accountant beoordeelt wat de gevolgen van niet gecorrigeerde fouten en onzekerheden zijn voor de strekking van zijn assurance-rapport. Deze toelichting wordt door de NZa betrokken bij de vaststelling van de aanvraag tot vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage voor (medische) vervolgopleidingen 2017.

Een assurance-rapport met een goedkeurend oordeel impliceert dat, gegeven de hiervoor genoemde betrouwbaarheid, in de verantwoording geen afwijkingen (fouten en onzekerheden) voorkomen met een materieel belang dat groter is dan de voorgeschreven toleranties. Voor de strekking van het assurance-rapport gelden de volgende toleranties die uitgedrukt zijn in een percentage van het totaal van de gerealiseerde opleidingsplaatsen in fte’s:

Toleranties

 

Goedkeurend

Beperking

Oordeelonthouding

Afkeurend

Fouten in de verantwoording

< 1%

≥ 1% en < 3%

n.v.t.

≥ 3%

Onzekerheden in de controle

< 3%

≥ 3% en < 10%

≥10%

n.v.t.

 

Voor de controle op de opleidingserkenningen geldt geen tolerantie. Dit betekent dat de accountant moet vaststellen dat voor alle opleidingen tot (medisch) specialist waarvoor een beschikbaarheidbijdrage wordt aangevraagd, opleidingserkenningen bestaan.

Van fouten in de verantwoording is sprake als uit het uitgevoerde onderzoek is gebleken dat het formulier ten aanzien van de kwantitatieve verantwoording in personen en fte, onjuistheden bevat doordat deze niet voldoen aan de toetsingscriteria van paragraaf 3.2 van dit accountantsprotocol of omdat er geen opleidingserkenning bestaat (met uitzondering van de erkenning voor het verzorgen van ziekenhuisopleidingen).

Van een onzekerheid in de verantwoording is sprake als er onvoldoende (assurance-) informatie beschikbaar is om de ingevulde informatie in het formulier waarop het assurance-rapport betrekking heeft, als goed of fout aan te merken. Kortom als onzekerheid bestaat over het wel of niet voldoen aan de toetsingscriteria van hoofdstuk 3 van dit accountantsprotocol.

De accountant rapporteert de tijdens het onderzoek gevonden afwijkingen (fouten en onzekerheden) aan de opleidende zorgaanbieder. De opleidende zorgaanbieder corrigeert in principe alle gevonden fouten. Niet gecorrigeerde fouten betrekt de accountant in zijn oordeel.

Bijlage 1. Modeltekst voor goedkeurend assurance-rapport

Modeltekst

Deze modeltekst is gebaseerd op de Standaard 3000A die in de Nadere Voorschriften Controle en Overige Standaarden (NV COS) versie 2017 is opgenomen. De accountant gebruikt deze modeltekst in een goedkeurend assurance-rapport bij de vaststellingsaavraag 2017. Bij een andersluidend rapport past de accountant de inhoud van het rapport aan overeenkomstig de voorschriften van de NV COS (HRA deel III sectie II hoofdstuk 3.1, versie augustus 2017). Bij afwijking van dit protocol en/of de modeltekst door de accountant adviseert de NZa voorafgaand aan indiening van de verantwoording contact op te nemen met de NZa.

Alle tekst tussen <…>  dient specifiek ingevuld te worden voor de gecontroleerde opleidende zorgaanbieder.

 

Assurance-rapport van de onafhankelijke accountant

Aan: de Raad van Bestuur van <naam opleidende zorgaanbieder>

 

Opdracht en verantwoordelijkheid

Wij hebben onderzocht of het bijgevoegde, door ons gewaarmerkte, aanvraagformulier (met toelichting[1]) betreffende de beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen (hierna “het formulier”) van <naam opleidende zorgaanbieder> te <statutaire vestigingsplaats> (hierna “de stichting”) over het jaar 2017:

  • Het aantal gerealiseerde opleidingsplaatsen in fte en het aantal gerealiseerde beroepsbeoefenaren in opleiding per zorgopleiding in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weergeeft conform de Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage (medische) Vervolgopleidingen (hierna “de beleidsregel”), en paragraaf 3.2 van het Accountantsprotocol beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen 2017, te weten <aantal> personen instroom, <aantal> personen doorstroom, <aantal> fte instroomplaatsen en <aantal> fte doorstroomplaatsen.
  • De zorgaanbieder beschikt over een erkenning c.q. erkenningen voor het verzorgen van opleidingen tot (medisch) specialist waarvan de realisatie is verantwoord in het formulier conform paragraaf 3.1 van het Accountantsprotocol Beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen 2017.

Het formulier is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van <naam opleidende zorgaanbieder> op grond van de beleidsregel (medische) vervolgopleidingen. Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake de hiervoor vermelde informatie het formulier te verstrekken.

Werkzaamheden

Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse Standaard 3000A, 'Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie (attest-opdrachten)' en het Accountantsprotocol Beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen 2017.  Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de informatie in het formulier voor wat betreft de verklaring inzake de erkenning(en) en voor wat betreft het aantal gerealiseerde opleidingsplaatsen en het aantal gerealiseerde beroepsbeoefenaren in opleiding, per zorgopleiding, geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een assurance-opdracht omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van relevante gegevens.

Wij zijn onafhankelijk van <naam opleidende zorgaanbieder> zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Daarnaast hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA). Wij passen de ‘Nadere voorschriften kwaliteitssystemen (NVKS)’ toe. Op grond daarvan beschikken wij over een samenhangend stelsel van kwaliteitsbeheersing inclusief vastgelegde richtlijnen en procedures inzake de naleving van ethische voorschriften, accountantsstandaarden en andere relevante wet- en regelgeving.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Oordeel

Naar ons oordeel:

  • geeft het formulier het aantal gerealiseerde opleidingsplaatsen in fte en het aantal gerealiseerde beroepsbeoefenaren in opleiding per zorgopleiding in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weer conform de Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage (medische) Vervolgopleidingen en paragraaf 3.2 van het Accountantsprotocol beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen 2017;
  • beschikt de zorgaanbieder over een erkenning c.q. erkenningen voor het verzorgen van opleidingen tot (medisch) specialist waarvan de realisatie is verantwoord in het formulier conform paragraaf 3.1 van het Accountantsprotocol Beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen 2017.

Andere informatie

Het formulier omvat naast de verklaring inzake de erkenning(en), het aantal gerealiseerde opleidingsplaatsen en het aantal gerealiseerde beroepsbeoefenaren in opleiding, per zorgopleiding ook andere informatie, die bestaat uit:

  • de bestuursverklaring;
  • de eventueel van toepassing zijnde toelichting(en) op het formulier.

Op grond van onderstaande werkzaamheden zijn wij van mening dat de andere informatie met het formulier verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat.

Wij hebben bovenstaande andere informatie gelezen die in het formulier is opgenomen waarin informatie over de Beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen is opgenomen, teneinde materiële tegenstrijdigheden met de informatie omtrent het object van onderzoek te identificeren.  Deze werkzaamheden hebben niet dezelfde diepgang als onze controlewerkzaamheden bij het formulier.

Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de andere informatie.

Beperking in de verspreidingskring en het gebruik

Het formulier (met toelichting2) is opgesteld voor de Nederlandse Zorgautoriteit met als doel <naam opleidende zorgaanbieder> in staat te stellen te voldoen aan de vereisten op grond van de beleidsregel (medische) vervolgopleidingen. Hierdoor is het formulier mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. Ons assurance-rapport is derhalve uitsluitend bestemd voor <naam opleidende zorgaanbieder>  en de Nederlandse Zorgautoriteit en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.

 

Plaats, datum

 

………………………………………………………………………………………

 

Naam accountantskantoor

 

………………………………………………………………………………………

 

Naam accountant RA en ondertekening met die naam

 

………………………………………………………………………………………

 


[1] Indien een toelichting van de opleidende zorgaanbieder bij de verantwoording is opgenomen, voor zover deze toelichting geen betrekking heeft op de fte-berekening op basis van het opleidingsregister, dient deze aanvulling ‘met toelichting’ te worden vermeld. Zie tevens paragraaf 2.2. van dit accountantsprotocol.

Naar boven