1 Toepassingsgebied
Alle vissersvaartuigen, zowel die gebouwd onder de regels van ILT als vissersvaartuigen gebouwd onder de regels van een erkend klassenbureau.
Vislieren en tuigage maken onderdeel uit voor vissersvaartuigen <24 meter van het Veiligheidscertificaat en voor vissersvaartuigen >24 meter van het Certificaat van Overeenstemming.
Vistuig omvat alle uitrusting die wordt gebruikt bij het vissen en/of verwerken van de vangst op zee. Hierbij hoort ook de dek uitrusting zoals winches, geleiders, rollen etc. gebruikt bij het vissen.
Lopende en staande staalkabels en (kunststof)draden die gebruikt worden bij het vissen, vangstverwerking, laden en/of lossen worden gedefinieerd als draden.
Kettingen, ringen, haken, sluitingen, wartels, blokken etc. worden gedefinieerd als accessoires.
Draden en accessoires maken meestal deel uit van het vistuig, maar kunnen ook afzonderlijk op het dek van een vissersvaartuig worden bevestigd of gebruikt.
Definities / onderdelen tuigage
|
Benaming
|
Alternatieve benaming
|
Betekenis
|
Achtertui
|
|
|
Afvierpatent
|
Van Damme patent / het Bouma patent / het Luyt patent / het Goeree patent
|
Alternatief aan boord van kleinere (<45 meter) vissersvaartuigen voor het hebben van een winch met slipdraadtrommel voor het kunnen afvieren van de giekdraad wanneer het vistuig vast zit.
|
Draadkous
|
|
Bij het maken van een oog in een staaldraad dient er een kous gebruikt te worden om te voorkomen dat de staalkabel samengeknepen wordt bij het hijsen. De draad wordt dan vastgezet met een taluritklem of gesplitst.
|
Draaduiteinden
|
|
Kabelkiezen of andere afneembare klemmen zijn niet toegestaan voor bevestigingen aan draaduiteinden voor belaste kabels.
|
Draaikop giek
|
|
Aan giekeinde
|
Draden
|
|
Alle touwen, (staal)kabels
|
Dyneema
|
|
Een lichte kunststof vezel op basis van hoge dichtheid polyethyleen (HDPE) waarvan draden met hoge treksterkte worden gemaakt.
|
Erkend deskundige
|
|
Arbeidsomstandighedenbesluit
Artikel 7.6. Deskundigheid werknemers
1 Met betrekking tot arbeidsmiddelen waarvan het gebruik een specifiek gevaar voor de veiligheid van de werknemers kan opleveren blijft het gebruik voorbehouden aan werknemers die met het gebruik belast zijn.
2 Werknemers die belast zijn met het ombouwen, onderhouden, repareren of reinigen van arbeidsmiddelen als bedoeld in het eerste lid, bezitten daartoe een specifieke deskundigheid en ervaring.
|
Functietest
|
|
Een test waarbij aangetoond wordt dat het gehele systeem naar behoren functioneert, zoals bijv. een Marelec, een noodstop, een afviersysteem.
|
Giek
|
|
Een giek is een draaibare of kantelbare metalen balk aan dek van een vissersvaartuig, die wordt gebruikt voor het hijsen, neerlaten of zwenken van netten, vis, of andere zware lasten. De giek is vaak onderdeel van een hijsinstallatie, zoals een kraan of lier, en wordt bediend met kabels of hydrauliek.
|
Giekblok
|
|
Een giekblok is een dubbelschijfs- of een enkelschijfsblok dat is bevestigd aan de giek of in de nabijheid daarvan. Het blok geleidt een staaldraad dat wordt gebruikt om de giek te bewegen of om lasten te hijsen. Giekblokken maken het mogelijk om zware onderdelen zoals netten of ladingen gecontroleerd te hijsen, neerlaten of zwenken.
Het giekblok is onderdeel van het hijssysteem en wordt vaak gebruikt in combinatie met een lier.
|
Jumper
|
|
Een hulpdraad
|
Jumpervang
|
|
Een beveiliging die voorkomt dat de jumper aan dek valt
|
Klapblok
|
|
Een blok dat wordt gebruikt om een vastgelopen vistuig los te trekken als het vissersvaartuig geen vast afvierpatent heeft (oudere garnalenschepen).
|
Leuter
|
Lummel
|
Ophangdraaipunt van de giek of van blokken
|
Losgerei
|
Vis los installatie
|
Verzamelterm voor alle losse uitrustingsstukken aan boord van een vissersvaartuig die geen vast onderdeel vormen van de constructie van het schip, maar die wel nodig zijn voor het veilig en doelmatig uitvoeren van de visserij.
|
Marelec
|
|
Meetsysteem voor trekkracht aan boord van vissersvaartuigen (om een veilige stabiliteit te houden), die geactiveerd wordt als het tuig onderwater vastloopt
|
Noodstop
|
|
Artikel 2 uit de Bekendmaking aan de Zeevisvaart 19/1989
BadZ no.19/1989 Vislieren - Netherlands Regulatory Framework (NeRF) – Maritime
|
Onderwaterblok
|
Sprankelblok
|
Een sprankelblok is een blok waaraan het vistuig zit bevestigd door middel van kettingen.
|
Slipblok
|
Visblok
|
Afvierbaar visblok giekeinde (met de slipdraad en de visdraad)
|
Strijksysteem
|
|
Systeem gebruikt op mosselkotters om de mast te vieren
|
Stag
|
Tui of tuidraad
|
Dikke staaldraad of een vaste stang die loopt van een zo hoog mogelijk punt in de mast naar een vast bevestigingspunt (putting) op het dekniveau van het schip, zit aan de voor- en achterkant van de mast
|
Verstaging
|
|
Het geheel van stagen dat gebruikt wordt om de mast overeind te houden, dit kan zowel een draadverstaging (staaldraad) met spanners en ogen zijn als een buisverstaging aan dek gelast of met flenzen vast gebout.
|
Vislier
|
|
Wordt gebruikt om vistuig, zoals netten, kabels of lijnen, gecontroleerd in te halen of uit te zetten. De vislier levert trekkracht en wordt bediend vanaf het dek of vanuit de brug.
|
Vistuig
|
Tuig
|
Netten, spruiten, visbuis, sloffen, bovenpezen
|
Zwevend blok
|
|
Een zwevend blok is niet vast bevestigd aan een constructie zoals een mast of giek, maar hangt vrij aan een kabel of staaldraad.
|
6 Voorbereiding inspectie en de inspectie aan boord
6.1 Algemeen
- Blokken, sluitingen, haken, lijnen, draden enz. dienen, waar nodig van gekeurd materiaal te zijn.
- In ongerede geraakte of in ongerede gemaakte visblok-afvierpatenten dienen
- te worden hersteld; of
- te worden verwijderd en te worden vervangen door extra trommels op de vislier
Reders, eigenaren en schippers wordt aangeraden om ook bij tussentijdse surveywerkzaamheden aan het visgerei ILT hiervan in kennis te stellen.
6.2 Jaarlijks onderzoek
Inspecties van het visgerei vinden plaats bij de jaarlijkse inspectie van het dek. Hierbij wordt specifiek gelet op alle onderdelen die aan slijtage onderhevig zijn. Speciale aandacht is er voor:
- Ophangingen in de mast
- Visblok, hangerblok, lummelblok en jomperblok
- Kettingen aan het visblok in de top van de giek, bij gebruik van slipdraden/sliphaken
- Afvierpatent
- Vislier in het algemeen
- Noodstops vislier
- Zwaar belaste lasverbindingen
(De vislier dient te zijn voorzien van twee extra trommels waarop de afvierdraad van het visblok is bevestigd). Alle boomkorkotters >24 meter moeten zijn voorzien van vislieren met minimaal 6 trommels waardoor het visblok rechtsreeks vanaf de winch kan worden afgevierd.
6.3 5-jaarlijks onderzoek
Bij inspecties van het visgerei bij de 5-jaarlijkse inspectie van het dek, zijn de aandachtspunten dezelfde als bij het jaarlijks onderzoek aangevuld met een inspectie van:
- De lummelbouten en lummelpotten van de gieken (slijtage tot maximaal 10% is acceptabel)
- De hangertonnetjes in de mast
- Alle blokken in de top van de mast (enige slijtage is niet acceptabel, ook wat niet in gebruik zijnde ogen betreft)
- Knikstag en eventuele andere stagen aan de mast dienen te worden losgenomen, waarbij ook de spanschroeven en ogen dienen te worden geïnspecteerd.
Elke vijf jaar is, in samenhang met de Class Renewal Survey van het schip, een functietest van de diverse veiligheidssystemen vereist, onder toezicht van een ILT-inspecteur.
6.4 Bediening vislier boomkorvissersvaartuig
- Vislier kan in beide richtingen worden aangedreven; aandrijving, remmen en koppelingen van de trommels zijn vanuit het stuurhuis bedienbaar. De vislier installatie en het aangrenzende gebied moet volledig zichtbaar zijn vanaf de bedieningsplaats.
- Bedieningselementen en controle-instrumenten moeten permanent, duidelijk en leesbaar worden gemarkeerd met de richting of de functie van de beweging die ze besturen. De opstelling en bewegingsrichting van bedieningselementen en controle-instrumenten moeten overeenkomen met de bewegingsrichting die ze besturen. In het geval van drukknopbedieningen moet er voor elke bewegingsrichting een aparte knop zijn.
Voor de aandrijving van vislieren voor flyshoot en twinrig gelden dezelfde eisen als hierboven omschreven. De trommels voor flyshoot moeten voorzien zijn van draadgeleiding.
6.6 Voor bestaande schepen met lierkoppen aan dek:
- Het in bedrijf komen van de vislier moet terplekke voorkomen kunnen worden met een werkschakelaar, een noodstopvoorziening of een andere doelmatige inrichting.
- Noodstopvoorziening: naast de noodstofvoorziening in het stuurhuis en bij de vislier zelf moet deze ook nog op tenminste 2 plaatsen aan dek vanwaar visserij wordt uitgevoerd bediend kunnen worden. Bij bediening van de noodstopvoorziening stopt de vislier direct en treden de remmen van de aandrijfmotor en de liertrommels automatisch in werking.
6.7 Aanvullend voor nieuwbouw boomkorkotters op de BadZ no.19:
- Lierkoppen aan dek worden niet meer toegestaan voor nieuwbouwschepen. De eisen voor noodstoppen op 2 plaatsen aan dek zijn hierdoor overbodig geworden. De toezichthoudende ambtenaar van de Scheepvaartinspectie kan echter, naast de benodigde noodstopinrichting, op aanvullende locaties extra noodstopinrichtingen vereisen, gelet op de aard van de risico's en werkzaamheden.
- De veiligheidsvoorziening bij boomkorvisserij om bij een bekrachtigde noodstop de vislijn te kunnen vieren zoals genoemd in artikel 4 van de BadZ no. 19 moet voor nieuwbouwkotters zijn aangesloten op de noodvoeding.
- In het stuurhuis is een voorziening waarmee, na bedienen noodstopvoorziening, de remmen van de liertrommels kunnen worden gelicht opdat een onder spanning staande visdraad vrij gevierd kan worden – zodra deze voorziening losgelaten wordt keert de ruststand terug. Moet ook bediend kunnen worden bij 'dood schip'. Zodra de noodstopvoorziening is ingeschakeld, is er in het stuurhuis een rood signaal zichtbaar op de bedieningsplaats van de vislier.
- Na het bedienen van de noodstopvoorziening: het weer starten van de vislier kan alleen handmatig nadat de noodstopvoorziening in de oorspronkelijke toestand is teruggebracht en de bediening in ruststand is gezet.
- Een noodstop op het werkdek moet voldoen aan de IP56-classificatie1.
6.8 Aandrijfmotor
- Aandrijfmotor (elektrisch of hydraulisch): alleen in te schakelen vanuit ruststand bediening. Bij wegvallen netspanning of hydraulische druk treden remmen automatisch in werking. Bij aardsluiting of elektrische hulpstroom mag de aandrijfmotor niet in gang komen of blijven en mogen de remmen niet lichten of gelicht blijven.
- Overbelasting aandrijfmotor en tandwielen voorkomen door middel van een overbelastingbeveiliging.
- Aandrijfmotor en schakelapparatuur aan dek beschermd tegen overkomend water.
6.9 Trommels en draden
- De vislierinstallatie moet zijn voorzien van tenminste vier trommels waarvan twee zijn bestemd voor de vislijnen en twee voor de hangers van de gieken.
- De draden op de trommels moeten op de juiste manier gewikkeld zijn.
- De richting waarin de draad op de trommel komt, moet duidelijk op de lier zijn aangegeven.
- Sleepnettenlieren en de voorlooprollen moeten zodanig worden gerangschikt dat de hoeken van de draad aan beide zijden ten opzichte van het midden van de trommel symmetrisch zijn.
- Het aantal veiligheidswindingen van de draad dat op de trommel achterblijft, moet zodanig zijn dat de maximale spanning op de draad, die bij lieren voor grond trawling de minimale breekbelasting is, gezamenlijk door de resterende windingen en de eindbevestigingen kan worden opgenomen.
- De eindbevestigingen van de draad moeten zodanig zijn ontworpen dat ze:
- de draad niet over scherpe randen trekken,
- niet onbedoeld kunnen worden losgelaten,
- gemakkelijk te inspecteren zijn.
- Het aantal draden moet altijd overeenkomen met:
- De gegevens in het tuigplan en het certificaat van het schip
- De toegestane vismethode in het visvergunningenregister (bij RVO)
6.10 Draden en accessoires
- Draagbare geleiderollen mogen niet worden gebruikt, tenzij ze zijn uitgerust met een efficiënt en adequaat ontworpen draadbevestigingsapparaat.
- Sluitingen, wartels, kettingschakels enz. die over rollen moeten lopen, moeten speciaal zijn ontworpen om overbelasting te voorkomen.
- Ophangogen voor het bevestigen van beweegbare blokken moeten zodanig worden uitgelijnd dat ze worden belast in een rechte lijn ten opzichte van hun hoofdlastvlak.
- Kettingen die worden gebruikt voor het vissen of het hanteren van lasten, moeten van voldoende sterkte zijn.
6.11 Hekgalg met een kraan
De hekgalg moet veilig toegankelijk zijn en voorzien van hekwerk.
Blokken
- Maximale hoek draden bij toepassing van blokken
horizontaal: -15° tot - 45° in het verticale vlak
verticaal: 0° tot 45° in het horizontale vlak
- Draden die via de hekgalg overboord gaan moeten aan de vereisten voldoen die staan aangegeven na 'maximale hoeken'.
- De bevestiging van blokken moet deugdelijk zijn, de hekgalg moet ter plaatse van het bevestigingspunt voldoende zijn verstevigd door middel van borden of knieën.
- Alle plaatsen waar blokken moeten worden bevestigd, zijn voldoende verstevigd bijv. door binnenframes en buitenbeugels.
Kraan
- Eindposities voor de bediening/rust van de kranen moeten voldoende zijn vergrendeld of beveiligd door mechanische of hydraulische middelen.
- De bediening van werktuigen in de hekgalg moet centraal of lokaal geregeld zijn. Bij centrale bediening moet er een noodstop op het werkdek zitten.
6.12 Visdavits
- Moeten voldoende extra stevigheid hebben omdat die zware klappen te verduren krijgen wanneer de vangst wordt binnengehaald bij slechte zeegang.
6.13 Jomperblokken
- Schijven die op de jomperblokken rollen, moeten een minimale diameter hebben gelet op de minimale buigdiameter van de toegepaste draad.
6.14 Kabelgeleiders en rollen
- De vislijnen moeten door, nabij het scheepsboord permanent opgestelde, geleideblokken en vervolgens door slipblokken, aan de uiteinden van de gieken, worden geschoren. De geleideblokken moeten, afhankelijk van de opstelling van de gieken ten opzichte van de vislierinstallatie, hetzij op het voorschip, hetzij op het achterschip worden geplaatst.
- Om de slipblokken aan de uiteinden van de gieken snel te kunnen vieren, zodat de trekkracht in de vislijnen aangrijpt in de geleideblokken, moet op de slipblokken een staaldraad zijn bevestigd waarvan het halende part op een afzonderlijke liertrommel is geslagen. De bediening van deze liertrommels moet vanuit het stuurhuis plaatsvinden.
- De groef van rollen waar beugels, wartels, kettingschakels, etc. overheen lopen, moet speciaal ontworpen zijn om overmatige spanning op de onderdelen te voorkomen.
- Kabelschijven moeten voorzien zijn van een beschermingsinrichting, die voorkomt dat de kabels uit de schijf springen.
- De hoek van de staalkabel die over metalen kabelschijven loopt, mag niet groter zijn dan 4° ten opzichte van de wangen.
- Kabelschijven van kunststof mogen alleen worden gebruikt met toestemming van ILT.
- De groefdiameter van kabelschijven moet ten minste 14 keer de kabeldiameter zijn bij het laten lopen van kabels onder belasting.
6.15 Vistuig
- Vistuig moet zo ontworpen zijn dat ongevallen tijdens het werk en schade aan het tuig worden voorkomen als de bedieningsinstructies consequent worden opgevolgd. Mogelijke gevarenscenario's tijdens de werkzaamheden moeten duidelijk worden aangepakt en benoemd in de Risico analyse en Inventarisatie (RI&E). ILT bekijkt de RI&E aan boord.
- Waar mogelijk moeten voorzieningen worden getroffen om te voorkomen dat trawlborden naar binnen slingeren, zoals het aanbrengen van een draagbare preventiebalk bij de galgopening of andere effectieve middelen.
- Als er geen visserijactiviteiten gaande zijn, moet het volledige vistuig op een veilige manier worden opgeborgen. Er moeten geschikte hulpmiddelen voor het vastsjorren worden verstrekt. De inrichting van het vissersvaartuig en de tuigage van de gieken moeten zodanig zijn uitgevoerd dat de gieken, hetzij in getopte stand, hetzij in gestreken stand zeevast kunnen worden gezet.
- Wanneer handmatig bediende uitrusting is geïnstalleerd, moet deze kunnen worden losgekoppeld wanneer de lijnen worden gevierd. De bedieningswielen mogen geen spaken of uitsteeksels hebben die letsel bij de operator kunnen veroorzaken.
6.16 Inspectie na reparatie
Na reparatie van dragende delen van het vistuig is een onderzoek vereist.
Vervanging van assen, kabelschijven, draden, accessoires, etc. door slijtage vereist geen testen en daaropvolgende onderzoeken mits er geen machinale bewerkingen hebben plaatsgevonden.
6.17 Voorkomen ongevallen
- Er moeten voorzieningen worden getroffen voor het opbergen van grote netten om drainage mogelijk te maken en verschuiving te voorkomen. De opbergruimte moet voldoende afmetingen hebben om het zwaartepunt van het opgeborgen net zo laag mogelijk te houden en om de bemanning in staat te stellen de netten zonder gevaar te hanteren.
- Tussen de lieren en de nettrommels moet een doorgang van ten minste 0,60 m breed zijn.
- Bewegende delen moeten voldoende afgeschermd worden zodat de operator geen letsel kan oplopen.