Wet van 6 juli 2004, houdende een voorziening om ter uitvoering van besluiten van instellingen van de Europese Unie regels te kunnen stellen ten aanzien van buitenlandse schepen (Wet buitenlandse schepen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is een wettelijke voorziening te treffen op grond waarvan uitvoering kan worden gegeven aan besluiten van de instellingen van de Europese Unie, voorzover deze besluiten ertoe verplichten om regels te stellen ten aanzien van buitenlandse schepen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk
1
Inleidende bepalingen
Artikel
1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij daarin anders is bepaald, verstaan onder:
a.buitenlands schip: een zeeschip dat niet gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk der Nederlanden te voeren;
relaties0
b.haven: een anker- of ligplaats onder Nederlandse jurisdictie voor schepen, al dan niet in zee;
relaties0
c.kapitein: de gezagvoerder van een schip of diens vervanger;
relaties0
d.exploitant: de eigenaar, de rompbevrachter of ieder ander die zeggenschap heeft over het gebruik van een schip;
relaties0
e.Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.
relaties0
relaties0 2. Voor de toepassing van deze wet wordt met een buitenlands schip gelijkgesteld een schip dat op grond van Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse rechtsregels gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk te voeren.
relaties0
relaties0
Artikel
2
Deze wet is van toepassing op buitenlandse schepen in Europese wateren onder Nederlandse jurisdictie, met uitzondering van oorlogsschepen, marinehulpschepen en andere schepen die in gebruik zijn voor de uitvoering van een militaire taak en voor andere dan handelsdoeleinden gebruikte overheidsschepen.
relaties0relaties0 relaties0
Hoofdstuk
2
Voorschriften voor buitenlandse schepen
Artikel
3
1. Ter uitvoering van een besluit van een of meer van de instellingen van de Europese Unie alleen of gezamenlijk betreffende de veiligheid van de zeescheepvaart in Europese wateren onder de jurisdictie van de lidstaten van de Europese Unie, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld met betrekking tot de overeenkomstige toepassing op buitenlandse schepen van bij of krachtens de
artikelen 3,
3a,
4,
6, en
9 van de Schepenwet gestelde regels.
relaties0
relaties0
Artikel
4
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat exploitanten van buitenlandse schepen een bij die regeling bepaalde vergoeding verschuldigd zijn voor de kosten van:
a.de afgifte op grond van deze wet van certificaten, ontheffingen of andere documenten of het in behandeling nemen van aanvragen daartoe;
relaties0
b.het op grond van deze wet verrichten van onderzoeken of van andere werkzaamheden ten behoeve van buitenlandse schepen;
relaties0
c.de aanhouding van schepen, voorzover een besluit als bedoeld in
artikel 3, eerste lid, verplicht tot het doorberekenen van de met de aanhouding gemoeide kosten.
relaties0
relaties0relaties0 relaties0
Hoofdstuk
3
Toezicht en handhaving
Artikel
5
1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de met inachtneming van de besluiten, bedoeld in
artikel 3, eerste lid, bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren van de divisie Scheepvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.
relaties0 2. Onze Minister kan voor bepaalde door hem aan te wijzen taken, verband houdende met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde, ambtenaren van andere diensttakken ter beschikking stellen van de divisie Scheepvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Indien de terbeschikkingstelling ambtenaren betreft, ressorterende onder een ander ministerie dan dat van Onze Minister, wordt het desbetreffende besluit genomen in overeenstemming met Onze Minister wie het mede aangaat.
relaties0 3. Van een besluit van Onze Minister als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
relaties0 4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de in het eerste of tweede lid bedoelde ambtenaren hun taak uitoefenen.
relaties0
relaties0
Artikel
6
1. Een toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, woongedeelten van buitenlandse schepen die zich in een haven bevinden binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.
relaties0 2. Voorts is een toezichthouder bevoegd leden van de bemanning te onderwerpen aan een onderzoek inzake hun vakbekwaamheid, met inbegrip van hun bekwaamheid in het verrichten van operationele handelingen.
relaties0
relaties0
Artikel
7
1. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat een toezichthouder in bij die regeling te regelen gevallen bevoegd is tot:
a.aanhouding van buitenlandse schepen:
3º.indien hij wordt belemmerd in de uitoefening van zijn taak;
relaties0
relaties0
b.stopzetting van activiteiten met of aan boord van buitenlandse schepen, indien die activiteiten worden verricht in strijd met krachtens
artikel 3 gestelde regels.
relaties0
relaties0 2. Het eerste lid is van toepassing indien die schepen zich bevinden in een haven of in de Nederlandse territoriale zee, komend vanuit of op weg naar een haven.
relaties0 3. Een toezichthouder is tevens bevoegd tot aanhouding van buitenlandse schepen of tot stopzetting van activiteiten met of aan boord van buitenlandse schepen in de in het tweede lid bedoelde wateren, indien niet voldaan is aan bij ministeriële regeling aan te wijzen bepalingen van een rechtstreeks in al zijn onderdelen verbindend besluit van een of meer van de instellingen van de Europese Unie alleen of gezamenlijk als bedoeld in
artikel 3, eerste lid, voorzover het desbetreffende besluit van toepassing is in de hiervoor bedoelde wateren.
relaties0 4. Zodra er geen reden is om de aanhouding van een schip of de stopzetting van een activiteit langer te laten voortduren, heft de toezichthouder de aanhouding of stopzetting op.
relaties0
relaties0
Artikel
8
1. De kapitein van een aangehouden schip is verplicht het schip na de aanhouding ligplaats te doen nemen op een door de toezichthouder in overeenstemming met de havenbeheerder aan te wijzen plaats.
relaties0 2. Zolang de aanhouding voortduurt, is het de kapitein verboden het schip te doen verplaatsen zonder voorafgaande toestemming van de toezichthouder. Zonder deze toestemming weigeren alle betrokken ambtenaren en registerloodsen hun medewerking bij het verplaatsen of het uitklaren van het aangehouden schip.
relaties0 3. Nadat een activiteit is stopgezet, is het de kapitein en de exploitant verboden om deze activiteit voort te zetten of haar, zolang de stopzetting niet is opgeheven, te hervatten.
relaties0
relaties0
Artikel
9
2. Indien uitreiking aan de kapitein niet mogelijk is, geschiedt de bekendmaking van een besluit als bedoeld in het eerste lid door uitreiking van dit besluit aan de naar het oordeel van de toezichthouder daarvoor meest gerede persoon, zo spoedig mogelijk gevolgd door kennisgeving aan de kapitein.
relaties0 3. De toezichthouder stelt de autoriteiten van de Staat wiens vlag het schip gerechtigd is te voeren, de consul of bij diens afwezigheid de dichtstbijzijnde diplomatieke vertegenwoordiger onmiddellijk schriftelijk in kennis van een besluit als bedoeld in het eerste lid, met vermelding van de omstandigheden die tot de aanhouding of de stopzetting van een activiteit hebben geleid.
relaties0 4. Het eerste tot en met derde lid is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot opheffing van een aanhouding of tot opheffing van de stopzetting van een activiteit.
relaties0
relaties0
Artikel
10
1. Tegen besluiten van een toezichthouder, genomen krachtens deze wet, kan een belanghebbende beroep instellen bij Onze Minister.
relaties0 2. Het beroepschrift is gesteld in de Nederlandse of Engelse taal.
relaties0
relaties0 relaties0
Hoofdstuk
4
Straf- en slotbepalingen
Artikel
11
1. Overtreding van
artikel 8 wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
relaties0 2. Overtreding van de krachtens
artikel 3 gestelde regels wordt, voorzover overtreding van die regels bij ministeriële regeling als strafbaar feit is aangemerkt, gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie.
relaties0 3. De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven. De in het tweede lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
relaties0
relaties0
Artikel
12
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
relaties0
relaties0
Artikel
14
[Red: Wijzigt de Wet voorkoming verontreiniging door schepen.]
relaties0relaties0
Artikel
16
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van de artikelen 14 en 15 die in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de onderdelen van artikel 14 verschillend kan worden gesteld.
relaties0relaties0 relaties0
Gegeven te 's-Gravenhage
6 juli 2004
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat ,
de twintigste juli 2004
De Minister van Justitie ,
Versie informatie document
Publicatie op Netherlands Regulatory Framework (NeRF) – Maritime:
Huidige versie: 20041101
Datum beschikbaarheid huidige versie: 01-11-2004 (vanaf dit moment beschikbaar op Netherlands Regulatory Framework (NeRF) – Maritime)
Datum document:
Publicatiedatum: 01-11-2004