Regeling keuringsinstanties Wet pleziervaartuigen
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
§
2
Aanwijzing
Artikel
2
Een aanvraag om aangewezen te worden als keuringsinstantie op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wet pleziervaartuigen, vermeldt of aanwijzing wordt gevraagd voor:
a. de werkzaamheden, bedoeld in bijlage VI van de richtlijn;
relaties0
b. de werkzaamheden, bedoeld in bijlage VII van de richtlijn;
relaties0
c. de werkzaamheden, bedoeld in bijlage IX van de richtlijn;
relaties0
d. de werkzaamheden, bedoeld in bijlage X van de richtlijn;
relaties0
e. de werkzaamheden, bedoeld in bijlage XI van de richtlijn;
relaties0
f. de werkzaamheden, bedoeld in bijlage XII van de richtlijn; of
relaties0
g. een bepaalde combinatie van de werkzaamheden, genoemd onder a tot en met f.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
3
1. De aanvraag, bedoeld in
artikel 2, gaat vergezeld van een geldig certificaat van accreditatie van de aanvrager voor de werkzaamheden waarvoor aanwijzing wordt gevraagd, afgegeven door de Raad.
relaties0
relaties0
Artikel
4
1. Het certificaat van accreditatie, bedoeld in
artikel 3, eerste lid, wordt afgegeven door de Raad indien uit een onderzoek gebleken is dat:
a. de aanvrager, met inachtneming van het tweede tot en met het vijfde lid, voldoet aan de criteria voor de aanwijzing van de aan te melden instanties door de lid-staten, zoals opgenomen in bijlage XIV van de richtlijn; en
relaties0
b. de aanvrager voldoet aan de op het moment van onderzoek, voor instanties met werkzaamheden als die waarvoor de aanvrager aangewezen wenst te worden, geldende beoordelingscriteria van, naar keuze van de aanvrager, de publicatie NEN-EN 45001, NEN-EN 45004, NEN-EN 45011 of NEN-EN 45012, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-instituut.
relaties0
relaties0 2. Ter beoordeling of voldaan wordt aan punt 4, eerste gedachtestreepje, van bijlage XIV van de richtlijn, wordt van de aanvrager die uitsluitend aangewezen wenst te worden voor de werkzaamheden, bedoeld in
artikel 2, onder a, bij het onderzoek vastgesteld of voldoende kennis van scheepsbouw op HBO-niveau aanwezig is.
relaties0 3. Ter beoordeling of voldaan wordt aan punt 4, eerste gedachtestreepje, van bijlage XIV van de richtlijn, wordt van de aanvrager die aangewezen wenst te worden voor de werkzaamheden, bedoeld in
artikel 2, onder b tot en met g, bij het onderzoek vastgesteld of voldoende kennis van scheepsbouw en werktuigbouw op HBO-niveau en kennis van elektrotechniek op MBO-niveau aanwezig is.
relaties0 4. De kennisniveaus, bedoeld in het tweede en derde lid, kunnen ook aanwezig zijn in de vorm van een gelijkwaardige combinatie van opleiding en ervaring.
relaties0 5. Ter beoordeling of voldaan wordt aan punt 6 van bijlage XIV, wordt bij het onderzoek vastgesteld of de aanvrager een verzekering heeft afgesloten tegen wettelijke aansprakelijkheid waarvan de verzekerde som tenminste € 2.268.901 per gebeurtenis bedraagt.
relaties0
relaties0 relaties0
§
3
Uitbesteding
Artikel
5
Indien een keuringsinstantie op grond van artikel 10 van de Wet pleziervaartuigen anderen beproevingen en controles laat verrichten:
a. vergewist zij zich ervan dat deze voldoen aan de van toepassing zijnde eisen van de publicatie NEN-EN 45001, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-instituut;
relaties0
c. legt zij de daarvoor benodigde afspraken schriftelijk vast; en
relaties0
d. houdt zij een register bij, aan de hand waarvan bedoelde anderen en de door deze uitgevoerde beproevingen en controles kunnen worden geïdentificeerd.
relaties0
relaties0relaties0 relaties0
§
4
Toezicht
Artikel
6
Een keuringsinstantie voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. zij bewaart op een systematische en behoorlijke wijze de keuringsrapporten, dossiers, verslagen, certificaten, verklaringen en overige gegevens, die samenhangen met en betrekking hebben op de werkzaamheden waarvoor zij is aangewezen en zorgt ervoor dat de door haar gekeurde producten aan de hand van de door haar gevoerde administratie afdoende kunnen worden geïdentificeerd;
relaties0
b. zij verstrekt het Ministerie van Verkeer en Waterstaat jaarlijks voor 1 maart een schriftelijke rapportage, die tenminste voldoet aan het bepaalde in
artikel 7, over de werkzaamheden die zij in het kader van deze regeling in het voorgaande kalenderjaar heeft verricht; en
relaties0
c. zij verstrekt het Ministerie van Verkeer en Waterstaat jaarlijks voor 1 augustus een financieel verslag over het voorafgaande kalenderjaar, waarin aandacht is besteed aan de werkzaamheden waarvoor zij is aangewezen.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
7
De schriftelijke rapportage, bedoeld in artikel 6, onderdeel b, bevat tenminste, voor zover daarvan sprake is geweest in het verslagjaar, de volgende onderwerpen:
a. de door de keuringsinstantie daadwerkelijk uitgevoerde keuringen en procedures van overeenstemmingsbeoordeling met betrekking tot pleziervaartuigen en onderdelen daarvan, alsmede de daarbij opgedane ervaringen;
relaties0
b. wijzigingen in de op dit werkterrein betrekking hebbende erkenningen, reglementen, procedures en onderzoekscriteria;
relaties0
c. wijzigingen in de taakverdeling binnen de keuringsinstantie en wijzigingen in de bestuurssamenstelling;
relaties0
d. wijzigingen in statuten of huishoudelijke reglementen;
relaties0
f. de ervaringen met de inschakeling van anderen op het werkterrein;
relaties0
g. het gevoerde overleg en de samenwerking met andere keuringsinstanties;
relaties0
h. knelpunten op het werkterrein, die uit de uitvoeringspraktijk naar voren komen;
relaties0
i. tegen beslissingen van de keuringsinstantie ingediende bezwaren en ingestelde beroepen, alsmede de afhandeling daarvan en de resultaten.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8
1. De Raad onderzoekt elke vier jaar of een keuringsinstantie voldoet aan de voor die keuringsinstantie geldende criteria, bedoeld in
artikel 4.
relaties0 2. De keuringsinstantie is verplicht ten aanzien van het in het eerste lid genoemde onderzoek alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs gevorderd kan worden.
relaties0 3. Indien de Raad blijkt, dat een keuringsinstantie niet meer voldoet aan de voor die keuringsinstantie geldende criteria, bedoeld in
artikel 4, trekt de Raad het certificaat van accreditatie in en stelt de Minister van Verkeer en Waterstaat hiervan onverwijld in kennis.
relaties0
relaties0 relaties0
§
5
Kosten
Artikel
9
1. Een door de Raad onderzochte aanvrager vergoedt de aan het onderzoek verbonden kosten aan de Raad.
relaties0 2. Een keuringsinstantie vergoedt de aan de periodieke onderzoeken, bedoeld in
artikel 8, verbonden kosten aan de Raad.
relaties0 3. De Raad hanteert voor de vaststelling van de kosten, bedoeld in het eerste en tweede lid, ten aanzien van elke keuringsinstantie op dezelfde maatstaven gebaseerde tarieven.
relaties0
relaties0 relaties0
§
6
Slotbepalingen
Artikel
10
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.
relaties0relaties0
Artikel
11
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling keuringsinstanties Wet pleziervaartuigen.
relaties0relaties0 relaties0
De
Minister
van
Verkeer en Waterstaat,
Versie informatie document
Publicatie op Netherlands Regulatory Framework (NeRF) – Maritime:
Huidige versie: 20020101
Datum beschikbaarheid huidige versie: 01-01-2002 (vanaf dit moment beschikbaar op Netherlands Regulatory Framework (NeRF) – Maritime)
Datum document:
Publicatiedatum: 01-01-2002