Ga direct naarInhoudofMenu
Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.
Onderstaande relaties zijn gevonden bij “document”. Bij klikken wordt een externe website met een relatieoverzicht geopend op overheid.nl.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het met het oog op de veiligheid, de gezondheid en het welzijn in verband met de arbeid, zulks mede in verband met de tenuitvoerlegging van de Richtlijnen van de Raad van de Europese Unie van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PbEG 1993, L 307) en van 22 juni 1994 betreffende de bescherming van jongeren op het werk (PbEG 1994, L 216), en mede ter bevordering van de combineerbaarheid van arbeid en zorgtaken, alsmede andere verantwoordelijkheden buiten de arbeid, noodzakelijk is wettelijke regelen te stellen inzake arbeids- en rusttijden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder medezeggenschapsorgaan:
Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn niet van toepassing op verrichtingen van leerlingen of studenten in onderwijsinstellingen of gedeelten daarvan, open ruimten daaronder begrepen.
Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn van toepassing op arbeid verricht door personeel in burgerlijke openbare dienst, tenzij de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen een goede uitoefening van de bij wet en de daarop berustende bepalingen gegeven taken, dan wel het handhaven van de rechtsorde en het opsporen van strafbare feiten door dit personeel belemmert.
Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn van toepassing op arbeid verricht door brandweerpersoneel, tenzij dit personeel repressief optreedt bij brand en ongevallen.
Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn mede van toepassing:
Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder verantwoordelijke persoon:
De werkgever zorgt ervoor dat een ieder, die over een kind het ouderlijk gezag of de voogdij uitoefent of in wiens huishouding een kind is opgenomen, doeltreffend wordt ingelicht over de aard van de arbeid en de daaraan verbonden mogelijke gevaren en over de maatregelen die er op gericht zijn deze gevaren te voorkomen of te beperken.
De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat een vrouwelijke werknemer:
Artikel 4:5, met uitzondering van het zesde lid, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een vrouwelijke werknemer gedurende een periode van 6 maanden na de bevalling.
De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de jeugdige werknemer ten hoogste 9 uren per dienst, 45 uren per week en in elke periode van 4 achtereenvolgende weken gemiddeld 40 uren per week arbeid verricht.
De werkgever die een arbeidstijdpatroon vaststelt, wijzigt of intrekt, bespreekt dit bij het ontbreken van een medezeggenschapsorgaan vooraf met de belanghebbende werknemers.
De werkgever stelt de leden van een medezeggenschapsorgaan in verband met hun taak inzake arbeids- en rusttijden in de gelegenheid:
Voor deze wet en de daarop berustende bepalingen treden voor de toepassing van de afdelingen 3.6. en 4.1.2. van de Algemene wet bestuursrecht een medezeggenschapsorgaan in de plaats van de belanghebbende werknemers, tenzij het een beschikking betreft die zich richt tot een nader aangeduide werknemer.
Bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 2:7, eerste lid, 4:3, tweede tot en met vierde lid, en 5:12, tweede lid, kan aan Onze Minister en Onze Minister van Verkeer en Waterstaat tezamen of aan één van beiden de bevoegdheid worden toegekend omtrent het verlenen van vrijstellingen en ontheffingen.
Bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 2:7, eerste lid, 4:3, tweede tot en met vierde lid, en 5:12, eerste en tweede lid, kan aan Onze Minister of aan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat de bevoegdheid worden toegekend omtrent het stellen van een eis tot naleving.
De toezichthouders zijn, behoudens tegenover hen aan wier gezag zij uit hoofde van hun ambt zijn onderworpen, verplicht tot geheimhouding van de namen van de personen door wie een klacht is ingediend of aangifte is gedaan van een overtreding van deze wet en de daarop berustende bepalingen, behoudens wanneer deze personen hen schriftelijk hebben verklaard tegen de mededeling van hun namen geen bedenkingen te hebben.
Als beboetbaar feit wordt aangemerkt het niet naleven van de artikelen 3:2, eerste en vierde lid, 3:3, derde en vierde lid, 3:4, 3:5, eerste lid, 4:1, zesde lid, 4:3, eerste lid, 4:6, 5:3, eerste en tweede lid, 5:4, derde en vierde lid, 5:5, 5:6, 5:7, derde lid, 5:8, derde lid, 5:9, derde lid, 5:10, eerste, tweede en zevende lid, 5:11, tweede tot en met vijfde lid, 5:13, tweede lid, 5:14, derde lid, 5:15, zesde lid, 5:16, eerste lid, voorzover het niet naleven van dit artikellid een beboetbaar feit oplevert, 8:6, tweede lid, alsmede – voor zover aangeduid als beboetbare feiten – de voorschriften krachtens de artikelen 2:7, eerste lid, 4:3, tweede tot en met vierde lid, en 5:12, eerste en tweede lid, en 9:2, eerste lid, ten aanzien van het gebruik van middelen ten behoeve van het installeren, onderzoeken of herstellen van een apparaat als bedoeld in artikel 9:1, eerste lid.
Indien een boete ten onrechte is opgelegd, wordt de betaalde geldsom, vermeerderd met de wettelijke rente, binnen 6 weken nadat is vastgesteld dat de boete ten onrechte is opgelegd, aan de rechthebbende terugbetaald.
In afwijking van de paragrafen 10.2 tot en met 10.4, met uitzondering van de artikelen 10:7 eerste en derde lid, en 10:9, kan deze paragraaf worden toegepast indien het beboetbare feit heeft plaatsgevonden met of door middel van een voertuig waarvan aannemelijk is dat de houder van het kenteken geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft of dat de bestuurder van een voertuig in Nederland geen bekende woon- of verblijfplaats heeft.
De in artikel 10:16 bedoelde toezichthouders kunnen vorderen dat de boete terstond wordt voldaan.
De in artikel 10:16 bedoelde toezichthouders zijn bevoegd bij wijze van voorlopige maatregel het voertuig naar een door hen aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te stellen, dan wel aan het voertuig een mechanisch hulpmiddel te doen aanbrengen, waardoor verhinderd wordt dat het voertuig wordt weggereden. Zij kunnen vorderen dat, alvorens het voertuig aan de bestuurder wordt teruggegeven, naast de kosten van overbrenging en bewaring eveneens de boete zal worden voldaan.
De Nederlandse strafwet is mede van toepassing op de Nederlander en de in Nederland gevestigde werkgever die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een overtreding van de regels, welke voortvloeien uit de op de artikelen 2:7, eerste lid, 4:3, tweede tot en met vierde lid, en 5:12, tweede lid, berustende bepalingen, voor zover deze regels betrekking hebben op arbeid verricht door personen, werkzaam in of op motorrijtuigen.
De terzake van deze wet in de Wet op de economische delicten strafbaar gestelde feiten, gelden ten opzichte van elk persoon, met of ten aanzien van wie de overtreding van deze wet en de daarop berustende bepalingen is gepleegd, en met betrekking tot elke dag in de loop waarvan deze overtreding is gepleegd.
De uitreiking van gerechtelijke mededelingen in zaken betreffende overtredingen, welke voortvloeien uit een op de artikelen 4:3, tweede tot en met vierde lid, en 5:12, tweede lid, berustende bepaling, met betrekking tot personen, werkzaam in of op een motorrijtuig, begaan door een niet in Nederland gevestigde werkgever, kan eveneens geschieden aan de bestuurder van dat motorrijtuig die zich bereid verklaart om de mededeling onverwijld aan degene voor wie zij is bestemd te doen toekomen.
De Phosphorluciferwet 1901 wordt ingetrokken.
[Red: Wijzigt de Spoorwegwet.]
[Red: Wijzigt de Locaalspoor- en Tramwegwet.]
[Red: Vervallen]
[Red: Wijzigt het Wetboek van Koophandel.]
[Red: Wijzigt de Luchtvaartwet.]
[Red: Wijzigt de Wet medezeggenschap onderwijs 1992.]
[Red: Wijzigt de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart.]
[Red: Wijzigt de Ziektewet.]
[Red: Wijzigt de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten.]
[Red: Wijzigt de Wet op de gevaarlijke werktuigen.]
[Red: Wijzigt de Stoomwet.]
[Red: Wijzigt de Bestrijdingsmiddelenwet 1962.]
[Red: Wijzigt de Wet Gevaarlijke stoffen.]
[Red: Wijzigt de Leerplichtwet 1969.]
[Red: Wijzigt de Wet op de loonvorming.]
[Red: Wijzigt de Wet op de ondernemingsraden.]
[Red: Wijzigt de Binnenschepenwet.]
[Red: Wijzigt de Wet goederenvervoer over de weg.]
Waar in deze wet niet anders wordt bepaald, wordt de voordracht tot een algemene maatregel van bestuur Ons gedaan door Onze Minister.
Onze Minister zendt binnen 5 jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen, onderdelen of subonderdelen verschillend kan worden gesteld.
Deze wet wordt aangehaald als: Arbeidstijdenwet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Huidige versie: 20050720