Ga direct naarInhoudofMenu
Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.
Onderstaande relaties zijn gevonden bij “document”. Bij klikken wordt een externe website met een relatieoverzicht geopend op overheid.nl.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, gelet op de ontwikkelingen in het scheepvaartverkeer en in de ordening daarvan alsmede op de bij de ordening van dat verkeer betrokken belangen, wenselijk is de bepalingen met betrekking tot het scheepvaartverkeer op de binnenwateren en op zee te herzien alsmede, gezien hun onderlinge samenhang, onder te brengen in één wettelijke regeling, welke mede als grondslag kan dienen voor de uitvoering van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties, voorzover deze het Koninkrijk binden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De artikelen 5 tot en met 7 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot bekendmakingen met dezelfde strekking als een verkeersteken.
Het bepaalde in deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een schip dat geen zeeschip is en degene die daarover de leiding heeft, indien dit schip zich op zee bevindt.
De artikelen 15 en 15a zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een schip dat geen zeeschip is en op degene die daarover de leiding heeft, het schip in eigendom heeft of het als rompbevrachter exploiteert.
De artikelen 15c en 15d zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een schip dat geen zeeschip is en behoort tot een categorie die bij algemene maatregel van bestuur aangewezen kan worden en op degene die over dat schip de leiding heeft, het schip in eigendom heeft of het als rompbevrachter exploiteert.
Het stellen van regels krachtens het bepaalde in de hoofdstukken 2 tot en met 4 geschiedt met inachtneming van bindende verdragen en bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
Bij de toepassing van de artikelen 19 tot en met 21 wordt afgeweken van het bepaalde in deze wet, indien verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties voor zover deze het Koninkrijk binden daartoe nopen.
Behoeft een burgemeester in geval van een ramp of een zwaar ongeval als bedoeld in de Wet rampen en zware ongevallen of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan bijstand van de Gemeenschappelijk Nautische Autoriteit, genoemd in artikel 6 van het verdrag inzake het gemeenschappelijk nautisch beheer, dan dient hij daartoe met toepassing van artikel 17 van die wet een verzoek in. Onze Minister verzoekt de Gemeenschappelijke Nautische Autoriteit om bijstand.
Onze Minister, indien deze het bevoegd gezag is, is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
Onze Minister is gerechtigd te verrichten hetgeen in strijd met het bepaalde bij of krachtens artikel 15b, eerste en derde lid, wordt nagelaten.
Indien een verkeersdeelnemer aan wie een verkeersaanwijzing is gegeven, een krachtens artikel 4, eerste lid, onderdeel d, geregelde verplichting met betrekking tot een verkeersaanwijzing overtreedt en daarvoor onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen ontstaat of dreigt te ontstaan, is het bevoegd gezag bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter voorkoming of bestrijding van dat gevaar.
Het is verboden om opzettelijk wederrechtelijk een aan een ander toebehorend schip of ander vaartuig te gebruiken voor het deelnemen aan het scheepvaartverkeer op een scheepvaartweg.
Een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering kan, indien hij op grond van feiten of omstandigheden redelijkerwijze kan vermoeden dat een schip betrokken is geweest bij een aanvaring waarbij een persoon is gedood, letsel heeft bekomen of in zijn gezondheid is benadeeld dan wel aan enige zaak die niet toebehoort aan een persoon die zich op het schip bevindt, schade is toegebracht, in het belang van de opsporing van de verkeersdeelnemer of de andere personen die deel uitmaken van de bemanning vorderen dat zij de inlichtingen en gegevens verstrekken die nodig zijn voor de vaststelling van hun identiteit en van die van het schip.
[Red: Vervallen]
De toepasselijkheid van deze wet wordt beperkt door de in het volkenrecht erkende uitzonderingen.
De bevoegdheid van provinciale staten, gemeenteraden, waterschappen en havenschappen tot het stellen van regels blijft ten aanzien van het onderwerp waarin deze wet voorziet, gehandhaafd, voorzover die regels niet in strijd zijn met de bij of krachtens deze wet gestelde regels.
De Wet van 15 april 1891 (Stb. 91), houdende bepalingen ter voorkoming van aanvaring of aandrijving op de openbare wateren in het Rijk, die voor de scheepvaart openstaan, wordt ingetrokken, met dien verstande dat de krachtens genoemde wet gestelde regels worden geacht te zijn gesteld krachtens deze wet.
De Wet van 20 april 1895 (Stb. 71) tot regeling van het bakenwezen op openbare wateren wordt ingetrokken.
De Zeeaanvaringswet 1977 (Stb. 1979, 196) wordt ingetrokken, met dien verstande dat de krachtens die wet gestelde regels worden geacht te zijn gesteld krachtens deze wet.
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Het koninklijk besluit van 30 juni 1983 (Stb. 389), houdende het van kracht zijn voor de Rijn in Nederland van het Reglement van politie voor de Rijnvaart (Besluit Rijnvaartpolitiereglement 1983), en de besluiten tot wijziging van dat besluit, worden geacht te zijn vastgesteld krachtens deze wet.
Deze wet kan worden aangehaald als: Scheepvaartverkeerswet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
De scheepvaartwegen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet zijn de navolgende:
Huidige versie: 20090701