1. De afstandbediening zal in het algemeen plaatsvinden door
middel van één der volgende media of systemen:
1.1 hydraulisch
1.2 pneumatisch
1.3 electrisch
1.4 mechanisch
2. Ten
aanzien van op afstand bedienbare afsluiters worden twee categorieën onderscheiden,
namelijk:
2.1.1 de te allen tijde bereikbare afsluiters;
2.1.2 de niet te allen tijde bereikbare afsluiters. Voor beide categorieën geldt dat
een tweede bedieningsmogelijkheid aanwezig moet zijn.
2.2 Voor de
categorie genoemd onder 2.1.1 mag deze tweede bedieningsmogelijkheid bestaan uit:
2.2.1 een handbediening ter plaatse;
2.2.2 een mogelijkheid om direct aan de afsluiter een pomp aan te sluiten waarmee
ingeval van een defect in het systeem de afsluiter bediend kan worden.
2.2.3 een bedieningsysteem geheel onafhankelijk werkend van het hoofdsysteem.
2.3 Voor de categorie genoemd onder 2.1.1 kan gekozen worden uit:
2.3.1 een handbediening met een verlenging tot een bereikbare plaats;
2.3.2 een handbedieningssyteem geheel onafhankelijk werkend van het hoofdsysteem.
2.4 Het begrip ”bereikbaar” dient geïnterpreteerd te worden als een
opstelling van de afsluiter op een zodanige plaats dat men zonder het treffen van bijzondere
voorzieningen, zoals het aanbrengen van stellingen, ladders of het openen van tanks, de
afsluiter kan bereiken.
2.5 Indien afsluiters toegepast worden
welke door middel van een weer in een bepaalde stand terugkeren, dienen deze afsluiters in
de gewenste stand geborgd te kunnen worden.
3.
Het hoofdbedieningssysteem dient voorzien te zijn van een standaanwijzing op de
bedieningsplaats. De stand aanwijzing van de op afstand bedienbare afsluiters dient te
voldoen aan de navolgende eisen;
3.1 Hydraulische systemen.
per bedienbare afsluiter. een verplaatsingsmeter in de bedieningsleiding,
welke een indicatie geeft van de stand van de afsluiter in relatie tot de verpompte
hoeveelheid olie.
3.2 Pneumatische systemen
stand
aanwijzing van de afsluiters d.m.v. een apart pneumatisch systeem waarbij de klepstang of
-aandrijving in de eindstanden schuiven of klepjes beweegt, waardoor een aanwijzing wordt
verkregen ter plaatse van de bedieningsplaats.
3.3 Electrische
systemen:
standaanwijzing d.m.v. controle-lampen of meters welke gevoed
worden via microschakelaars welke geactiveerd worden door de klepstang op klep aandrijving
bij eindstanden van de klep.
3.4 Mechanische systemen:
Standaanwijzer welke direct bewogen wordt door de klepstang.
3.5 Uiteraard komen ook electrische standaanwijzers welke voldoen aan
het gestelde in 3.3 in hydraulische of pneumatische systemen geaccepteerd worden.
4. een uitzondering op het in 2 en 3 gestelde kan
gemaakt worden voor kleine hand hydraulische afstandbedieningsinstallaties in
ballastsystemen, waarbij uitsluitend veerbelaste afsluiters woorden toegepast met een
maximum van 12 stuks.
4.1 Bij zulk een systeemkan toegestaan worden
dat de standaanwijzing per afluister plaatsvindt d.m.v. een manometer met een ”open” ”dicht”
calibratie overeenkomend met de vereiste druk in het bedieningssyteem voor het openen
respectievelijk sluiten van de afsluiter.
4.2 Tevens dient een
verplaatsingsmeter met de nodige afsluiters, per groep afsluiters te worden aangebracht ten
einde de goede werking van zowel het systeem als de standen van de meters in relatie tot de
standen van de afsluiters te kunnen testen.
5.
Pompen en compressoren van het hoofdsysteem dienen dubbel uitgevoerd te zijn. De onder 2.2.2
genoemde pomp mag een verplaatsbare handpomp zijn.
6. De electrische voorziening dient op twee wijzen mogelijk te zijn. Op
passagiersschepen dient een der voedingen direct van de noodkrachtbron te worden betrokken.
7. Bij toepassing van afstandbediende
afsluiters in leidingsystemen welke essentieel zijn voor de voortstuwing van het schip ,
dienen wanneer een druk op spanningsval in het bedieningssyteem tot gevolg heeft dat
afsluiters ongewild geopend of gesloten kunnen worden, de navolgende extra voorzieningen te
worden getroffen.
7.1 Signalering en alarmering van :
7.1.1 te laag vloeistofniveau in de hydraulische olietank
7.1.2 te lage druk in het bedieningssysteem
7.2 Automatisch
starten van de ”stand-by” oliepomp of luchtcompressor of overschakelen op de noodkrachtbron.
Deze funkties dienen tevens gealarmeerd te worden.
7.3 Het gestelde
in 7.1 en 7.2 is voor passagiersschepen voor alle systemen van toepassing.
Beschrijving
32 Richtlijnen voor afstandsbediening van afsluiters aan boord van schepen waarop de SW van toepassing is
Informatietype en toegang
- Informatietype
- Informatie voor uitvoering
- Documentsoort
- Technische richtlijn
- Toegangsrechten
- Extern
Identificatie, datum en versie
- Identificatie
- PUC_1321_14
- Versie
- 1
- Datum beschikbaarheid
- 09-02-2006
-
Geldigheid van
- 01-01-1984
-
tot en met
-
- Wijzigingsdatum
- 24-11-2016
Versie informatie document
Publicatie op Netherlands Regulatory Framework (NeRF) – Maritime:
Huidige versie: 1
Datum beschikbaarheid huidige versie: 09-02-2006 (vanaf dit moment beschikbaar op Netherlands Regulatory Framework (NeRF) – Maritime)
Datum document: