Onderwerp: Bezoek-historie

32 Richtlijnen voor afstandsbediening van afsluiters aan boord van schepen waarop de SW van toepassing is
Geldigheid:01-01-1984 t/m Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.


1. De afstandbediening zal in het algemeen plaatsvinden door middel van één der volgende media of systemen:
1.1 hydraulisch
1.2 pneumatisch
1.3 electrisch
1.4 mechanisch

2. Ten aanzien van op afstand bedienbare afsluiters worden twee categorieën onderscheiden, namelijk:
2.1.1 de te allen tijde bereikbare afsluiters;
2.1.2 de niet te allen tijde bereikbare afsluiters. Voor beide categorieën geldt dat een tweede bedieningsmogelijkheid aanwezig moet zijn.
2.2 Voor de categorie genoemd onder 2.1.1 mag deze tweede bedieningsmogelijkheid bestaan uit:
2.2.1 een handbediening ter plaatse;
2.2.2 een mogelijkheid om direct aan de afsluiter een pomp aan te sluiten waarmee ingeval van een defect in het systeem de afsluiter bediend kan worden.
2.2.3 een bedieningsysteem geheel onafhankelijk werkend van het hoofdsysteem.
2.3 Voor de categorie genoemd onder 2.1.1 kan gekozen worden uit:
2.3.1 een handbediening met een verlenging tot een bereikbare plaats;
2.3.2 een handbedieningssyteem geheel onafhankelijk werkend van het hoofdsysteem.
2.4 Het begrip ”bereikbaar” dient geïnterpreteerd te worden als een opstelling van de afsluiter op een zodanige plaats dat men zonder het treffen van bijzondere voorzieningen, zoals het aanbrengen van stellingen, ladders of het openen van tanks, de afsluiter kan bereiken.
2.5 Indien afsluiters toegepast worden welke door middel van een weer in een bepaalde stand terugkeren, dienen deze afsluiters in de gewenste stand geborgd te kunnen worden.

3. Het hoofdbedieningssysteem dient voorzien te zijn van een standaanwijzing op de bedieningsplaats. De stand aanwijzing van de op afstand bedienbare afsluiters dient te voldoen aan de navolgende eisen;
3.1 Hydraulische systemen.
per bedienbare afsluiter. een verplaatsingsmeter in de bedieningsleiding, welke een indicatie geeft van de stand van de afsluiter in relatie tot de verpompte hoeveelheid olie.
3.2 Pneumatische systemen
stand aanwijzing van de afsluiters d.m.v. een apart pneumatisch systeem waarbij de klepstang of -aandrijving in de eindstanden schuiven of klepjes beweegt, waardoor een aanwijzing wordt verkregen ter plaatse van de bedieningsplaats.
3.3 Electrische systemen:
standaanwijzing d.m.v. controle-lampen of meters welke gevoed worden via microschakelaars welke geactiveerd worden door de klepstang op klep aandrijving bij eindstanden van de klep.
3.4 Mechanische systemen:
Standaanwijzer welke direct bewogen wordt door de klepstang.
3.5 Uiteraard komen ook electrische standaanwijzers welke voldoen aan het gestelde in 3.3 in hydraulische of pneumatische systemen geaccepteerd worden.

4. een uitzondering op het in 2 en 3 gestelde kan gemaakt worden voor kleine hand hydraulische afstandbedieningsinstallaties in ballastsystemen, waarbij uitsluitend veerbelaste afsluiters woorden toegepast met een maximum van 12 stuks.
4.1 Bij zulk een systeemkan toegestaan worden dat de standaanwijzing per afluister plaatsvindt d.m.v. een manometer met een ”open” ”dicht” calibratie overeenkomend met de vereiste druk in het bedieningssyteem voor het openen respectievelijk sluiten van de afsluiter.
4.2 Tevens dient een verplaatsingsmeter met de nodige afsluiters, per groep afsluiters te worden aangebracht ten einde de goede werking van zowel het systeem als de standen van de meters in relatie tot de standen van de afsluiters te kunnen testen.

5. Pompen en compressoren van het hoofdsysteem dienen dubbel uitgevoerd te zijn. De onder 2.2.2 genoemde pomp mag een verplaatsbare handpomp zijn.

6. De electrische voorziening dient op twee wijzen mogelijk te zijn. Op passagiersschepen dient een der voedingen direct van de noodkrachtbron te worden betrokken.

7. Bij toepassing van afstandbediende afsluiters in leidingsystemen welke essentieel zijn voor de voortstuwing van het schip , dienen wanneer een druk op spanningsval in het bedieningssyteem tot gevolg heeft dat afsluiters ongewild geopend of gesloten kunnen worden, de navolgende extra voorzieningen te worden getroffen.
7.1 Signalering en alarmering van :
7.1.1 te laag vloeistofniveau in de hydraulische olietank
7.1.2 te lage druk in het bedieningssysteem
7.2 Automatisch starten van de ”stand-by” oliepomp of luchtcompressor of overschakelen op de noodkrachtbron. Deze funkties dienen tevens gealarmeerd te worden.
7.3 Het gestelde in 7.1 en 7.2 is voor passagiersschepen voor alle systemen van toepassing.
Naar boven