Niet van toepassing op bestaande schepen met een vermogen van 168,75 kW (225 apk) of
minder
2.01 Op de brug moet aanwezig zijn
1.1 Volledige bediening (bij voorkeur door
middel van een handel) van de hoofdmotor, tenzij het schip is voorzien van:
a. verstelbare schroefbladen, in welke geval slechts de
schroefverstelinrichting ( al of niet gecombineerd met toerenregeling) vanaf de brug
behoeft te kunnen worden bediend en de hoofdmotor c.q. schroef, aldaar moet kunnen worden
gestopt (aanzetten van de motor niet vereist tenzij uit andere hoofde voorgeschreven).
b. omkeerkoppeling, in welke geval alleen toerenregeling en
bediening van de koppeling vanaf de brug moet kunnen geschieden (aanzetten en stoppen van
de hoofdmotor niet vereist).
N.B. Indien op de brug
het omkeren van de motor c.q. het bedienen van de schroefverstelinrichting of
keerkoppeling door middel van een handel geschiedt, moet voor ”vooruit” deze handel naar
voren worden bewogen.
1.2 Machine telegraaf In
gebruikelijke uitvoering, met dien verstande dat in geval van verstelbare schroefbladen
bovendien (bij voorkeur door middel van twee afzonderlijke, geblokkeerde, doch op
eenvoudige wijze te deblokkeren velden) hiermede orders moeten kunnen worden gegeven voor
” motor stoppen” en ”motor aanzetten”. Indien op de telegraaf een veld ”brugbediening”
aanwezig is, moet dit op overeenkomstige wijze geblokkeerd zijn of zich onmiddellijk naast
de ”stop” stand bevinden.
N.B. En machinetelegraaf is
niet vereist, indien in de M.K. de voortstuwingsinstallatie niet volledig bedienbaar is (
zie punt 2.1).
1.3 Tachometer hoofdmotor (in
geval van een schakelbare koppeling aan te drijven door schroefas), zodanig dat deze
gemakkelijk waarneembaar is vanaf de bedieningsplaats voor degene die manoeuvreert.
Tachometer uit te voeren voor 2 draairichtingen, behoudens bij de schroef met verstelbare
bladen; eventuele kritische toerengebieden aan te geven door een rode sector. In geval dit
voor de installatie noodzakelijk wordt geacht kan zowel een door de hoofdmotor als door de
schroefas aangedreven tachometer worden verlangd.
1.4 Bij verstelbare schroefbladen: standaanwijzer schroefbladstand waarneembaar
op elke bedieningsplaats.
1.5 Aan boord van
schepen waar de wachtbezetting in de M.K. uit minder dan 2 man bestaat: alarm door middel
van rode lamp, al dan niet knipperend, met zoemer op tenminste:
a. te lage smeeroliedruk hoofdmotor;
b. te hoge
koelwatertemperatuur hoofdmotor, bij directe zoutwaterkoeling evt. te lage koelwaterdruk,
(bij directe zoutwaterkoeling is geen alarm vereist, indien doorstroming op de brug
waarneembaar is);
c. te lage smeeroliedruk tandwielkast en/of
omkeerkoppeling (indien voorzien van afzonderlijk smeeroliesysteem);
d. te hoog bilgewaterniveau in de machinekamer;
e.
storing in het brugbedieningssysteem indien dit anders dan geheel mechanisch is
uitgevoerd;
f. het wegvallen van de versteldruk bij hydraulische
verstelbare schroefbladen of omkeerkoppeling.
1.6 De onder punt 1.5 genoemde alarmen dienen zodanig te zijn uitgevoerd dat:
a. Bij voorkeur slechts een gecombineerd alarm per hoofdmotor
aanwezig is , met indicatie ”installatie onklaar” .
b. De rode
lamp of rood knipperlicht niet gedimd of uitgeschakeld kan worden.
c. Indien gelijktijdig in de M.K. geactiveerde claxon aldaar wordt afgezet (zie
punt 2.3) moet door deze handeling tevens de zoemer worden afgezet en het rode licht door
een kleur- dan wel toestandverandering (b.v. van rood naar geel of van rood knipperend
naar rood constant brandend) een andere presentatie geven ten teken dat het alarm
geaccepteerd is.
d. Het ”accepteren” van een alarm mag niet
verhinderen dat een ander alarm direct en op dezelfde wijze doorkomt.
e. Een lamp welke niet kan worden uitgeschakeld maar wel mag worden gedimd moet
aangeven dat de alarminstallatie ingeschakeld is.
f. De op de
brug aanwezige zoemer mag aldaar kunnen worden afgezet doch dient, indien het betrokken
alarm in de M.K. niet tijdig wordt geaccepteerd, binnen 90 seconden weer automatisch in
werking te treden; indien de omstandigheden aan boord hiertoe aanleiding geven, kan, in
overleg met de toezichthoudend ambtenaar van de Scheepvaartinspectie, een langere tijd dan
90 seconden worden toegestaan.
g. Het afdrukken van de zoemer op
de brug bij een bepaald alarm mag niet verhinderen dat een ander alarm direct en op
dezelfde wijze doorkomt.
1.7 Een
afleesmogelijkheid van de druk in de aanzetluchtleiding ( indien de hoofdmotor op de brug
aanzetbaar is).
1.8 Visuele aanduiding op brug-
dan wel M.K. bediening is ingeschakeld, op de brug d.m.v. lampen: M.K. bediening- wit;
brugbediening mogelijk wit, indien toegepast; brugbediening- blauw.
1.9 Het bedienings-controlepaneel moet zijn voorzien van een
dimbare afzetbare verlichting.
2.02 Voorzieningen in de machinekamer
2.1 Hoofdmotor: moet in de M.K. kunnen worden aangezet en
gestopt. De motor mag bij een schroef met verstelbare bladen alleen kunnen worden aangezet
bij schroefspoed ± 0, tenzij ter plaatse waar de motor wordt aangezet een geheel
mechanische spoedstand-aanwijzer duidelijk zichtbaar is en bij de aanzetinrichting een
instructieplaat is aangebracht waarop is vermeld ” Motor alleen aanzetten bij schroefspoed
± 0”.
Indien omkeerbaar, moet de motor volledig
bedienbaar zijn nabij de telegraaf.
Indien voorzien
van een omkeerkoppeling moet deze nabij de telegraaf kunnen worden bediend en tevens het
toerental van de motor aldaar kunnen worden geregeld.
Volledige bedienbaarheid in de M.K. van een schroefverstelinrichting of omkeerkoppeling
is slechts dan niet vereist indien de brugbediening hiervan geschiedt:
hetzij door middel van twee geheel onafhankelijk van elkaar werkende
systemen, waarbij op de brug zonder tijdverlies van het ene systeem op het andere kan
worden overgegaan, hetzij door middel van een geheel mechanische overbrenging (stangen,
draden enz.) en deze zodanig is uitgevoerd dat storing hieraan vrijwel uitgesloten moet
worden geacht. In beide gevallen kan ter plaatse van de versan, afhankelijk van de
communicatiemogelijkheden met het stuurhuis een rechtstreekse telefoon of spreekbuis naar
deze noodbedieningsplaats nodig zijn en zal, in het geval van een verstelbare schroef in
elk geval een (eenvoudige) telegraaf naar de bedieningsstand van de motor voor ”stoppen”
en ”aanzetten” aanwezig moeten zijn , tenzij een op de brug bedienbare, uitschakelbare
koppeling tussen hoofdmotor en schroefas aanwezig is.
2.2 Indien bediening zowel op de brug als in de M.K. kan geschieden:
omschakelinrichting voor brug- dan wel M.K.- bediening in de nabijheid van de
bedieningsstand. Omschakelinrichting zodanig uit te voeren, dat:
a. overschakelen van brug naar M.K. te allen tijde mogelijk is, onafhankelijk
van de stand van de brug -handel;
b. overschakelen van de M.K.
naar brug nimmer tot gevolg kan hebben dat tengevolge van dit overschakelen de stuwdruk
van de schroef ongewild noemenswaardig wordt gewijzigd;
N.B. Hieraan wordt ook geacht te zijn voldaan indien op de brug een zgn. ”overneem knop”
wordt aangebracht. Nadat in de M.K. is overgeschakeld naar de brug dient aldaar een witte
lamp te gaan branden met het opschrift ”Brugbediening mogelijk”. Niet eerder dan na het
indrukken van de overneemknop mag het mogelijk zijn de motor vanaf de brug te bedienen.
Hierbij dient genoemde witte lamp te doven en de blauwe (zie punt 1.8) te gaan branden.
Het onder N.B. gestelde is niet van toepassing indien de overbrenging langs geheel
mechanische weg geschiedt of het onder b. gestelde op afdoende wijze gewaarborgd is.
c. onopzettelijk overschakelen ( door tegen het
omschakelhandel te stoten of dit bij ongeluk vast te grijpen) wordt voorkomen;
d. de motor nimmer gelijktijdig zowel vanaf de brug als in de M.K.
kan worden bediend;
e. op alle bedieningsplaatsten duidelijk
blijkt, welke bedieningsplaats is ingeschakeld. ( M.K.-bediening; witte lamp;
brugbediening- blauwe lamp).
2.3 Akoestisch en
visueel alarm op tenminste: De bedrijfsstoringen genoemd onder punt 1.5
N.B. Akoestisch alarm door middel van luide claxon of sirene,
duidelijk hoorbaar voor werktuigkundige, ook indien hij zich tijdelijk buiten de M.K.
bevindt ( zo nodig extra claxon elders). De claxon moet door middel van een drukknop
afzetbaar zijn, waarbij tevens de zoemer op de brug wordt afgezet en de ”alarm
geaccepteerd” indicatie op de brug wordt gegeven. Dit mag het opnieuw in werking treden
van het alarm door andere oorzaak niet beïnvloeden. Na opheffing van de betrokken storing
moet uitschakeling van de claxon voor het betreffende alarmpunt automatisch zijn
opgeheven.
Het visueel alarm moet bestaan uit
afzonderlijke rode lampen., aangevende door welke oorzaak het alarm in werking is
getreden; ook na afzetten van de claxon moet duidelijk blijken, dat de storing nog
aanwezig is,. De betrokken rode lamp in de M.K. moet blijven branden, tot de storing is
opgeheven (vangschakeling). Bij direct omkeerbare motoren het alarm op de smeeroliedruk
zodanig Af te stellen, dat dit niet telkenmale bij het stoppen of aanzetten van de motor
in werking treedt. Bij toepassing van een keerkoppeling welke hydraulisch wordt
geschakeld, het alarm hiervan zodanig af te stellen, dat dit niet telkenmale bij in- en
uitzetten van de koppeling in werking treedt. Waar nodig of gewenst kunnen alarmen via een
tijdvertragingsrelais worden geschakeld om onnodige alarmen door de beweging van het schip
e.d. te voorkomen.
2.4 Visuele indicatie dat de
alarmering is ingeschakeld.
2.5 In de M.K.
voorts alle gebruikelijke mano- en thermometers; in geval van hydraulische bediende
keerkoppeling of schroefverstelinrichting bovendien manometer op dit hydraulische systeem.
In geval van verstelbare schroef bovendien: standaanwijzer nabij bedieningsstand.
2.03 Algemene uitvoering
3.1 Het alarmsysteem en eventuele andere elektrische- of
elektronische onderdelen van de afstandsbediening moeten zijn aangesloten hetzij
rechtstreeks op een accu batterij hetzij op het hoofdschakelbord. In dit laatste geval
moet de uitvoering zodanig zijn, dat bij wegvallen van de netspanning automatisch op hulp-
of nooddynamo of accubatterij wordt overgeschakeld.
3.2 De alarminrichting moet kunnen worden beproefd op goede werking door middel
van een testknop, bij voorkeur voor elk alarm afzonderlijk; één testknop voor een groep
alarmen is toegestaan.
3.3 Indien de
brugbediening pneumatisch is uitgevoerd, moet de luchtvoorziening hiervan op tenminste
twee wijzen mogelijk zijn ( bijv. 2 reduceerventielen op aanzetluchtvat) en moeten filter
en waterafscheider in duplo gemonteerd zijn. Bovendien moet een vorstbeschermer aanwezig
zijn.
De energievoorziening bij een elektrische of
doorlopend geactiveerde hydraulische bediening vanaf de brug moet eveneens op tenminste
twee wijzen zijn gewaarborgd.
3.4 Alarmsystemen
en stuursystemen dienen geheel gescheiden te zijn uitgevoerd.
3.5 Alle onderdelen moeten zodanig zijn geconstrueerd, dat zij
onder alle bedrijfsomstandigheden, die zich aan boord van een zeeschip kunnen voordoen
(trillen, schokken, slingeren, vocht, temperatuur, enz.) storingvrij functioneren.
3.6 Indien de motor beveiligd is, b.v. tegen
wegvallen van de smeeroliedruk, moet de alarminrichting waarschuwen, voor deze beveiliging
ingrijpt.
Voor bijzondere uitvoeringsvormen kunnen
door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie extra voorzieningen worden geëist.