Ingangsdatum:
01-08-1994
Geldig tot en
met:
16-02-1999
1. In
afwijking van artikel 195, eerste lid, onderdeel b, onder 5°, van Boek 8 van
het Burgerlijk Wetboek, zoals dit komt te luiden na inwerkingtreding van
deze wet, geschiedt ambtshalve doorhaling van de teboekstelling van
zeeschepen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet te boek
staan in het register, bedoeld in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk
Wetboek, wegens het verlies van de hoedanigheid van Nederlands schip,
uitsluitend na ontvangst van een daartoe strekkende verklaring van Onze
Minister van Verkeer en Waterstaat. Deze uitzondering is niet meer van
toepassing met ingang van het tijdstip waarop het schip na het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet opnieuw wordt teboekgesteld.
2. De in het eerste lid
bedoelde verklaring wordt afgegeven aan de reder van het desbetreffende
schip indien niet meer voldaan wordt aan de volgende vereisten:
a. het schip behoort voor ten minste twee
derde deel toe aan een of meer natuurlijke personen of rechtspersonen die de
nationaliteit van een der lid-staten van de Europese Gemeenschappen
bezitten, en
b. indien het niet betreft een
schip dat uitsluitend anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf
wordt gebruikt,
1°. de persoon of personen,
bedoeld onder a, oefenen het zeescheepvaartbedrijf in Nederland uit door
middel van een vestiging in de zin van artikel 1, eerste lid, onder a of b,
van de Handelsregisterwet en voeren het beheer over het schip in overwegende
mate vanuit Nederland;
2°. de dagelijkse
leiding van de onder 1° bedoelde vestiging berust bij een of meer
natuurlijke personen die de nationaliteit bezitten van een der lid-staten
van de Europese Gemeenschappen;
3°. de
natuurlijke persoon of personen, bedoeld onder 2°, beschikken over
vertegenwoordigingsbevoegdheid inzake alle met het beheer over het schip
verband houdende aangelegenheden betreffende het schip, de kapitein en de
overige leden van de bemanning.
Onder rechtspersoon
met de nationaliteit van een der lid-staten van de Europese Gemeenschappen
wordt in dit lid verstaan: een rechtspersoon als bedoeld in artikel 311,
derde lid, van het Wetboek van Koophandel, zoals dit komt te luiden na
inwerkingtreding van deze wet.
3.
Met het toezicht op de naleving van het in het tweede lid bepaalde, zijn
belast de ambtenaren, bedoeld in artikel 311b, eerste lid, van het Wetboek
van Koophandel. Artikel 311 b, derde lid, van het Wetboek van Koophandel is
van overeenkomstige toepassing.
4.
Van de afgifte van een verklaring als bedoeld in het eerste lid wordt, nadat
de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het
beroep is beslist, onverwijld mededeling gedaan aan de bewaarder van het
register, bedoeld in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek.
5. Tegen de afgifte van een
verklaring, bedoeld in het eerste lid, kan een belanghebbende beroep
instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.