* Met toestemming van het Nederlands Normalisatie Instituut overgenomen uit NEN-ISO 5779 (1987)
4.1 OntwerpdrukDe ontwerpdruk p, in kPa, wordt gegeven door de volgende formule:
p = 10ac (bf - y), waarin:
a: de hoogtefactor volgens 4.2;
c: de breedtefactor volgens 4.5;
b: de factor voor de verdeling over de scheepslengte volgens 4.3;
f: de waarschijnlijkheidsfactor volgens 4.4;
y: de hoogte, zoals omschreven in 1.1.17 van deze bijlage, in m.
4.2 Bepaling van de hoogtefactor aDe hoogtefactor moet worden bepaald volgens de betreffende formule uit tabel 4.2, waarbij geldt:
L
1 = de lengte L, zoals omschreven in 1.1.4 van deze bijlage, in m, doch niet groter dan 300 m;
x = de afstand tussen de beschouwde patrijspoort of het raam en de achterloodlijn in m.
Bij het vaststellen van x voor patrijspoorten of ramen in de zijden van de bovenbouw of dekhuis mogen deze zijwanden worden verdeeld in stroken van ongeveer gelijke breedte van maximaal 15 percent van L. In dat geval is x de afstand tussen de achterloodlijn en het midden van de beschouwde strook.
4.3 Bepaling van factor b betreffende de verdeling van de patrijspoorten of ramen over de scheepslengteDe in de formules in deze tabel gebruikte blokcoefficient C
b moet als volgt worden bepaald:
C
b =
Volume naar de mal bij diepgang d /
L • B • d , waarin
het gemalde volume wordt uitgedrukt in m
3 en L, B, d in m en waarbij d
de diepgang naar de mal is.
Voor vrachtschepen moet d worden genomen als de diepgang behorend bij het toegekende zomermerk of als de diepgang behorend tot het houtvaartzomermerk, indien een dergelijk merk is toegekend.
Voor baggermaterieel met verminderd vrijboord, moet d worden genomen als de diepgang naar de mal behorend bij het toegekende baggermerk.
Voor passagiersschepen moet d worden genomen als de diepgang behorende bij de hoogste, toegekende indelings-lastlijn.
De te gebruiken waarde voor C
b mag niet kleiner dan 0,60 en niet groter dan 0,80 worden genomen. Bij het bepalen van ontwerpdrukken voor patrijspoorten en ramen in achterschotten of -wanden, die voor 1/2L gelegen zijn, behoeft C
b niet kleiner
dan 0,80 te worden genomen.
Voor x zie omschrijving onder 4.2
4.4 Bepaling van de waarschijnlijkheidsfactor fDe waarschijnlijkheidsfactor moet worden bepaald met de formules, zoals aangegeven in tabel 4.4.a of met de tabel 4.4.b. Bij gebruik van tabel 4.4.b moet lineair worden geïnterpoleerd
om bij tussenliggende waarden voor L de waarschijnlijkheidsfactor te bepalen.
4.5 Bepaling van de breedtefactor cDe breedtefactor c moet met behulp van de volgende formule worden bepaald:
c = 0,3 + 0,7 b’/ B’ , waarin
b’ :de breedte in m van het dekhuis ter plaatse van de beschouwde patrijspoort of het beschouwde raam;
B’ :de uiterste breedte van het schip op het aan weer en wind blootgestelde dek t.p.v. de beschouwde patrijspoort of het beschouwde raam in m.
Voor b’/B’ moet bij de toepassing van de formule ten minste 0,25 worden genomen.
ToelichtingDeze Bekendmaking aan de scheepvaart strekt tot het opnieuw vaststellen van Bekendmaking aan de scheepvaart no. 269/1990 (Stcrt. 221). Het ontwerp van die bekendmaking werd niet genotificeerd overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109)
1. Om alsnog aan de verplichting tot notificatie te voldoen is deze bekendmaking in ontwerp aan de Commissie van de Europese Gemeenschap genotificeerd (zie ook kamerstukken II 1996/1997, 25 389). De tekst van de bekendmaking is identiek aan de tekst van de huidige bekendmaking, behoudens het volgende.
In artikel 2 is een bepaling opgenomen die uitvoering geeft aan artikel 14 van
Richtlijn nr. 94/57/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22
november 1994 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen
voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor
de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (PbEG L 319).
Dit artikel verplicht iedere lid-staat van de Europese Unie er op toe te zien dat
schepen varend onder zijn vlag worden gebouwd en onderhouden overeenkomstig de voorschriften van een erkende organisatie betreffende de romp, de machines, de elektrische
installaties en de bedieningsapparatuur. In artikel 3 is een bepaling opgenomen betreffende de wederzijdse erkenning van technische normen en technische eisen.
De ontwerp-bekendmaking is op 14 augustus 1997 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienr. 97/0571/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van de eerdergenoemde richtlijn nr. 83/189/EEG. De ontwerpbekendmaking is op 30 september 1997 tevens gemeld aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie (notificatienr. G/TBT/Notif. 97.559) ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235). Een aankondiging van die notificatie is gepubliceerd in Stcrt. 1997, 197.
Deze notificaties zijn noodzakelijk aangezien de bekendmaking technische
voorschriften bevat in de zin van richtlijn nr. 83/189/EEG, zoals gewijzigd, en
als bedoeld in voornoemde overeenkomst. Als technisch voorschrift kan worden aangewezen artikel 1.
Dit artikel, dat zonder onderscheid van toepassing is op Nederlandse en ingevoerde
patrijspoorten, lichtranden en ramen, is uit hoofde van een doeltreffende
bescherming van de openbare veiligheid en de gezondheid en het leven van personen noodzakelijk. Ook is het evenredig aan de met dit artikel beoogde doelen. Voor zover deze
bekendmaking kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking in de zin van artikel 30 EG-Verdrag bevat, zijn deze derhalve gerechtvaardigd ter bescherming van
de bovengenoemde belangen.
In het kader van de notificatie ingevolge de richtlijn is in artikel 3 de bovengenoemde
bepaling betreffende wederzijdse erkenning opgenomen met het oog op de geharmoniseerde
toepassing van technische voorschriften.
De WTO-notificatieprocedure heeft niet geleid tot wijziging van de ontwerp-bekendmaking.
Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie, H.G.H. ten Hoopen.
1Laatstelijk gewijzigd bij richtlijn nr. 94/10/EG
van het Europees Parlement en de Raad van de
Europese Unie van 23 maart 1994 (PbEG L 100).
Een bijgewerkte integrale tekst van de richtlijn
is gepubliceerd in PbEG 1997, C 78.