Onderwerp: Bezoek-historie

BadS 035/1965 Acetyleen las- en snij-installaties
Geldigheid:03-09-1965 t/m 28-07-2010Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

De Inspecteur-Generaal voor de Scheepvaart,
Overwegende:
dat vele schepen voor het aan boord verrichten van reparatiewerkzaamheden zijn uitgerust met een acetyleen las- en snij-installatie;
dat gebleken is dat de opstelling van de hiervoor nodige acetyleen- en zuurstofflessen en de aanleg van de zuurstof- en de acetyleenleidingen enz. niet altijd voldoen aan de eisen welke daaraan met het oog op de veiligheid dienen te worden gesteld;
dat het derhalve nodig is terzake voorschriften vast te stellen:
Gelet op: het bepaalde in de artikelen 56. zevende lid, en 174 van het Schepenbesluit 1965:

Maakt bekend:

dat een acetyleen las- en snij-installatie niet aan boord van een schip mag worden geplaatst voordat de voorgenomen opstelling en uitvoering daarvan door of namens hem zijn goedgekeurd:

dat hiertoe de nodige tekeningen en schema’s waaruit de plaats en de wijze van opstelling en aansluiting van acetyleen- en zuurstofflessen, appendages, leidingen enz. duidelijk blijken, tijdig bij de Scheepvaartinspectie moeten worden ingediend;

dat bij de opstelling en inrichting van een acetyleen las- en mij-installatie het volgende in acht moet worden genomen:

  1. het gebruik van acetyleen-gas-ontwikkelaars is verboden;

  2. acetyleen- en zuurstofflessen moeten op het open dek dan wel in besloten ruimten, geen werkruimten zijnde, die door middel van een deur in directe verbinding staan met het open dek. verticaal worden opgesteld;

  3. acetyleen- en zuurstofflessen mogen niet tezamen in dezelfde besloten ruimte zijn ondergebracht;

  4. de flessen moeten goed beschermd en zeevast zijn opgesteld en mogen niet kunnen zijn blootgesteld aan directe straling van de zon of aan uitstralende warmte van machinekamer- of ketelschachten. kombuizen en dergelijke:

  5. acetyleen- of zuurstofflessen mogen niet in of onder accommodatieruimten voor passagiers en bemanning worden geplaatst:

  6. een besloten ruimte als onder 2 bedoeld moet omgeven zijn door gasdichte stalen schotten en afgesloten kunnen worden door een naar buiten draaiende stalen deur met vonkvrij sluitwerk: deze ruimte mag niet op enige wijze in verbinding staan met andere besloten ruimten en moet goed worden geventileerd door luchtaanvoer in het bovendeel en afvoer naar de buitenlucht ter hoogte van de vloer:

  7. op de deur van een ruimte, waarin acetyleenflessen zijn opgesteld, moet zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde duidelijk leesbaar zijn aangegeven:


    ACETYLEEN ONTPLOFFINGSGEVAAR NIET ROKEN - NIET MET VUUR NADEREN
  8. besloten ruimten waarin acetyleenflessen zijn ondergebracht mogen niet worden gebruikt voor opstelling of berging van werktuigen, toestellen of materialen die tot vonkvorming aanleiding kunnen geven: de flessen moeten te allen tijde snel uit deze ruimten kunnen worden verwijderd;

  9. besloten ruimten waarin zuurstofflessen zijn ondergebracht moeten volkomen vet- en olievrij worden gehouden en mogen niet worden gebruikt voor berging van stoffen die gemakkelijk tot ontbranding kunnen komen indien een overmaat van zuurstof aanwezig is: de flessen moeten te allen tijde snel uit deze ruimten kunnen worden verwijderd:

  10. de verlichting van ruimten waarin acetyleenflessen zijn ondergebracht moet voldoen aan de voorschriften vervat in het eerste en zesde lid van artikel 13 van bijlage VlI van het Schepenbesluit 1965:

  11. nabij de plaats of ruimte waar acetyleenflessen hetzij permanent hetzij tijdelijk zijn opgesteld moet een goedgekeurde koolzuursneeuwblusser of droogpoederblusser aanwezig zijn: in de nabijheid moet zich voorts een brandblusafsluiter met brandslang, koppelingen en straalpijp bevinden, dan wel boven de flessen een op afstand bedienbare watersproei-inrichting zijn aangebracht:

  12. op de afsluiter van elke in gebruik zijnde acetyleen-ofzuurstoffles moet steeds een sleutel zijn aangebracht, zodat de afsluiter in noodgevallen onmiddellijk en snel kan worden gesloten:

  13. het leidingsysteem voor acetyleen zowel als voor zuurstof moet bestaan uit een vast aangebrachte hogedruk verzamelleiding, waarop de fles of de flessen door middel van een buigzame hogedrukleiding met afsluiter is of zijn aangesloten: deze verzamelleidingen moeten zo kort mogelijk zijn (zie publicatie P. nr. 14 van de Arbeidsinspectie onder punt 1.4.5);

  14. door middel van een vast aangebrachte lagedruk distributieleiding moet het gas met een gereduceerde druk naar de werkplaats worden gevoerd: deze gereduceerde druk mag voor acetyleen ten hoogste 1 kg/cm2 bedragen en voor zuurstof ten hoogste 20 kg/cm2;

  15. elke distributieleiding moet met een afsluiter op de hogedruk verzamelleiding zijn aangesloten; tegen deze afsluiter moet het reduceertoestel. dat de gasdrukken reduceert tot de onder 14 aangegeven drukken, worden aangebracht;

  16. aan het eind van een distributieleiding moeten wederom achtereenvolgens een afsluiter worden aangebracht en een reduceertoestel, dat de druk in de slangen naar de las- of snijbrander reduceert tot die, waarmede de brander gebruikt mag worden:

  17. vóór en achter het in punt 15 genoemde en achter het in punt 16 genoemde reduceertoestel moet een goed zichtbare manometer zijn aangebracht; de druk van een reduceertoestel moet gemakkelijk instelbaar zijn: de Bourdonveer van de manometers in acetyleenleidingen moet zijn vervaardig van roestvrij staal of nikkel; de wijzerplaat van deze manometers moet zijn voorzien van de aanduiding `Geschikt voor acetyleen`.

  18. acetyleen-en zuurstofleidingen mogen niet door hutten, andere verblijven en kombuizen lopen; zij moeten zodanig zijn geverfd. dat zij gemakkelijk kenbaar zijn en niet door ruimten zijn aangelegd waar zij aan het oog zijn onttrokken;

  19. acetyleenleidingen moeten zijn vervaardigd van naadloos getrokken staal; in het leidingsysteem of de zich daarin bevindende afsluiters en appendages mag het acetyleengas niet in aanraking kunnen komen met koper of koperlegeringen met een kopergehalte van meer dan 63%:

  20. hogedruk zuurstofleidingen moeten zijn vervaardigd van naadloos getrokken koper; distributieleidingen mogen zijn vervaardigd van naadloos getrokken staal:

  21. hogedruk acetyleen- en zuurstofleidingen moeten na montage geperst worden op een drukvan respectievelijkten minste 180 kg/cm2 en 300 kg/cm2; vast aangebrachte lagedrukacetyleen en zuurstofleidingen op een drukvan 30 kg/cm2;

  22. voor de verbinding van vast aangebrachte acetyleen- en zuurstofleidingen mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van hogedruk koppelingen: ook deugdelijk gelaste verbindingen zijn toegelaten;

  23. vóór de eerste ingebruikneming moeten de zuurstofleidingen grondig worden ontvet en worden doorgeblazen met zuurstof; acetyleenleidingen moeten worden doorgeblazen met een inert gas (stikstof of koolzuur);

  24. acetyleen- en zuurstofslangen voor las- of snijbranders moeten van goede oliebestendige kwaliteit zijn en op de aansluitstukken worden vastgezet met deugdelijke klemmen:

  25. nabij elke brander moet in de acetyleenslang en deugdelijke vlamdover zijn aangebracht;

  26.  voor een enkelvoudige lasinstallatie, waarin steeds slechts één acetyleen- en één zuurstoffles tegelijk in gebruik zijn en de las- of snijwerkzaamheden in de nabijheid van de plaats der flessen worden verricht, behoeft aan de in de punten 13, 14, 15 en 16 gegeven voorschriften niet te worden voldaan; alsdan mogen de acetyleen- en zuurstofslangen rechtstreeks op de reduceertoestellen der flessen worden aangesloten:

dat voorts de aanwijzingen voor de inrichting, de opstelling en het gebruik van acetyleen- en zuurstofflessen, en die voor het gebruik en het onderhoud van acetyleen las- en snijgereedschap, opgenomen in de nieuwste Publicaties van de Arbeidsinspectie P. nr. 7, 14 en 17 zoveel mogelijk in acht moeten worden genomen: in het bijzonder wordt de aandacht gevestigd op punt 2.10 van Publicatie P. nr. 7;

dat genoemde publicaties aan boord van elk schip, uitgerust met een acetyleen las- en snij-installatie, aanwezig moeten zijn en aan personen die met werkzaamheden met deze installatie worden belast tevoren ter kennisneming moeten worden verstrekt;

dat met autogene las- en snijwerkzaamheden alleen mogen worden belast personen die daarmede voldoende bekend zijn:

dat voorts ter plaatse waar de las- en snijwerkzaamheden als regel worden verricht een bord dient te worden aangebracht waarop duidelijk leesbaar de samenvatting is aangegeven van de belangrijkste aanwijzingen en veiligheidsmaatregelen, zoals deze is opgenomen onder 11*) van de Publicatie P. nr. 17 van de Arbeidsinspectie.

`s-Gravenhage, 3 september 1965
De lnspecteur-Generaal voornoemd,
C. Moolenburgh



* Lees: 11 (vierde druk, 1963) respectievelijk 12 (vijfde druk, 1970).

Naar boven