Onderwerp: Bezoek-historie

BadS 328/2001 Voorschriften betreffende elektrisch lassen
Geldigheid:15-11-2001 t/m 28-07-2010Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bekendmaking aan de Scheepvaart nr. 328/2001 (Stcrt 2001/220)

Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie;

Gelet op artikel 174, eerste lid, van het Schepenbesluit 1965 en op artikel 45, eerste lid, onderdeel 1.2.3, van bijlage II van dat besluit,

Maakt bekend:

Artikel 1
Ten aanzien van elektrische lastoestellen die deel uitmaken van de uitrusting van een schip gelden de volgende voorschriften:

  1. de elektrische lastoestellen voldoen aan de voorschriften van de norm NEN-EN-IEC 60974-1 (1998+A1:2000) `Uitrusting voor booglassen’;

  2. uitsluitend toegestaan zijn elektrische lastoestellen met de in die norm aangeduide gelijkspanning als nullast spanning, die zijn ingericht voor het gebruik in een omgeving met een verhoogd gevaar voor een elektrische schok;

  3. de nullast spanning bedraagt ten hoogste 113 volt `piek’;

  4. lastangen, laskabels en aansluitverbindingen zijn zodanig uitgevoerd dat de onder spanning staande delen deugdelijk zijn afgeschermd zodat zij geen gevaar voor personen of voor de omgeving kunnen opleveren;

  5. elektrische lastoestellen, lastangen, laskabels en aansluitverbindingen verkeren in een goede staat van onderhoud;

  6. de elektrische lastoestellen worden periodiek gekeurd door een deskundige persoon of instelling.

Artikel 2
In afwijking van het bepaalde in artikel 1 mogen elektrische lastoestellen die reeds op de datum van inwerkingtreding van deze bekendmaking deel uitmaakten van de uitrusting van een schip, en die niet voldoen aan het bepaalde in artikel 1, onder 1, 2 en 3, tot ten hoogste vier jaar na bedoelde datum van inwerkingtreding in gebruik blijven aan boord van dat schip, mits de volgende voorschriften in acht worden genomen:

  1. de elektrische lastoestellen met de bijbehorende apparatuur zijn zo samengesteld dat zij geen gevaar voor personen of voor de omgeving kunnen opleveren en zijn op duurzame en opvallende wijze van de voor een veilige bediening en een veilig gebruik benodigde instructies en aanduidingen voorzien;

  2. de elektrische lastoestellen met een wisselspanning als nullast spanning zijn voorzien van apparatuur ter verlaging van de nullast spanning tot een waarde van ten hoogste 42 volt of zijn van een type waarvan de secundaire spanning bij nullast ten hoogste 42 volt bedraagt. De genoemde waarde van de verlaagde nullast spanning wordt binnen 0,5 seconde na het inschakelen van het lastoestel of het verbreken van de lasboog verkregen;

  3. de goede werking van de onder 2. bedoelde apparatuur ter verlaging van de nullast spanning garandeert een veilige werkwijze met de elektrische lasapparatuur, ook bij normaal optredende variaties van de spanning en de frequentie in het scheepsnet;

  4. de elektrische lastoestellen met verlaagde nullast spanning zijn voorzien van een voltmeter, aangesloten op de aansluitklemmen aan de laszijde van het toestel, waarmee de met de laswerkzaamheden belaste persoon bij de aanvang van het werk kan vaststellen dat de onder 2 voorgeschreven verlaagde nullast spanning binnen de aangegeven tijd is bereikt;

  5. de voltmeter, bedoeld onder 4, is van een deugdelijke constructie en is voorts tegen mechanische beschadiging beschermd. De nominale waarde van de verlaagde nullast spanning is op duidelijke wijze op de meterschaal aangegeven.

Artikel 3
Ten aanzien van het uitvoeren van laswerkzaamheden met elektrische lastoestellen, ongeacht of wisselspanning of gelijkspanning wordt toegepast gelden de volgende voorschriften:

  1. laswerkzaamheden worden slechts verricht door personen die met de daarbij in acht te nemen veiligheidsvoorschriften voldoende bekend zijn en door de scheepsleiding met deze werkzaamheden zijn belast. De scheepsleiding dient daarbij in aanmerking te nemen dat het uitvoeren van laswerkzaamheden risico’s met zich mee kan brengen. In het bijzonder in vochtige ruimten en bij een hoge omgevingstemperatuur kan dit risico zodanig zijn dat overwogen moet worden onder dergelijke omstandigheden geen laswerkzaamheden te laten verrichten;

  2. de met de laswerkzaamheden belaste persoon maakt gebruik van de bij deze werkzaamheden behorende beschermende kleding en beschermingsmiddelen;

  3. in geval van lassen met behulp van elektrische lastoestellen die zijn voorzien van apparatuur ter verlaging van de nullast spanning, overtuigt de met de laswerkzaamheden belaste persoon zich bij de aanvang van het werk ervan, met behulp van de in artikel 2, onder 4, genoemde controle-inrichting, dat die apparatuur naar behoren werkt;

  4. onder ongunstige omstandigheden zijn bij het uitvoeren van laswerkzaamheden steeds ten minste twee personen ter plaatse van het werk aanwezig, de persoon die de laswerkzaamheden verricht hierbij inbegrepen.

Artikel 4
De Bekendmaking aan de Scheepvaart nr.123/1977 van 3 januari 1977 (Stcrt. 8) wordt ingetrokken.

Artikel 5
Deze bekendmaking treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst.

Deze bekendmaking zal met de toelichting worden geplaatst in de Staatscourant, in de Curaçaosche Courant en in de Landscourant van Aruba.

Rotterdam, 12 oktober 2001.
Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,
H.G.H. ten Hoopen.

Toelichting
Een tweetal uitspraken van de Raad voor de Scheepvaart (16/1999 en 21/2000) betreffende ongevallen tijdens het elektrisch lassen aan boord van schepen is aanleiding geweest om het huidige voorschrift op dit gebied, te weten Bekendmaking aan de Scheepvaart nr.123/1977 (Stcrt. 8), op onderdelen opnieuw te bezien. Een verdere oriëntatie heeft voorts geresulteerd in een herziening die inhoudt dat elektrische lastoestellen die behoren tot de uitrusting van een schip en die een wisselspanning als nullast spanning hebben, die al dan niet is verkregen via een zogenoemd spanningsverlagend relais, na een overgangsperiode van vier jaar niet langer zijn toegestaan. Na deze overgangsperiode van vier jaar en bij vervanging of aanschaf binnen deze periode zullen alle elektrische lastoestellen die deel uitmaken van de uitrusting van het schip, dienen te voldoen aan de norm NEN-EN-IEC 60974-1. Uit deze NEN-EN-IEC norm zijn voor de nullast spanning uitsluitend de voorschriften voor gelijkspanning van toepassing. De in artikel 1, derde lid, genoemde nullast spanning met een `piek’ waarde van ten hoogste 113 volt heeft dan ook betrekking op een gelijkspanning, vermeerderd met in dit verband de maximum rimpel. De nullast spanning, ook genoemd de openboogspanning, betreft de spanning tussen de massaklem en de elektrode van het elektrische lastoestel waarbij de elektrode nog geen contact maakt met het werkstuk, de zogenoemde laspauze.

Of de omstandigheden waaronder aan boord van een schip laswerkzaamheden worden uitgevoerd ongunstig zijn, wordt niet alleen bepaald door de plaats van de werkzaamheden aan boord zelf, maar is uiteraard ook afhankelijk van de plaats waar het schip zich op dat moment bevindt. Het is dan ook niet uitzonderlijk dat laswerkzaamheden aan boord van een schip kunnen plaatsvinden in een zogenaamde `omgeving met een verhoogd gevaar voor een elektrische schok’ doordat wordt gewerkt in een vochtige ruimte bij een relatief hoge omgevingstemperatuur. In de norm NEN-EN-IEC 60974-1 `Uitrusting voor booglassen’ wordt een dergelijke omstandigheid ook als zodanig aangeduid.

Als gevolg van een verdere ontwikkeling van de lastechniek wordt thans meer en meer gebruik gemaakt van elektrische lastoestellen met een gelijkspanning als secundaire spanning, die relatief veiliger is dan een wisselspanning. Dit terwijl niet of nauwelijks sprake behoeft te zijn van een beperking van de mogelijkheid tot het uitvoeren van reparatiewerkzaamheden door de bemanning zelf.

Voorts wordt benadrukt dat risico’s bij werkzaamheden als deze nooit helemaal zijn uit te sluiten. Maar door het samengaan van zowel het gebruik van deugdelijke apparatuur, juist in de hierboven geschetste omstandigheden, als (en zeker niet minder belangrijk) het in acht nemen van de bijbehorende procedures is alles in het werk gesteld om de arbeidssituatie zo veilig mogelijk te maken.
De deskundige persoon of instelling, die de periodieke keuring van het elektrische lastoestel uitvoert als vermeld in artikel 1, onder 6, kan zijn een onafhankelijke keuringsinstantie, een onderhoudsdienst van de leverancier of een door de rederij of de scheepsleiding aangewezen persoon. Welke keuze ook wordt gemaakt, de deskundige moet in elk geval de benodigde opleiding hebben en over de relevante informatie beschikken om de keuring aan het lastoestel te kunnen uitvoeren. Hoe vaak een dergelijke keuring moet worden uitgevoerd hangt mede af van het type lastoestel en de intensiteit van gebruik. De kapitein van het schip dient ervoor zorg te dragen dat het lastoestel deugdelijk is en in goede staat verkeert. Door regelmatig een keuring te laten uitvoeren kan dit worden gewaarborgd. Als richtsnoer kan gelden één keuring per jaar, maar de instructies van de fabrikant kunnen hierbij anders bepalen.

De veiligheidsvoorschriften als vermeld in artikel 3, eerste lid, betreffen onder meer de voorschriften die verband houden met het handmatig uitgevoerde booglasproces, waarbij een elektrische schok het belangrijkste veiligheidsrisico is, dat kan optreden uit het onbedoeld aanraken van onder spanning staande delen.

Onder beschermende kleding en beschermingsmiddelen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, wordt ten minste verstaan het dragen van deugdelijke kleding met lange mouwen, deugdelijk isolerend schoeisel, het gebruik van een lasschort en lashandschoenen, oogbescherming door middel van laskappen en een behoorlijke ventilatie van de werkplek en/of een voorziening voor het afzuigen van de lasrook. Voorts wordt in dit verband benadrukt dat tijdens het verwisselen van elektroden (de elektrodebekleding is beslist geen isolator) ook lashandschoenen dienen te worden gedragen. De desbetreffende persoon dient tevens gebruik te maken van een droge rubberen mat of houten plaat met name in het geval de laswerkzaamheden op de knieën worden verricht.

Onder ongunstige omstandigheden als bedoeld in artikel 3, vierde lid, wordt onder meer verstaan het lassen in:

  1. ruimten met een beperkte bewegingsvrijheid;

  2. ruimten die geheel of ten dele door geleidende delen zijn omgeven;

  3. ruimten met een natte, vochtige of warme omgeving.

Het ontwerp van deze bekendmaking is op 8 juni 2001 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienummer 2001/0245/NL), ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). De notificatieprocedure heeft niet geleid tot wijzigingen van de ontwerpbekendmaking.

De in deze bekendmaking genoemde NEN-EN-IEC norm ligt ter inzage bij de Scheepvaartinspectie, ’s-Gravenweg 665 te Rotterdam en is verkrijgbaar bij het Nederlands Normalisatie-instituut te Delft.

Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,
H.G.H. ten Hoopen.

Naar boven