Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,
Gelet
op artikel 174, eerste lid, van het Schepenbesluit 1965;
Maakt
bekend:
Artikel I
Bekendmaking aan de scheepvaart no. 282/1992 komt te luiden:
Artikel 1
Indien de reservekrachtbron bestaat uit oplaadbare
accumulatorenbatterijen mogen uitsluitend nikkel-cadmium loodaccumulatoren of
’volledig onderhoudsvrije’ accumulatoren gebruikt worden. Alkalische accumulatoren
mogen niet tezamen met loodaccumulatoren in één kist, kast of accuruimte zijn
geplaatst.
Artikel 2
De in artikel 1 genoemde batterijen dienen zodanig te zijn
uitgevoerd, dat ten minste één van de in artikel 5 genoemde controlemogelijkheden
kan worden uitgevoerd.
Artikel 3
Het automatische laadinrichtingssysteem moet zijn gebaseerd op een
UI-laadkarakteristiek.
Artikel 4
De minimum benodigde batterijcapaciteit moet tenminste voldoen aan
een waarde welke wordt bepaald met behulp van de volgende vergelijking:
C(batt) = K(laad) x K(ontlaad) x I(belasting) Ah.
Hierbij geld voor:
K(laad): de
vermenigvuldigingsfactor bij de dimensionering van de batterij, als gevolg van de
ladingsmethodiek, die wordt gesteld op 10/7. Hiermee wordt voldaan aan het vereiste
van artikel 15, lid 7a, van Bijlage V van het Schepenbesluit 1965.
K(ontlaad): de vermenigvuldigingsfactor bij de dimensionering van de batterij, als
gevolg van een maximaal toelaatbare belastingsstroom bij een nog minimaal te
gebruiken spanning. Deze factor wordt gesteld in het geval van:
1
uur bedrijf op : 10/3
6 uur bedrijf op : 10
Hiermee wordt voldaan aan de gebruikersduur gesteld in artikel 15, derde lid, van
Bijlage V, van het Schepenbesluit 1965.
I(belasting): de maximaal
benodigde ontlaadstroom.
Als leidraad voor de bepaling van de
ontlaadstroom wordt aanbevolen de stroom, benodigd en te leveren door de
reservekrachtbron van elke radio-installatie verplicht voor
noodverkeeromstandigheden met de volgende formule te bepalen: 1/2 van de stroom
benodigd voor het zenden + de stroom benodigd voor het luisteren + de stroom van
alle andere verbruikers op de betreffende reservekrachtbron aangesloten.
Artikel 5
De batterijcapaciteit moet jaarlijks gecontroleerd worden, zoals
gesteld in artikel 15, lid 7b, van Bijlage V, van het Schepenbesluit 1965, waarbij
tenminste gebruik dient te worden gemaakt van:
a. hetzij
het meten van de dichtheid van het elektrolyt en de bij belastingsloze batterij
gemeten celspanning, waarbij geldt:
dichtheid elektrolyt + 0,84 =
klemspanning per cel;
b. hetzij het meten van het
zuurgehalte bij volle lading; hetzij
c. het uitvoeren van
een belastingsduur test. Hierbij dient de capaciteit van de batterij bij een
vastgestelde belasting gecontroleerd te worden door middel van het spanningsverloop
als functie van een vastgestelde ontlaadtijd.
Artikel 6
De reservekrachtbron(nen) moet(en):
1. zo
hoog als praktisch mogelijk is in het schip zijn geplaatst, en
2. zo zijn ontworpen en opgesteld dat een brand of andere calamiteit in
de ruimte die de elektrische hoofdkrachtbron bevat of elke andere ruimte van
categorie A, de goede werking van de reservekrachtbron(nen) niet beïnvloed(en).
Artikel 7
Voor schepen gebouwd vóór 1 februari 1992 geldt dat het vereiste,
gesteld in artikel 15, lid 7a, van Bijlage V, van het Schepenbesluit 1965, plaats
dient te vinden vóór de eerstvolgende verlenging van het Radioveiligheidscertificaat
voor vrachtschepen.
Artikel 8
Met de in deze bekendmaking vastgestelde technische normen of
technische eisen worden gelijkgesteld daaraan gelijkwaardige technische normen of
technische eisen, vastgesteld door een andere lid-staat van de Europese Unie dan wel
door een staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische
Ruimte.
Artikel II
Deze bekendmaking treedt in werking met ingang van de tweede dag
na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze bekendmaking zal met de toelichting in de Staatscourant, in de Curaçaosche
Courant en in de Landscourant van Aruba worden geplaatst.
Het Hoofd van Scheepvaartinspectie,
H.G.H. ten Hoopen.
Toelichting
Deze Bekendmaking aan de scheepvaart strekt tot het opnieuw
vaststellen van Bekendmaking aan de scheepvaart no. 282/1992 (Stcrt. 1992, 76). Het
ontwerp van die bekendmaking werd niet genotificeerd overeenkomstig artikel 8,
eerste lid, van richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen
van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en
technische voorschriften (PbEG L 109)*. Om alsnog aan de verplichting tot
notificatie te voldoen is deze bekendmaking in ontwerp aan de Commissie van de
Europese Gemeenschappen genotificeerd (zie ook kamerstukken II 1996/1997, 25 389).
Voor een toelichting op de in deze bekendmaking opgenomen
artikelen wordt verwezen naar de toelichting bij de oorspronkelijke bekendmaking.
De tekst van de bekendmaking is identiek aan de tekst van de
oorspronkelijke bekendmaking, behoudens het volgende.
In artikel 8
is een bepaling opgenomen betreffende de wederzijdse erkenning van technische eisen
en technische normen.
De ontwerp-bekendmaking is op 13 augustus
1997 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienr.
97/0566/NL), ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van de eerdergenoemde
richtlijn nr. 83/189/EEG. De ontwerpbekendmaking is op 24 september 1997 gemeld aan
het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie (notificatienr.
G/TBT/Notif.97.510), ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van de op 15 april
1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische
handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235). Een aankondiging van de ontwerp-bekendmaking
is gepubliceerd in Stcrt. 1997, 197.
Deze notificaties zijn
noodzakelijk aangezien de bekendmaking technische voorschriften bevat in de zin van
richtlijn nr. 83/189/EEG, zoals gewijzigd, en als bedoeld in voornoemde
overeenkomst.
Als technische voorschriften kunnen worden
aangewezen de artikelen 1 tot en met 6.
Deze voorschriften, die
zonder onderscheid van toepassing zijn op Nederlandse en ingevoerde
accumulatorbatterijen, zijn uit hoofde van een doeltreffende bescherming van de
openbare veiligheid en de gezondheid en het leven van personen noodzakelijk.
Ook zijn zij evenredig aan de met deze voorschriften beoogde
doelen.
Voor zover deze bekendmaking kwantitatieve
invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking in de zin van artikel 30
EG-Verdrag bevat, zijn deze derhalve gerechtvaardigd ter bescherming van de
bovengenoemde belangen.
In het kader van de notificatie ingevolge
de richtlijn is in artikel 8 de bovengenoemd bepaling betreffende de wederzijdse
erkenning opgenomen met het oog op de geharmoniseerde toepassing van technische
voorschriften.
De WTO-notificatieprocedure heeft niet geleid tot
wijziging van de ontwerp-bekendmaking.
Het
Hoofd van de Scheepvaartinspectie,
H.G.H. ten Hoopen.
* Laatstelijk gewijzigd bij richtlijn nr. 94/10/EG van het Europees Parlement en
de Raad van de Europese Unie van 23 maart 1994 (PbEG L 100).
Een bijgewerkte integrale tekst van de richtlijn is gepubliceerd in PbEG 1997,
C 78.