Onderwerp: Bezoek-historie

BadS 282/1992 Accumulatoren als reservekrachtbron voor de radio-installatie
Geldigheid:24-01-1998 t/m 31-12-2004Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.


Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,
Gelet op artikel 174, eerste lid, van het Schepenbesluit 1965;
Maakt bekend:

Artikel I
Bekendmaking aan de scheepvaart no. 282/1992 komt te luiden:

Artikel 1
Indien de reservekrachtbron bestaat uit oplaadbare accumulatorenbatterijen mogen uitsluitend nikkel-cadmium loodaccumulatoren of ’volledig onderhoudsvrije’ accumulatoren gebruikt worden. Alkalische accumulatoren mogen niet tezamen met loodaccumulatoren in één kist, kast of accuruimte zijn geplaatst.

Artikel 2
De in artikel 1 genoemde batterijen dienen zodanig te zijn uitgevoerd, dat ten minste één van de in artikel 5 genoemde controlemogelijkheden kan worden uitgevoerd.

Artikel 3
Het automatische laadinrichtingssysteem moet zijn gebaseerd op een UI-laadkarakteristiek.

Artikel 4
De minimum benodigde batterijcapaciteit moet tenminste voldoen aan een waarde welke wordt bepaald met behulp van de volgende vergelijking:
C(batt) = K(laad) x K(ontlaad) x I(belasting) Ah.

Hierbij geld voor:
K(laad): de vermenigvuldigingsfactor bij de dimensionering van de batterij, als gevolg van de ladingsmethodiek, die wordt gesteld op 10/7. Hiermee wordt voldaan aan het vereiste van artikel 15, lid 7a, van Bijlage V van het Schepenbesluit 1965.
K(ontlaad): de vermenigvuldigingsfactor bij de dimensionering van de batterij, als gevolg van een maximaal toelaatbare belastingsstroom bij een nog minimaal te gebruiken spanning. Deze factor wordt gesteld in het geval van:
1 uur bedrijf op : 10/3
6 uur bedrijf op : 10
Hiermee wordt voldaan aan de gebruikersduur gesteld in artikel 15, derde lid, van Bijlage V, van het Schepenbesluit 1965.
I(belasting): de maximaal benodigde ontlaadstroom.
Als leidraad voor de bepaling van de ontlaadstroom wordt aanbevolen de stroom, benodigd en te leveren door de reservekrachtbron van elke radio-installatie verplicht voor noodverkeeromstandigheden met de volgende formule te bepalen: 1/2 van de stroom benodigd voor het zenden + de stroom benodigd voor het luisteren + de stroom van alle andere verbruikers op de betreffende reservekrachtbron aangesloten.

Artikel 5
De batterijcapaciteit moet jaarlijks gecontroleerd worden, zoals gesteld in artikel 15, lid 7b, van Bijlage V, van het Schepenbesluit 1965, waarbij tenminste gebruik dient te worden gemaakt van:
a. hetzij het meten van de dichtheid van het elektrolyt en de bij belastingsloze batterij gemeten celspanning, waarbij geldt:
dichtheid elektrolyt + 0,84 = klemspanning per cel;
b. hetzij het meten van het zuurgehalte bij volle lading; hetzij
c. het uitvoeren van een belastingsduur test. Hierbij dient de capaciteit van de batterij bij een vastgestelde belasting gecontroleerd te worden door middel van het spanningsverloop als functie van een vastgestelde ontlaadtijd.

Artikel 6
De reservekrachtbron(nen) moet(en):
1. zo hoog als praktisch mogelijk is in het schip zijn geplaatst, en
2. zo zijn ontworpen en opgesteld dat een brand of andere calamiteit in de ruimte die de elektrische hoofdkrachtbron bevat of elke andere ruimte van categorie A, de goede werking van de reservekrachtbron(nen) niet beïnvloed(en).

Artikel 7
Voor schepen gebouwd vóór 1 februari 1992 geldt dat het vereiste, gesteld in artikel 15, lid 7a, van Bijlage V, van het Schepenbesluit 1965, plaats dient te vinden vóór de eerstvolgende verlenging van het Radioveiligheidscertificaat voor vrachtschepen.

Artikel 8
Met de in deze bekendmaking vastgestelde technische normen of technische eisen worden gelijkgesteld daaraan gelijkwaardige technische normen of technische eisen, vastgesteld door een andere lid-staat van de Europese Unie dan wel door een staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte.

Artikel II
Deze bekendmaking treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze bekendmaking zal met de toelichting in de Staatscourant, in de Curaçaosche Courant en in de Landscourant van Aruba worden geplaatst.

Het Hoofd van Scheepvaartinspectie,
H.G.H. ten Hoopen.

Toelichting
Deze Bekendmaking aan de scheepvaart strekt tot het opnieuw vaststellen van Bekendmaking aan de scheepvaart no. 282/1992 (Stcrt. 1992, 76). Het ontwerp van die bekendmaking werd niet genotificeerd overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109)*. Om alsnog aan de verplichting tot notificatie te voldoen is deze bekendmaking in ontwerp aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen genotificeerd (zie ook kamerstukken II 1996/1997, 25 389).
Voor een toelichting op de in deze bekendmaking opgenomen artikelen wordt verwezen naar de toelichting bij de oorspronkelijke bekendmaking.
De tekst van de bekendmaking is identiek aan de tekst van de oorspronkelijke bekendmaking, behoudens het volgende.
In artikel 8 is een bepaling opgenomen betreffende de wederzijdse erkenning van technische eisen en technische normen.
De ontwerp-bekendmaking is op 13 augustus 1997 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienr. 97/0566/NL), ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van de eerdergenoemde richtlijn nr. 83/189/EEG. De ontwerpbekendmaking is op 24 september 1997 gemeld aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie (notificatienr. G/TBT/Notif.97.510), ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235). Een aankondiging van de ontwerp-bekendmaking is gepubliceerd in Stcrt. 1997, 197.
Deze notificaties zijn noodzakelijk aangezien de bekendmaking technische voorschriften bevat in de zin van richtlijn nr. 83/189/EEG, zoals gewijzigd, en als bedoeld in voornoemde overeenkomst.
Als technische voorschriften kunnen worden aangewezen de artikelen 1 tot en met 6.
Deze voorschriften, die zonder onderscheid van toepassing zijn op Nederlandse en ingevoerde accumulatorbatterijen, zijn uit hoofde van een doeltreffende bescherming van de openbare veiligheid en de gezondheid en het leven van personen noodzakelijk.
Ook zijn zij evenredig aan de met deze voorschriften beoogde doelen.
Voor zover deze bekendmaking kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking in de zin van artikel 30 EG-Verdrag bevat, zijn deze derhalve gerechtvaardigd ter bescherming van de bovengenoemde belangen.
In het kader van de notificatie ingevolge de richtlijn is in artikel 8 de bovengenoemd bepaling betreffende de wederzijdse erkenning opgenomen met het oog op de geharmoniseerde toepassing van technische voorschriften.
De WTO-notificatieprocedure heeft niet geleid tot wijziging van de ontwerp-bekendmaking.

Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,
H.G.H. ten Hoopen.


* Laatstelijk gewijzigd bij richtlijn nr. 94/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 maart 1994 (PbEG L 100).
Een bijgewerkte integrale tekst van de richtlijn is gepubliceerd in PbEG 1997, C 78.
Naar boven