Militaire “sorrow-riding”
De militaire kamer heeft een ex-militair veroordeeld voor militaire joyriding. De ex-militair gebruikte bijna een jaar lang voertuigen van de krijgsmacht voor woonwerk-verkeer, om naar zijn gezin te gaan en om leningen te regelen, terwijl hij wist dat dit niet was toegestaan.
Verstek
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 maart 2018.
1. De Inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij als militair op meerdere tijdstippen althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 1 juni
2015 tot en met 31 mei 2016, te of nabij Schaarsbergen, gemeente Arnhem, en/of
's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig,
(personenauto), bij de krijgsmacht in gebruik, als bestuurder heeft gebruikt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het
Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal PL27MV/16-053988, aanvullend opgemaakt d.d. 15 september 2017;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 37 t/m 39;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 28 en 29;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 43 en 44;
- het proces-verbaal, p. 40.
3. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten
laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij als militair op meerdere tijdstippen althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 1 juni
2015 tot en met 31 mei 2016, te of nabij Schaarsbergen, gemeente Arnhem, en/of
's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig,
(personenauto), bij de krijgsmacht in gebruik, als bestuurder heeft gebruikt.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk wederrechtelijk enig motorrijtuig dat bij de krijgsmacht in gebruik is, gebruiken,
meermalen gepleegd.
5. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de
strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7. Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden
veroordeeld tot het verrichten van 90 uren werkstraf, te vervangen door 45 dagen hechtenis.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van
hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de
persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter
terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 16 januari 2018;
- een reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, opgemaakt door
[naam] , reclasseringswerker, gedateerd 19 februari 2018.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft gedurende een
periode van bijna een jaar zonder toestemming zeer regelmatig voertuigen in gebruik bij de
krijgsmacht gebruikt voor privédoeleinden. Verdachte heeft ruim 23.000 kilometer gereden op kosten van zijn werkgever. De militaire kamer acht dit een ernstige zaak, omdat verdachte het in hem door zijn werkgever gestelde vertrouwen gedurende langere tijd heeft beschaamd, terwijl hij meerdere keren door zijn leidinggevende was gewaarschuwd dat dit niet was toegestaan. Naar het oordeel van de militaire kamer getuigt het bovendien van gebrek aan respect voor eigendommen van zijn werkgever en de regels die ter zake gelden.
Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare
feiten is veroordeeld.
In het reclasseringsadvies is overwogen dat de financiële situatie en de thuissituatie van verdachte
ten grondslag hebben gelegen aan het delict. Vanwege een huurachterstand die veroorzaakt was
door zijn broer, werd verdachte verantwoordelijk gehouden voor de schuldenlast die uiteindelijk is
opgelopen tot ongeveer € 50.000,-. Daarnaast raakte zijn (inmiddels) ex-vriendin na 6 maanden
relatie onverwachts zwanger en bleek zij nog getrouwd te zijn met een andere man die op dat
moment gedetineerd was. Verdachte kon vanwege het loonbeslag en het afbetalen van zijn schulden
niet langer zijn eigen vervoer bekostigen en maakte naar eigen zeggen noodgedwongen gebruik van
een militair voertuig. Op deze manier wilde hij geen gezichtsverlies lijden bij zijn werkgever en
probeerde hij te schipperen tussen werk en het thuisfront, dat onder spanning stond. Vanwege
onderhavig delict werd verdachte geschorst, verloor hij uiteindelijk zijn baan en liep zijn relatie 2 jaar
geleden definitief stuk.
Na door een diep dal te zijn gegaan, heeft verdachte zich weer herpakt. Zijn schuldenlast is inmiddels
grotendeels afbetaald, hij heeft een vaste aanstelling als shopmanager in ’s-Gravenhage en hij heeft
daar een eigen huurwoning. Enerzijds heeft verdachte spijt van wat er is gebeurd, anderzijds had hij
gehoopt op meer steun vanuit defensie.
De kans op recidive wordt ingeschat op laag/gemiddeld. Verdachte beschikt over een inkomen en
heeft afbetalingsregelingen getroffen voor zijn (resterende) schuldenlast.
Indien verdachte schuldig wordt bevonden, wordt geadviseerd hem een geheel voorwaardelijke
(werk-)straf op te leggen. Indien een onvoorwaardelijk deel van toepassing, wordt geadviseerd om
verdachte een werkstraf of schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Daarbij wordt wel de
kanttekening gemaakt dat verdachte een resterende schuldenlast heeft die hij aan het afbetalen is.
Gelet op het vorenstaande is de militaire kamer van oordeel dat de oplegging van een werkstraf voor
de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis, passend en geboden is. Deze straf is
lager dan door de officier van justitie is geëist, omdat dit naar het oordeel van de militaire kamer meer recht doet aan de aard en de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit.
8. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht, alsmede artikel 166 van het Wetboek van Militair Strafrecht.
9. De beslissing
De militaire kamer:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven
bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een werkstraf gedurende 60 (zestig)
uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal
worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen.
Rechtbank Gelderland
Meervoudige militaire kamer
19 maart 2018
ECLI:NL:RBGEL:2018:1206
Voorzitter: mr. J.B.J. Driessen, lid: mr. I.D. Jacobs, militair lid: kolonel mr. H.C.M.
Snellen
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De militaire kamer heeft een ex-militair de verplichting opgelegd het wederrechtelijk verkregen voordeel ten gevolge van militaire joyrding terug te betalen aan de staat. Het wederrechtelijk verkregen voordeel is geschat door het gereden aantal kilometers te vermenigvuldigen met het bedrag dat voor de goedkoopste categorie van huurvoertuigen geldt, omdat aannemelijk is dat de ex-militair vanwege zijn financiële situatie zelf een zo goedkoop mogelijke auto zou hebben gehad waarmee een vergelijking moet worden gemaakt.
Verstek
Uitspraak van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam : [veroordeelde] (hierna te noemen: veroordeelde),
geboren op : [datum ] te [geboorteplaats] ,
[adres]
1. De inhoud van de vordering
De officier van justitie vordert dat de rechtbank, conform artikel 36 e, vijfde lid, van het Wetboek van
Strafrecht, het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en de
veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk
voordeel voorlopig wordt geschat op € 9034,30.
2. De procedure
Ter terechtzitting van 5 maart 2018 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig
gemaakt.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 5 maart 2018 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is veroordeelde niet verschenen.
De officier van justitie, mr. S. Wiarda, heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.
4. De beoordeling van de vordering
Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de militaire kamer kennisgenomen van het op
19 maart 2018 tegen veroordeelde gewezen vonnis.
De militaire kamer is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft
genoten. De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.2
Anders dan de officier van justitie is de militaire kamer van oordeel, dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op € 8528,98. Hiertoe is van belang dat het gaat om de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel met betrekking tot een auto die verdachte zelf zou hebben gehad. Het gaat niet om de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel met betrekking tot de voertuigen die verdachte daadwerkelijk heeft gebruikt. Gelet op zijn financiële
situatie is aannemelijk dat verdachte een kleine auto (mini klasse) zou hebben gehad, die zo min
mogelijk zou kosten in het gebruik. Verdachte heeft 23.691,6 kilometer op kosten van zijn werkgever
gereden. Uitgaande van € 0,36 per kilometer, hetgeen in het algemeen gehanteerd wordt voor een
miniklasse voertuig, bedraagt het wederrechtelijk verkregen voordeel €8528,98.
5. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
6. De beslissing
Stelt vast het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt
geschat op een bedrag van € 8528,98 (zegge: achtduizendvijfhonderdachtentwintig euro en
achtennegentig cent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het
wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 8528,98 (zegge:
achtduizendvijfhonderdachtentwintig euro en achtennegentig cent).