Tijdelijke besluit uitstroom bevorderende maatregel Defensie (UBM)
Vastst./Wijz datum | Bron | Nummer | Wijz. t.a.v. | Inwerkingtr. datum |
15-07-94 | Stb | 623 | | 01-09-93 |
18-12-97 | Stb | 729 | Art. 1, 4 en 5 | 01-10-95 |
25-01-00 | Stb | 79 | Art. 5 | 18-02-00 |
Dit besluit vervalt per 1 januari 2004, behoudens
enkele gevallen!
Zie artikel 5 |
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. uitstroombevorderende maatregelbeslissing tot toekenning van aanvullende aanspraken, ingevolge artikel 4,
eerste en derde lid, alsmede van een aanspraak op vrije geneeskundige
verzorging ingevolge artikel 4, tweede lid, van dit besluit aan de werknemer;
b. werknemer1. Een voor onbepaalde tijd bij het beroepspersoneel aangestelde
militair, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c., ten eerste, van
het Algemeen militair ambtenarenreglement, die een leeftijd heeft
bereikt van vijf jaar beneden de in artikel
39, tweede lid, onder a.,
van dat reglement genoemde leeftijd;
2. Ambtenaar in de zin van het Burgerlijk ambtenarenreglement
defensie, alsmede degene die voor onbepaalde tijd werkzaam is in
burgerlijke openbare dienst bij het Ministerie van Defensie op basis
van een overeenkomst naar burgerlijk recht, die 55 jaar of ouder is,
en aan wie, indien hij in dienst was gebleven, met ingang van de dag
waarop hij aan de in artikel 114 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie bedoelde voorwaarden voor ontslag zou hebben
voldaan, op zijn aanvraag ontslag in de zin van dat artikel had
kunnen worden verleend.
c. ontslag wegens overtolligheidontslag in de zin van artikel
39, tweede lid onder d. jo. artikel 43 van het
Algemeen militair ambtenarenreglement, in de zin van artikel
116, eerste lid,
onder b., van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, dan wel een
daarmee vergelijkbare opzegging van een arbeidsovereenkomst naar
burgerlijk recht;
d. wachtgeldwachtgeld of uitkering, met inbegrip van vervolgwachtgeld of vervolguitkering,
ingevolge de Militaire wachtgeldregeling
1961, Wachtgeldbesluit burgerlijke
ambtenaren defensie, dan wel Uitkeringsbesluit burgerlijke ambtenaren
defensie;
e. wachtgeldperiodeperiode die ingaat op de dag waartegen aan de werknemer ontslag wegens
overtolligheid is verleend en eindigt op de dag waarop het wegens dat ontslag
toegekende wachtgeld eindigt of geheel of gedeeltelijk vervalt.
Artikel 2
1. De werknemer voor wie in het kader van de reductie-operaties overtolligheid
dreigt, of die bereid is zijn functie aan een met ontslag wegen overtolligheid bedreigde
collega af te staan, kan een aanvraag indienen bij de tot het verlenen van ontslag
bevoegde autoriteit tot het nemen van een uitstroombevorderende maatregel.
2. Op de aanvraag wordt uiterlijk drie maanden na het indienen daarvan beslist.
Artikel 3
1. Aan de werknemer die een aanvraag als genoemd in artikel 2 heeft ingediend
en voor wie na een daartoe strekkend onderzoek binnen de rijksoverheid geen
passende functie beschikbaar is, kan, tenzij om redenen van dienstbelang daartegen
bedenkingen zijn, ontslag wegens overtolligheid worden verleend.
2. Een aanvraag tot het nemen van een uitstroombevorderende maatregel wordt
niet ingewilligd, als sprake is ontslag wegens overtolligheid, terwijl er sprake is van een
omstandigheid op grond waarvan toekenning van wachtgeld is of kon worden
geweigerd.
Artikel 4
1. De werknemer, genoemd in artikel 1, onderdeel b., ten eerste, heeft tenzij de
toepassing van artikel 4 van de Militaire wachtgeldregeling 1961 tot een gelijkluidend
of hoger bedrag zou leiden, gedurende de wachtgeldperiode aanspraak op een
aanvulling op het ingevolge die toepassing geldende bedrag van het wachtgeld tot
80% van de laatstelijk genoten bezoldiging, als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onderdeel f., van de Militaire wachtgeldregeling
1961.
2. Artikel 58, eerste lid en de
artikelen 90, 90a en 90b van het Algemeen militair
ambtenarenreglement zijn van toepassing op de ontslagen werknemer.
3. De werknemer, genoemd in artikel 1, onderdeel b., ten tweede, heeft, tenzij
de toepassing van artikel 11 van het Wachtgeldbesluit burgerlijke ambtenaren
defensie of van artikel 12 van het Uitkeringsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie tot
een gelijkluidend of hoger bedrag zou leiden, gedurende de wachtgeldperiode
aanspraak op een aanvulling op het ingevolge die toepassing geldende bedrag van
het wachtgeld tot 80% van de bezoldiging, als bedoeld in artikel 5 van het
Wachtgeldbesluit burgerlijke ambtenaren defensie, respectievelijk artikel 5 van het
Uitkeringsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie.
4. De periode, waarvoor de uitstroombevorderende maatregel geldt, eindigt,
indien sprake is van ontslag wegens overtolligheid
- voor de werknemer, genoemd in artikel 1, onderdeel b, ten eerste, zodra deze
aanspraak op een uitkering ingevolge de Uitkeringswet gewezen militairen
heeft;
- voor de werknemer, genoemd in artikel 1, onderdeel b, ten tweede, met
ingang van de in dat onderdeel bedoelde dag of zoveel eerder als die
werknemer de leeftijd van 61 jaar heeft bereikt dan wel zoveel eerder als hij
de diensttijd die geldig is voor de in artikel 114
van het Burgerlijk
ambtenarenreglement defensie bedoelde uitkering, voor ten minste 40 jaren zou hebben
vervuld.
Artikel 5
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag, na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 september 1993. Dit
besluit vervalt op 1 januari 2004, met dien verstande dat het van kracht blijft voor
degene, voor wie op 31 december 2003 een onderzoek als genoemd in artikel 3 van
dit besluit, nog niet is afgerond, alsmede voor degene die op die datum aan dit besluit
aanspraken kon ontlenen.
Artikel 6
Dit besluit wordt aangehaald als: "Tijdelijk besluit uitstroombevorderende maatregel
Defensie".
Nota van toelichting
Inleiding
In het kader van de reductie-operaties bij de krijgsmacht en het Ministerie van Defensie is de
behoefte gebleken aan een aanvulling op het flankerend beleid in de vorm van een zgn.
uitstroombevorderende maatregel. Beoogd wordt via uitstroombevorderende maatregelen extra
herplaatsingsruimte te creëren door ouder personeel dat (waarschijnlijk) met overtolligheid
bedreigd wordt, dan wel bereid is als remplaçant de organisatie te verlaten, in de gelegenheid te
stellen zulks op eigen aanvraag te doen. Indien aan de hieronder beschreven procedures en
criteria wordt voldaan, kan dit personeel worden ontslagen met de eveneens hieronder
beschreven aanvullende aanspraken, dan wel worden herplaatst binnen de rijksoverheid. Deze
herplaatsing kan door middel van ontslag op verzoek en vervolgens aanstelling bij het
ontvangend ministerie, dan wel door detachering, voor militairen tot de datum van het
leeftijdsontslag, voor burgerpersoneel tot de datum waarop hem ontslag wordt verleend met het
oog op een uitkering op grond van de wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden (VUT-wet).
Het beleid is specifiek gericht op de wachtgeldperiode. Voorzover betrokkene op of na de datum
waarop hij de vut-gerechtigde (of ukw-gerechtigde) leeftijd heeft bereikt en al dan niet in dienst
blijft (of komt) bij het ontvangende ministerie, kan er van een uitkering op grond van de
uitstroombevorderende maatregel geen sprake meer zijn. Dat beleid is gebaseerd op artikel 4,
vierde lid, waaruit duidelijk blijkt dat de uitstroombevorderende maatregel slechts geldt voor de
periode die voorafgaat aan de vut- (of ukw-) gerechtigde leeftijd.
Voor de goede orde wordt vermeld dat de uitstroombevorderende maatregel in de eerste plaats
een managementinstrument is ter beheersing van het uitstroomvolume. Of een aanvraag leidt tot
toepassing van de uitstroombevorderende maatregel en aanvullende aanspraken, hangt dus
mede daarvan af.
Hoofdlijnen herplaatsing en uitstroom ouder defensiepersoneel
Binnen de Defensie-organisatie staat het management de mogelijkheid tot het nemen van
uitstroombevorderende maatregelen Defensie (UBM) ter beschikking, die alleen kunnen worden
overwogen voor een militair die ten hoogste 5 jaar jonger is dan de voor hem op basis van het
bepaalde in het Algemeen militair ambtenarenreglement geldende ontslagleeftijd en voor een
burgerambtenaar vanaf 55 jaar met uitzicht op toepassing van de VUT. De maatregelen kunnen
worden genomen ten aanzien van degene voor wie in verband met de herstructurering overtolligheid dreigt of op degenen die bereid is zijn functie aan een met ontslag bedreigde collega af te
staan. De mogelijkheid tot het nemen van de maatregelen gaat in op 1 september 1993 en is van
toepassing voor de duur van de reductieoperatie, tot en met 31 december 1998. Vooruitlopend op
formalisering is de maatregel vanaf 1 september 1993 reeds toegepast.
De UBM wordt genomen op aanvraag, mits de organisatie geen bedenkingen heeft tegen het
vertrek van betrokkene. Daaraan voorafgaand geldt een arbeidstoets bij de rijksoverheid. Ontslag
wegens overtolligheid is slechts mogelijk nadat conform de voor de arbeidstoets geldende
procedures is vastgesteld dat elders binnen de rijksoverheid geen passende functie beschikbaar
is. Het begrip passende functie wordt zo ruim als binnen de rechtspositionele kaders mogelijk
uitgelegd. Het betreft een functie, die betrokkene gelet op zijn persoon en omstandigheden
redelijkerwijs kan worden opgedragen. Een functie is in beginsel passend wanneer de daaraan
verbonden werkzaamheden voor de capaciteiten en ervaring van betrokkene zijn berekend, tenzij
aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van betrokkene kan
worden gevergd. Indien is vastgesteld dat de beschikbare functie passend is voor de betrokkene,
kan die functie, gezien de daaraan op grond van de wachtgeldregelingen verbonden sancties, niet
straffeloos worden geweigerd.
Bij de verkleining van de Defensie-organisatie wordt een maximale inspanning geleverd om
Defensiepersoneel (burger zowel als militair) te herplaatsen; binnen de Defensie-organisatie en,
indien de mogelijkheden daartoe ontbreken ook buiten Defensie, bij de rest van de overheid of het
bedrijfsleven.
Defensie draag eventuele kosten voor om-, her- en bijscholing van overtollig personeel dat alleen
na een opleiding voldoet aan de eisen van een vacature. Voordat sprake is van ontslag wegens
overtolligheid, indien voor betrokkene geen functie beschikbaar is, zal altijd eerst een onderzoek
naar plaatsing binnen een van de krijgsmachtdelen, althans binnen het gezagsbereik van
Defensie moeten plaatshebben. Dit vloeit voort uit artikel 43 van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) en artikel 116, eerste lid, onder b., van het Burgerlijk ambtenarenreglement
defensie (BARD) en staat los van de vraag of er een aanvraag is gedaan tot een uitstroombevorderende maatregel.
Naast het hierboven gereleveerde geldt voor de UBM-er een specifieke arbeidstoets langs twee
sporen, waarbij betrokkene na afronding van een herplaatsingsonderzoek een bericht ontvangt
over zijn positie. Het eerste spoor omvat een onderzoek, waarbij via de gezamenlijke vacaturebank voor de rijksoverheid (GVR) wordt gezocht naar beschikbare openstaande vacatures. Het
betrokken departement laat binnen één maand weten of zij de aangeboden UBM-kandidaat in
dienst kan nemen. Het tweede spoor omvat een onderzoek naar herplaatsingsmogelijkheden bij
de departementen, aan de hand van een periodiek overzicht van alle potentiële UBM-kandidaten.
De betrokken departementen laten vervolgens binnen één maand aan het Ministerie van Defensie
weten of zij kandidaten nu of binnen een termijn van dertien weken kunnen plaatsen.
Een kandidaat voor de toepassing van de UBM die wordt herplaatst bij (een van de ministeries/sectoren binnen) de rijksoverheid, kan zijn voorkeur aangeven voor volledige overgang naar
de nieuwe werkgever, waarbij derhalve geen aanspraak op wachtgeld e.d. ontstaat (ontslag op
eigen verzoek; de nieuwe rechtspositie is daarbij onverkort op hem van toepassing) dan wel
detachering bij de nieuwe werkgever met behoud van de Defensie-rechtspositie.
Bij het nemen van de UBM - het betreft dus diegenen voor wie geen passende functie
beschikbaar is - wordt analoog de wachtgeldregeling toegepast, met een wachtgeldbodem van
80%, overgang naar UKW resp. VUT en voor het militaire personeel en gezinsleden in de
wachtgeldperiode vrije geneeskundige verzorging op dezelfde condities als voor actief dienenden
en gezinsleden. Er is geen sprake van een arbeidsplicht.
De aanspraak ingevolge een uitstroombevorderende maatregel is aanvullend en hangt af van de
vraag of en wachtgeld of uitkering is toegekend. Bovendien is, indien betrokkene een passende
functie weigert, of in dat verband gebrek aan medewerking toont en ingevolge het Sociaal
Beleidskader Defensie ontslag wegens overtolligheid volgt, geen sprake van en UBM-wachtgeldbodem (indien er in zo’n situatie al een vorm van wachtgeld of uitkering zou worden
toegekend, zou dat dus geschieden zonder extra voorzieningen als bedoeld in artikel 14 van dit
besluit).