Voorschrift toepassing militair straf- en tuchtrecht
KL/KLu/KMAR
Vastst./Wijz datum | Bron | Nummer | Wijz. t.a.v. | Inwerkingtr. datum |
??? |
DJZ | CST2000/0117/006 | | 01-01-00 |
22-06-02 | Stb. | 453 | Bijlage
XIII, Besluit volgorde verhouding rangen en standen zee-, land- en
luchtmacht | 01-10-01 |
Hoofdstuk I Begripsbepalingen
Hoofdstuk II Tuchtproces in eerste
aanleg
Hoofdstuk III Tuchtrechtelijke straffen
Hoofdstuk IV Begin en einde van de straf, opschorting, schorsing,
tenietdoen verminderen of wijzigen van de straf
Hoofdstuk V Beklagprocedure
Hoofdstuk VI Beroep
Hoofdstuk VII Dwangmiddelen
Hoofdstuk VIII Afdoening van strafbare feiten
Hoofdstuk IX Bijzondere bepalingen betreffende het uitoefenen van bevoegdheden inzake strafvordering buiten het Koninkrijk
Hoofdstuk X Formulieren
Hoofdstuk XI Bepalingen van verschillende aard
Bijlage I, Model van een rapport
Bijlage II, Oproep getuigen/deskundigen
Bijlage III, Belangrijke vragen die een commandant zich dient te stellen in het kader van het tuchtproces in eerste aanleg
Bijlage IV, Verklaring tijdens het vooronderzoek van het tuchtproces in eerste aanleg
Bijlage V, Belangrijke vragen die een beklagmeerdere zich dient te stellen in het kader van beklag
Bijlage VI, Verklaring tijdens het onderzoek ter voorbereiding op de
beklagprocedure
Bijlage VII, Model beklagschrift
Bijlage VIII, Model van een aanbiedingsbrief van de commandant voor het inzenden van een beklagschrift met de erbij behorende stukken
Bijlage IX, Model beroepschrift (beklagmeerdere)
Bijlage X, Model van een aanbiedingsbrief van de commandant voor het inzenden van een beroepschrift met de erbij behorende stukken (beklagmeerdere)
Bijlage XI, Model beroepschrift (gestrafte)
Bijlage XII, Model van een aanbiedingsbrief van de commandant voor het inzenden van een beroepschrift met de erbij behorende stukken (gestrafte)
Bijlage XIII, Besluit volgorde verhouding rangen en standen zee-, land- en
luchtmacht.
Bijlage XIV, Overzicht relaties straf- en tuchtrecht
Bijlage XV, Adressen en telefoonnummers
Lijst van afkortingen
AMAR - Algemeen Militair Ambtenaren Reglement
BF - Beklagformulier
b.v. - bijvoorbeeld
KL - Koninklijke landmacht
KLu - Koninklijke luchtmacht
KM - Koninklijke marine
KMAR - Koninklijke marechaussee
pt - punt
RPM/DPKLu - Registratie Personeels Mutaties / Directie Personeel KLu
SF - Straffenformulier
WMT - Wet militair tuchtrecht
WMSR - Wet militaire strafrechtspraak
WvMS - Wetboek van Militair Strafrecht
WvSr - Wetboek van Strafrecht
WvSv - Wetboek van Strafvordering
Voorwoord
Dit voorschrift is bestemd om bij de Koninklijke landmacht, de Koninklijk luchtmacht
en de Koninklijke marechaussee bij de toepassing van het militair straf-, strafproces-
en tuchtrecht te worden gevolgd. Dit voorschrift dient te worden toegepast naast de
desbetreffende wetten alsmede de daarbij behorende uitvoeringsbepalingen.
Hoofdstuk I Begripsbepalingen
1. Gelijkstelling rangen en standen
Waar in dit voorschrift een bepaalde rang of stand wordt genoemd, wordt daaronder
mede verstaan de daarmee gelijkgestelde rang of stand. De volgorde van en de
verhouding tussen de rangen en standen is aangegeven in bijlage XIII. In deze bijlage
is een hogere rang of stand aangegeven door een lager nummer en onderlinge
gelijkheid van rang of stand door een gelijk nummer.
2. Begripsbepalingen
In dit voorschrift wordt verstaan onder:
a. "militairen"Zij die als militair worden aangemerkt in de artikelen 60 tot en met 63 WvMS;
b. "andere militair"De vreemde militair die behoort tot een internationaal militair samenwerkingsverband
(artikel 5a onder a WMT);
c. "officieren"Militairen met de rang van tweede-luitenant of een hogere rang;
d. "onderofficieren"Militairen die enige rang bekleden beneden die van tweede-luitenant, doch
boven die van korporaal der eerste-klasse;
e. "stand"Militairen die geen rang bekleden;
f. "onderzoek"Dat deel van het tuchtproces in eerste aanleg dat aanvangt met het horen
van de beschuldigde naar aanleiding van een uitgereikte beschuldiging en
dat eindigt met de sluiting van het onderzoek door de commandant, alsmede
dat deel van de beklagprocedure dat aanvangt met het horen van de
gestrafte naar aanleiding van het beklagschrift en dat eindigt met de sluiting
van het onderzoek door de beklagmeerdere;
g. "SF"Het straffenformulier KM/KL/KLu/KMAR (defensieformulier 1102001) bestemd
voor de vastlegging van gegevens die betrekking hebben op het tuchtproces
in eerste aanleg;
h. "BF"Het beklagformulier KM/KL/KLu/KMAR (defensieformulier 1102004) bestemd
voor de vastlegging van gegevens die betrekking hebben op de beklag- en
beroepsprocedure;
i. "commandant"De militair die ingevolge artikel 49 WMT tot straffen bevoegd is (artikel 4,
eerste lid, WMT);
j. "beklagmeerdere"De onmiddellijk boven de commandant gestelde bevelvoerende meerdere of de door de Minister aangewezen bevelvoerende meerdere, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, WMT;
k. "mutatiesteller"Een functionaris die ervoor verantwoordelijk is dat het SF dan wel het BF op
de juiste wijze wordt opgemaakt en dat de daarop, ingevolge de invulinstructie, vastgelegde gegevens worden opgenomen c.q. worden verzonden ter
opname in het geautomatiseerd registratiesysteem tuchtrechtelijke gegevens.
De volgende functionarissen zijn mutatiesteller:
(1) de commandant die de administratieve bescheiden van de
gerapporteerde/gestrafte onder zich heeft;
(2) de beklagmeerdere;
(3) de militaire kamer van de rechtbank.
3. Uitbreiding begripsbepalingen
In dit voorschrift wordt mede verstaan onder:
a. "kazerne"Een kazernecomplex, een legerplaats, een kamp, een onderdeel van de KLu;
b. "compagnie"Een batterij, een eskadron, een squadron, een brigade van de KMAR.
Hoofdstuk II Tuchtproces in eerste aanleg
1. Algemeen
De commandant is uitsluitend bevoegd een tuchtstraf op te leggen indien een in de
WMT omschreven gedragsregel is geschonden. De opsomming van de gedragsregels
(artikel 6 tot en met artikel 40 WMT) is limitatief. Een gedraging die de commandant op
zich afkeuringswaardig acht doch die geen schending van een gedragsregel oplevert,
kan niet door middel van de tuchtrechtelijke sancties worden bestraft.
2. Handhaving van de interne orde
a. Verplichtingen van een meerdere
Iedere meerdere is mede verantwoordelijk voor de handhaving van de interne orde.
Deze verantwoordelijkheid brengt mee dat schendingen van gedragsregels niet
kunnen worden genegeerd en dat de meerdere handelend dient op te treden. Het
nalaten maatregelen te nemen door een meerdere tegen een schending van een
gedragsregel is een tuchtvergrijp (artikel 27
WMT).
b. Mogelijke manieren van optreden van de meerdere
De meerdere heeft verschillende mogelijkheden om op te treden:
(1) De mindere terechtwijzen en de schending voorzover deze nog voortduurt
laten ophouden.
(2) De mindere terechtwijzen en de terechtwijzing gepaard doen gaan met een
maatregel.
De militaire meerdere dient zicht hierbij wel bewust te zijn van de grenzen van
zijn bevoegdheid. Een maatregel mag uitsluitend bestaan uit het - zo spoedig
mogelijk - op correcte wijze doen herhalen van een niet goed uitgevoerde
dienstverrichting.
Een daartoe strekkende opdracht dient gericht te zijn op - en beperkt te
blijven tot - de juiste uitvoering, en dient noch naar inhoud, noch naar
bedoeling het karakter te dragen van een straf.
De militair die een zodanige opdracht niet opvolgt, volgt een dienstbevel niet
op (artikel 15 WMT).
(3) De mindere rapporteren.
Het rapport dient schriftelijk te worden ingediend (zie bijlage I)
Het rapporteren betekent niet dat de commandant gehouden is om de
gerapporteerde te straffen. De commandant heeft ook de bevoegdheid om in
voorkomend geval te kiezen voor een terechtwijzing of een terechtwijzing met
daarbij een maatregel.
Rapport "aanzeggen" is gebruikelijk maar niet voorgeschreven.
Op een ingekomen rapport moet altijd gereageerd worden, alhoewel niet
noodzakelijkerwijs door middel van een tuchtproces, daar anders de
gerapporteerde wellicht de indruk krijgt dat het overtreden van de gedragsregel kennelijk niets om het lijf had, hetgeen de positie van de rapporteur kan
schaden.
NB: Voor vermelding van de feiten en omstandigheden, waarop het vermoeden
van de commandant is gegrond, zal kunnen worden volstaan met een verwijzing naar
een schriftelijk rapport dat de commandant er toe bracht een beschuldiging uit te
reiken. Tevens kan het rapport dienen als bewijsmiddel.
3. Bevelvoerend militair
a. Onder zijn bevelen staand
Bevelvoerend militair is in het straf- en tuchtrecht een begrip dat aansluit bij de
organisatie van ieder krijgsmachtdeel. Er bestaan diverse bevelsverhoudingen. Voor
de strafbevoegdheid moet onder "onder zijn bevelen staande militairen" worden
verstaan: het volledig dan wel administratief bevel (artikel 49
WMT).
b. Waarneming van de functie
Bij afwezigheid van een bevelvoerend militair dient een waarnemer tijdelijk met het
bevel te worden belast. Bij voorkeur wordt deze waarneming bekendgesteld. De
waarnemer heeft dan zolang hij optreedt als bevelvoerend militair de verplichtingen en
bevoegdheden van de bevelvoerende militair (hij is op dat moment de commandant in
de zin van artikel 4, eerste lid, WMT).
NB: voor de KLu geldt:
Bij het aanmerken van een commandant als de "onmiddellijk boven de commandant
gestelde bevelvoerende meerdere" (artikel 4, tweede lid,
WMT) geldt als uitgangspunt
het volledig dan wel administratief bevel. In geval van inzet van militairen in het kader
van vredes- en humanitaire operaties kan het administratief bevel komen te liggen bij
een commandant in het operatiegebied. In dat geval geldt ten aanzien van militairen
van de KLu dat zij bij hun onderdeel administratief in onderhoud worden gesteld.)
4. Strafbevoegdheid
a. Strafbevoegdheid van bevelvoerende militairen en de uitzonderingen
De strafbevoegdheid wordt in beginsel slechts verleend aan de bevelvoerende militair
van een compagnie en aan de daarmee gelijkgestelde bevelvoerende militair over de
militairen die onder hun bevel staan (Artikel 49 WMT en het Aanwijzingsbesluit ter
uitvoering van artikel 4, tweede lid, en artikel 49, eerste lid, onder b, WMT). Op deze
strafbevoegdheid bestaan verschillende uitzonderingen te weten:
(1) Als de bevelvoerende militair zelf degene is van wie wordt vermoed dat hij
een gedragsregel uit de WMT heeft overtreden (artikel 49, derde lid,
WMT).
(2) Als de bevelvoerende militair zelf partij is in het geschil (en het betreft de
artikelen 20 tot en met 23 WMT) en:
(a) hij met enig kwaad werd bedreigd, uitgescholden of bespot, of
(b) tegen beter weten in tegen hem een aantijging of over hem een
klacht is ingebracht, of
(c) hij in persoon werd aangetast, of
(d) hij nodeloos in gevaar werd gebracht.
(3) Als de bevelvoerende militair zelf lager of jonger in rang is dan degene van
wie wordt vermoed dat hij een gedragsregel uit de WMT heeft overtreden.
De strafbevoegdheid komt in deze gevallen toe aan de onmiddellijk boven
hem gestelde bevelvoerende militair.
Alleen in de gevallen genoemd onder (2)(a) tot en met (2)(d), dient de
bevelvoerende militair de zaak toch zelf af te doen, indien de onmiddellijk
boven hem gestelde bevelvoerende meerdere niet binnen 21 dagen een
tuchtproces kan aanvangen (artikel 53 en artikel
49, zesde lid, WMT).
b. Strafbevoegdheid van de militaire rechter
Ook de militaire rechter, optredend als beroepsinstantie in het tuchtrecht, heeft de
bevoegdheid om een tuchtrechtelijke straf op te leggen (artikel 96, eerste lid,
WMT).
c. Strafbevoegdheid van de waarnemer
Bij afwezigheid van de commandant krijgt degene die met de waarneming van het
commando is belast - op grond van artikel 49 WMT - de strafbevoegdheid. Is een
tuchtproces geschorst dan dient in geval van waarneming dan wel overneming van het
commando de nieuw optredende commandant het onderzoek opnieuw aan te vangen.
De grondslag voor het hernieuwde onderzoek vormt de reeds (door de vorige
commandant) uitgereikte beschuldiging. Een nieuwe beschuldiging wordt derhalve niet
uitgereikt. Wel dient de strafoplegger in rubriek 38 (bijzonderheden) zijn rang en naam
te vermelden. De commandant wiens functie is waargenomen, mag na terugkeer de
door zijn waarnemer opgelegde straffen niet zonder meer tenietdoen of verminderen
zoals de beklagmeerdere dat wel mag doen. De commandant wiens functie is
waargenomen mag de strafoplegging slechts wijzigen als er sprake is van een nieuw
feit (novum) dat tot een andere strafoplegging zou hebben geleid als het op het
moment van bestraffing bekend was geweest..
d. Zelfstandige bevoegdheid van de commandant
De commandant beslist zelfstandig hoe een schending van een gedragsregel moet
worden afgedaan. Terzake kan de naasthogere bevelvoerende meerdere uiteraard wel
suggesties doen. De betrokken commandant is evenwel niet gehouden aan deze
suggesties gevolg te geven.
e. In bepaalde gevallen pas strafbevoegdheid na Instemming van het Openbaar
Ministerie
Als er sprake is van een gedraging die valt onder artikel 79 WMT en het openbaar
ministerie de commandant mededeelt dat het voorshands instemt met tuchtrechtelijke
afdoening, kan de commandant een beschuldiging uitreiken (zie verder hoofdstuk VIII).
5. Het tuchtproces in eerste aanleg
a. Aanvang tuchtproces in eerste aanleg
Het tuchtproces vangt aan met de uitreiking van de beschuldiging aan de militair van
wie wordt vermoed dat hij een gedragsregel heeft geschonden (artikel 51, eerste lid,
WMT). Vanaf dat moment wordt de militair aangemerkt als beschuldigde.
b. Einde tuchtproces in eerste aanleg
Het tuchtproces eindigt
(1) indien een beschuldiging wordt ingetrokken:
(a) omdat deze is uitgereikt nadat de termijn daarvoor was verstreken
op grond van het bepaalde in artikel 53 WMT,
- eerste lid (indien 21 dagen zijn verlopen nadat de gedraging heeft plaatsgevonden of indien 21 dagen zijn verlopen
nadat de gedraging werd ontdekt , voor zover het betreft
een vermoedelijke schending van één van de gedragsregels omschreven in artikel 6, 23, 26, 37 of 39 of in geval
van toepassing van artikel 78, eerste lid of artikel 79, eerste
lid na verloop van 21 dagen nadat de beslissing van het
openbaar ministerie ter kennis is gekomen van de
commandant; behoudens artikel 49, zesde lid, WMT),
- tweede lid (feitelijk niet meer onder de wapenen verblijven),
- derde lid (60 dagen nadat de gedraging heeft plaatsgevonden terwijl de militair deelneemt aan een operatie in
internationaal verband buiten het Koninkrijk en de militair
en de commandant zich om redenen van dienst niet in
hetzelfde land bevinden op het tijdstip waarop de gedraging
volgens de beschuldiging eindigde),
- vierde lid (dagen van afwezigheid wegens verlof, ziekte of
ongeoorloofde afwezigheid van de militair worden niet bij de
termijn van 21 dagen van lid 1 opgeteld),
- vijfde lid (60 dagen nadat de gedraging heeft plaatsgevonden),
- zesde lid (90 dagen nadat de gedraging heeft plaatsgevonden en toepassing is gegeven aan artikel 78, eerste
lid of artikel 79, eerste lid WMT;
(b) omdat de commandant na de uitreiking van de beschuldiging van
mening is dat de gedraging een strafbaar feit betreft (artikel 78
WMT);
(2) indien de militaire rechter heeft beslist dat het dienstvoorschrift hetwelk zou zijn geschonden in strijd is met een hoger dienstvoorschrift
(artikel 80 WMT);
(3) met een uitspraak;
(4) van rechtswege ingeval (artikel 54, eerste lid, onder b en c
WMT):
- na 21 dagen na aanvang van het tuchtproces geen beslissing is
genomen uiterlijk op de eerstvolgende dag na het sluiten van het
onderzoek (artikel 76, eerste lid, WMT), behoudens de gevallen
waarin sprake is van verlenging;
- ontslag uit de militaire dienst.
c. De beschuldiging
Indien de commandant een tuchtproces noodzakelijk acht, vraagt hij zich af (zie ook
bijlage III):
(1) Is betrokkene militair in de zin van artikel 2
WMT?
(2) Verblijft de betrokken militair nog feitelijk onder de wapenen (artikel
53
WMT)?
(3) Ben ik bevoegd deze militair te straffen (artikel
49 WMT)
(4) Is het feit niet verjaard (artikel 53, eerste, derde, vierde, vijfde en zesde lid,
WMT)?
Is het antwoord op de vragen 1 t/m 4 bevestigend, dan maakt hij een beschuldiging op
en reikt deze uit aan de betrokken militair. Indien deze voor langere tijd afwezig is, b.v.
wegens verlof, kan de beschuldiging ook - binnen de termijnen vermeld in artikel 53
WMT - als aangetekend stuk worden verzonden naar het huisadres van de
beschuldigde. Als huisadres wordt aangemerkt het adres dat bij de administratie
bekend is.
NB: Voordat het proces wordt aangevangen moet wel blijken van ontvangst van
de beschuldiging door de beschuldigde. (Gebruik van een kennisgeving van ontvangst
wordt aanbevolen.)
De beschuldiging maakt deel uit van het straffenformulier.
In dit stadium worden de rubrieken 1 tot en met 20 van het SF ingevuld.
De beschuldiging dient een feitelijke beschrijving te zijn van de gedraging die heeft
plaatsgevonden met opgave van plaats en tijd en die een vermoedelijke schending
van een gedragsregel inhoudt (zie artikel 52
WMT).
Uit artikel 75 WMT volgt dat alle op het moment van aanvang van het onderzoek bij de
commandant bekende tuchtvergrijpen, door één militair gepleegd, in één tuchtproces
moeten worden afgedaan. Bovendien mag voor het totaal slechts één straf worden
opgelegd. Indien de misdragingen één complex vormen van samenhangende feiten,
die als geheel de overtreding van verschillende gedragsregels uitmaken en op
dezelfde tijd en dezelfde plaats zijn gepleegd, kunnen deze het beste in één
beschuldiging worden opgenomen. Indien het twee of meer afzonderlijke misdragingen
zonder onderling verband of op verschillende plaatsen of op verschillende tijden
gepleegde vergrijpen betreft, verdient het aanbeveling voor de afzonderlijke
misdragingen afzonderlijke beschuldigingen uit te reiken. Wèl moeten deze beschuldigingen in één tuchtproces worden afgedaan. Bij meer dan één gedraging in een
beschuldiging dient altijd duidelijk te worden aangegeven welke plaats en welke tijd bij
iedere gedraging hoort. Voor misdragingen die hebben plaatsgevonden na de
aanvang van het onderzoek behoeft het onderzoek niet te worden uitgesteld en het
tuchtproces te worden geschorst. Dit betekent dat voor het te houden onderzoek in
verband met de nieuwe beschuldiging een ander onderzoek wordt vastgesteld en in
een ander tuchtproces wordt afgedaan. Zou dit niet het geval zijn dan kan de
beschuldigde door het plegen van steeds nieuwe misdragingen het tuchtproces
voortdurend blijven uitstellen met eventueel uiteindelijk hetzelfde strafmaximum.
Indien echter:
(a) de commandant in staat is zonder verder uitstel van het vastgestelde
onderzoek de nieuwe misdraging gelijktijdig af te handelen, en
(b) i. de beschuldigde te kennen geeft daardoor niet in zijn verdediging te
worden geschaad, dan wel
ii. verzoekt deze misdraging gelijktijdig af te doen in het vastgestelde
onderzoek,
moet laatstbedoelde misdraging in het lopende tuchtproces worden afgedaan. De
beschuldigde bereikt daarmee dat hem terzake slechts één straf kan worden
opgelegd.
Bij de verdere behandeling van het betreffende SF wordt één set op de
voorgeschreven wijze ingevuld waarbij in rubriek 38 (Bijzonderheden) wordt vermeld:
zie ook volgnummer(s). Op de andere betrokken SFn worden de rubrieken 21 t/m 37
niet ingevuld met uitzondering van rubriek 34, waar de code"9" wordt ingevuld en
wordt er in rubriek 38 vermeld: zie ook volgnummer(s)...... Wel dienen alle SFn te
worden getekend en te worden ingezonden. Ingeval van "vrijspraak" worden de
rubrieken 21 t/m 37 wel ingevuld. Immers is er geen beklag/beroep meer mogelijk.
d. Wijziging van de beschuldiging
(1) Na aanvang van het onderzoek mag de beschuldiging niet meer worden
gewijzigd, terwijl terzake van dezelfde gedraging slechts eenmaal een
beschuldiging mag worden uitgereikt. Dit betekent dat het van groot belang is
dat de commandant eerst goed alle op de zaak betrekking hebbende
gedragingen, feiten en omstandigheden overweegt, voordat hij overgaat tot
het opstellen van de beschuldiging.
(2) Voor aanvang van het onderzoek mag de beschuldiging worden gewijzigd,
mits de beschuldiging dezelfde feitelijke gedraging blijft inhouden. Is dit niet
het geval dan zal de beschuldiging moeten worden ingetrokken, waarna een
beschuldiging ter zake van die andere gedraging kan worden uitgereikt.
Indien de beschuldiging wordt gewijzigd, dient een nieuw SF te worden ingevuld, tenzij
er sprake is van de verbetering van een schrijffout.
Op het eerste exemplaar van de SF-set wordt in rubriek 34 de code 9 ingevuld en
wordt bij rubriek 38 "bijzonderheden" vermeld: zie wijziging ...., waarna het formulier
wordt getekend. Daarna wordt het nieuwe formulier opgemaakt met in rubriek 38 de
vermelding dat het een wijziging betreft op het SF met volgnummer(s) en daarop de
aangepaste beschuldiging. Aan de hand van dit laatste formulier wordt dan het
verdere tuchtproces gehouden. Beide formulieren moeten na afloop worden ingediend.
De nieuwe beschuldiging moet zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval vóór de
aanvang van het onderzoek worden uitgereikt. Indien de beschuldigde in zijn
verdediging wordt benadeeld dient het onderzoek te worden uitgesteld binnen de
"verjaringstermijn".
e. Herstellen schrijffouten
Indien blijkt dat er een schrijffout in de beschuldiging is gemaakt, kan deze fout op de
resterende formulieren van de SF-set worden hersteld.
Hiervan wordt aan de beschuldigde mededeling gedaan en wordt aantekening gesteld
in rubriek 38 van het SF.
f. De vertrouwensman
(1) De beschuldigde kan zich in iedere fase van het tuchtproces bij de
behandeling van zijn zaak (ook tijdens het vooronderzoek) doen bijstaan door
een vertrouwensman (artikel 56 e.v. WMT).
Voor degene die zich bereid heeft verklaard als vertrouwensman op te treden,
is het optreden als zodanig als dienst te beschouwen.
Op de achterzijde van de beschuldiging zijn enige hierop betrekking
hebbende aanwijzingen afgedrukt. De beschuldigde dient zijn wensen
kenbaar te maken op het onderste deel van de beschuldiging en dit deel
daarna op de aangegeven wijze in te leveren.
De van de beschuldiging deel uitmakende strook dient door de beschuldigde te
worden ingevuld en te worden ingeleverd conform de aanwijzing voorkomende op de
achterzijde van de "beschuldiging".
De strook wordt opgelegd en bewaard bij het witte exemplaar van de betreffende
SF-set. Indien de beschuldigde wordt bijgestaan door een vertrouwensman vult de
mutatiesteller de rubriek 26 van het SF in. Indien een persoon in de betreffende zaak
niet als vertrouwensman wordt toegelaten, dient in rubriek 38 de reden hiervan te
worden aangegeven.
(2) De vertrouwensman kan in beginsel worden gekozen uit militairen die
gelegerd of tewerkgesteld zijn in dezelfde kazerne als de beschuldigde
militair. Ook burgers die aan deze voorwaarde voldoen, kunnen als
vertrouwensman optreden, mits zij in dienstbetrekking staan tot het Ministerie
van Defensie.
(3) Indien de kring van personen waaruit de vertrouwensman gekozen kan
worden minder dan 150 personen bedraagt kan de vertrouwensman worden
gekozen uit de personen die behoren tot de naasthogere eenheid van het
onderdeel waartoe de beschuldigde behoort. Voor personeel dat behoort tot
het Korps Nationale Reserve wordt hieronder mede verstaan de eenheden
die onder bevel staan van de betreffende Regionaal Militair Commandant.
(4) In bijzondere gevallen kan de commandant ook andere personen als
vertrouwensman toelaten. De commandant bepaalt of er sprake is van een
bijzonder geval of niet. In zeer bijzondere gevallen is bijstand door een
advocaat toegestaan. De commandant dient zich, indien een advocaat wordt
toegelaten, van adequate juridische steun te voorzien (zie bijlage XV).
(invullen rubriek 38 van het SF)
(5) Als vertrouwensman kan niet optreden een mede-beschuldigde in dezelfde
zaak, alsmede degene die zich als vertrouwensman schuldig maakt aan de
verstoring van de ordelijke behandeling van de zaak en daarom door de
commandant wordt uitgesloten (artikel 58 e.v. WMT). In geval van een
uitsluiting van de vertrouwensman wordt de beschuldigde op zijn verzoek in
de gelegenheid gesteld binnen 24 uur een nieuwe vertrouwensman te kiezen
(artikel 59 WMT).
Indien uitstel wordt verleend wordt op het SF in rubriek 27 het cijfer "2" ingevuld.
g. Inzage van de stukken
De beschuldigde en zijn vertrouwensman kunnen ter voorbereiding op het (voor)onderzoek na de uitreiking van de beschuldiging de op de zaak betrekking hebbende
stukken inzien tenzij het belang van geheimhouding van gegevens of het belang van
derden zich daar tegen verzet (artikel 62 WMT).
De commandant bepaalt de plaats en het tijdstip waar de op de zaak betrekking
hebbende stukken kunnen worden ingezien.
h. Het vooronderzoek
Hoewel in het algemeen het tuchtproces betrekking heeft op eenvoudige zaken,
kunnen zich situaties voordoen waarbij een vooronderzoek nodig is b.v. in verband
met het ingewikkelde karakter van een bepaalde zaak. In dat geval kan de
commandant de getuige(n) en/of deskundige(n) horen of indien hij hiertoe aanleiding
vindt, de beschuldigde, de getuige(n) en/of deskundige(n) doen horen (artikel 61
WMT).
N.B.: Indien de commandant de beschuldigde zelf hoort is er niet meer sprake van
vooronderzoek, maar van onderzoek !
De beschuldigde is niet tot antwoorden verplicht. Dit moet de beschuldigde
voorafgaand aan het vooronderzoek worden meegedeeld. Deze mededeling wordt ook
wel de "cautie" genoemd (artikel 61, eerste lid, WMT). Invullen rubriek 22 van het SF
De verklaringen tijdens het vooronderzoek afgelegd dienen schriftelijk te worden
vastgelegd (zie bijlage IV). Deze schriftelijke stukken dienen te worden beschouwd als
op de zaak betrekking hebbende stukken welke de beschuldigde en zijn vertrouwensman kunnen inzien (artikel 62 WMT).
i. Het onderzoek
(1) Het onderzoek vangt niet eerder aan dan ten minste 24 uur na uitreiking van
de beschuldiging, tenzij de beschuldigde heeft verzocht het onderzoek eerder
te doen aanvangen (artikel 63, tweede en derde lid, WMT).
In geval de beschuldigde verzoekt om af te zien van de 24-uur termijn en het
onderzoek eerder te laten aanvangen, wordt in rubriek 27 van het SF de code "6"
ingevuld.
(2) Het onderzoek kan worden verlengd (artikel 59, tweede lid; artikel 64, tweede
en derde lid; artikel 80, eerste lid of artikel 54, eerste lid onder b, WMT).
(3) Het onderzoek is niet openbaar (artikel 66, tweede lid, WMT).
(4) Het onderzoek wordt begrensd door de omschrijving van de beschuldiging
(artikel 66, eerste lid, WMT). Feiten die geen deel uitmaken van de beschuldiging vallen hierbuiten.
(5) De leiding van het onderzoek berust bij de commandant. De commandant
bepaalt wie bij het onderzoek aanwezig zullen zijn. Zo kan hij b.v. vanuit een
oogpunt van voorbereiding op een toekomstige functie een militair, hoger of
ouder in rang dan de gerapporteerde, toestaan het onderzoek bij te wonen.
(6) De beschuldigde dient, ook na een vooronderzoek, in elk geval door de
commandant zelf te worden gehoord (artikel 68 WMT). De commandant roept
de beschuldigde schriftelijk op voor het onderzoek (zie achterzijde exemplaar
5 van het SF). Het onderzoek mag niet eerder aanvangen dan 24 uur nadat
de beschuldiging is uitgereikt.
(7) De beschuldigde is verplicht te verschijnen (zie verder artikel
64, eerste lid,
WMT).
(8) Het onderzoek kan worden geschorst of opgeschort indien:
(a) de beschuldigde niet verschijnt (artikel 64, tweede lid, WMT);
(b) het onderzoek niet direct kan worden afgerond;
(c) een vertrouwensman wordt gezocht (artikel 59, tweede lid, WMT) of
(d) het oordeel van de Rechtbank wordt gevraagd over een
dienstvoorschrift (artikel 80, eerste lid, WMT).
(9) De beschuldigde is niet tot antwoorden verplicht (artikel 67 WMT). Dit wordt
hem voor of bij aanvang van het onderzoek ter kennis gebracht. Indien de
beschuldigde ook in het vooronderzoek wordt gehoord, wordt hem dit ook
voor of bij de aanvang van dit vooronderzoek medegedeeld (artikel 67 en
artikel 61, eerste lid, WMT). Deze mededeling wordt ook wel de "cautie"
genoemd (zie rubrieken 22 en 24 SF).
(10) Tijdens het onderzoek kunnen, evenals tijdens het vooronderzoek, getuigen
en deskundigen worden gehoord (artikel 61 en artikel 65 WMT). De
beschuldigde en zijn vertrouwensman kunnen verzoeken dat ook andere
getuigen en deskundigen worden gehoord. Indien de commandant geen
gehoor geeft aan een dergelijk verzoek, dient hij in het SF in rubriek 38
(bijzonderheden) de redenen voor zijn weigering te vermelden (zie ook artikel
65, tweede lid, WMT). Getuigen en deskundigen kunnen door de
commandant schriftelijk worden opgeroepen (zie bijlage II). Bij te verwachten
problemen is dit dan ook aan te bevelen.
(11) Voor opgeroepen getuigen en deskundigen geldt een verschijningsplicht
(artikel 65, derde lid, WMT).
(12) De commandant houdt het onderzoek op de grondslag van de beschuldiging
(artikel 66, eerste lid, WMT). Het doel van het onderzoek is onder meer de
waarheid aan het licht te brengen, het vaststellen of de uitgebrachte
beschuldiging met behulp van de wettelijke bewijsmiddelen voor de
commandant de overtuiging heeft opgeleverd dat de gedraging heeft
plaatsgevonden, alsmede om te bepalen of een straf moet worden opgelegd
en, zo ja, welke straf.
(13) De commandant ziet erop toe dat betrokkenen zich beperken tot de
hoofdzaken.
(14) De commandant hoort de getuigen en/of deskundigen in het bijzijn van de
beschuldigde en de vertrouwensman (artikel 68 WMT).
(15) De beschuldigde en de vertrouwensman hebben het recht om door tussenkomst van de commandant vragen te stellen aan de getuigen en/of
deskundigen (artikel 68 WMT). De commandant is vrij om niet terzake
doende vragen naast zich neer te leggen.
(16) Na het verhoor dient de commandant de beschuldigde of diens
vertrouwensman in de gelegenheid te stellen om verweer te voeren en naar
voren te brengen wat voor een goede beoordeling van de zaak van belang
kan zijn.
(17) Bij de afsluiting van het onderzoek heeft de beschuldigde recht op het laatste
woord (artikel 69 WMT). Dit recht moet hem nadrukkelijk worden geboden. Hij
kan daarbij een laatste verweer voeren, verzoeken om vanwege specifieke
omstandigheden bepaalde straffen niet op te leggen, etc.
j. De bewijsmiddelen
(1) De commandant moet nagaan of bewezen kan worden hetgeen de
beschuldigde in de beschuldiging wordt verweten (artikel 70
WMT). Daartoe
staat hem een aantal bewijsmiddelen ten dienste, namelijk:
(a) eigen waarneming door de commandant van een in de
beschuldiging omschreven gedraging;
(b) eigen waarneming door de commandant tijdens het onderzoek;
(c) verklaringen van de beschuldigde;
(d) verklaringen van een getuige;
(e) verklaringen van een deskundige;
(f) geschriften (onder meer proces-verbaal van een opsporingsambtenaar, het rapport van een rapporteur, schriftelijke verklaringen
uit het vooronderzoek of andere schriftelijke stukken).
(2) Als op zichzelf voldoende grondslag voor het bewijs dat een in de
beschuldiging ten laste gelegde gedraging heeft plaatsgevonden levert (artikel 71
WMT):
(a) de eigen waarneming van de commandant van een in de
beschuldiging omschreven gedraging;
(b) de in een getuigenverklaring of in een rapport opgenomen waarneming van een in de beschuldiging omschreven gedraging, door een
militair of andere ambtenaar, die uit hoofde van zijn functie of rang
met enig toezicht op de naleving van de gedragsregels is belast
(bijvoorbeeld de KMAR, de OKP, de wachtcommandant).
(3) Verder kunnen tot bewijs dienen ten minste twee van de navolgende
bewijsmiddelen:
(a) de eigen waarneming van de commandant tijdens het onderzoek;
(b) verklaringen van de beschuldigde;
(c) verklaringen van een getuige;
(d) verklaringen van een deskundige;
(e) geschriften, anders dan de verklaringen van de hiervoor genoemde
personen.
(4) Feiten of omstandigheden van algemene bekendheid (daartoe wordt ook
datgene gerekend dat zich alleen voordoet binnen de kring van de werk- en
leefsfeer waarin de commandant, de beschuldigde en/of zijn vertrouwensman
functioneren) behoeven geen bewijs. (invullen rubriek 29 van het SF)
k. De commandant moet overtuigd zijn.
Artikel 73 WMT eist voor strafbaarheid niet alleen dat aan het wettig bewijs is voldaan,
maar ook dat de commandant tot de overtuiging komt dat de in de beschuldiging
omschreven gedraging van de beschuldigde heeft plaatsgevonden en, zo ja, dat dit
een schending van een gedragsregel oplevert. Komt de commandant uiteindelijk niet
tot deze overtuiging dan is er uiteraard geen grond voor een straf. Komt de
commandant wel tot die overtuiging, dan moet deze berusten op bepaalde, in artikel
70 WMT genoemde bewijsmiddelen. De commandant dient opgave te doen van de
door hem gebruikte bewijsmiddelen. (invullen rubriek 29 van het SF) Indien als
bewijsmiddel een of meer verklaringen zijn gebruikt, dient de inhoud van die
verklaringen zakelijk te worden weergegeven. Het is daarom aan te bevelen dat de
commandant voor zichzelf aantekening houdt van de tijdens het onderzoek afgelegde
verklaringen.
l. Beraad
Na sluiting van het onderzoek beraadt de commandant zich over de volgende vragen:
(1) Ben ik ervan overtuigd dat het feit heeft plaatsgevonden?
(2) Is een gedragsregel van de WMT geschonden en, zo ja, welke?
(3) Ben ik ervan overtuigd dat de beschuldigde de dader is?
(4) Ben ik ervan overtuigd dat de beschuldigde verwijtbaar heeft gehandeld?
Uiteindelijk vraagt hij zich af:
(5) Is het feit bewezen en is een gedragsregel uit de WMT geschonden (artikel
74 WMT)?
NB: zie ook bijlage III
Kortom de commandant beziet of het ten laste gelegde feit uit de beschuldiging
afdoende is bewezen en of hij door deze bewijsmiddelen de overtuiging heeft
gekregen dat de beschuldigde dat feit ook heeft gepleegd. Indien hij die overtuiging
heeft, dient hij na te gaan of hierdoor een of meer van de gedragsregels, genoemd in
de artikelen 6 tot en met 40 WMT, zijn geschonden.
m. Omschrijving van de bewezen gedraging (artikel 77
WMT).
(1) Kan zijn: "Zie beschuldiging".
(2) Voor een bondige omschrijving is het gewenst de beschuldiging/de strafreden
te beëindigen met het werkwoord, zodat geen onderwerp (hij, betrokkene,
gestrafte, e.d.) behoeft te worden opgenomen. Ook is het vaak nuttig om te
beginnen met de hoedanigheid waarin en/of de instelling waaruit het vergrijp
werd gepleegd.
Voorbeelden:
Als bestuurder van een militair voertuig ... achteruitgereden.
Als schildwacht ... staan dommelen.
Uit baldadigheid ... nat gespoten.
Uit laksheid ... nagelaten.
n. Wel of geen bestraffing (artikel 74 WMT)
Als de commandant heeft vastgesteld dat de in de beschuldiging opgenomen
gedraging de schending van een gedragsregel uit de WMT inhoudt, deze gedraging
bewezen acht en dat aan alle overige vereisten is voldaan, gaat hij zich beraden wat
hem te doen staat ter handhaving van de tucht.
o. De beslissing is aan de commandant
De commandant beslist naar eigen inzicht en geweten. Bevelvoerende meerderen zijn
niet bevoegd de onder hun bevel staande commandanten op te dragen tot (een
bepaalde) strafoplegging over te gaan, of bestraffing achterwege te laten. Uiteraard
kunnen zij - in het algemeen - suggesties doen aan hun commandanten om hierdoor
binnen hun eenheid een bepaald tuchtbeleid te bewerkstelligen.
p. De commandant kiest per geval voor de wijze van afdoening
De commandant dient steeds met overleg te kiezen tussen straf of andere
maatregelen (b.v. mondelinge waarschuwing of herhaling van de opdracht), aangepast
aan de overtreder, het vergrijp en de omstandigheden waaronder het is gepleegd.
q. Wenselijkheid van motivering
Ook in het geval dat de militair niet gestraft wordt (artikel 74, derde lid, WMT), dient
hem in voorkomend geval duidelijk te worden gemaakt waarin en waarom hij fout was
en wat de gevolgen zijn of hadden kunnen zijn van zijn gedraging.
Motivering is verplicht indien bij een first-offender de maximale straf van geldboete,
strafdienst of uitgaansverbod wordt opgelegd.
(invullen rubriek 38)
r. Keuze strafsoort en maat
De keuze van strafsoort en strafmaat wordt bepaald door
(1) de ernst van het vergrijp;
(2) de omstandigheden waaronder het is begaan (b.v. gedurende een oefening,
moeilijkheden thuis);
(3) de persoonlijkheid van de beschuldigde (b.v. specialistische kennis);
(4) het doorgaand gedrag van de beschuldigde (onder meer blijkend uit de hem
reeds eerder opgelegde straffen);
(5) het beoogde strafdoel (algemene of speciale preventie)
Daar deze factoren variabel zijn is het van tevoren vaststellen van straffen op
bepaalde vergrijpen ("vaste tarieven") verboden. Wel is denkbaar dat zich binnen de
eenheid ten aanzien van veel voorkomende vergrijpen in de praktijk een zekere norm
ontwikkelt.
s. Verbod voor gebruik van andere straffen
Het is verboden andere straffen op te leggen dan die genoemd in artikel 41 WMT (zie
artikel 74, tweede lid, WMT). Wel mag de juiste uitvoering van een dienstverrichting
(zie paragraaf 2) worden afgedwongen.
t. Uitspraak
Gelet op de aard van het tuchtrecht dient na het onderzoek uiterlijk op de
eerstvolgende werkdag een beslissing te volgen (artikel 76, eerste lid, WMT). Indien
het onderzoek niet op de dag van aanvang wordt afgesloten, dient de dag van sluiting
van het onderzoek te worden vermeld in rubriek 38 (bijzonderheden), zo ook eventuele
schorsing of opschorting.
Het tijdstip van de beslissing wordt vastgelegd in het SF door vermelding van de
datum waarop de beslissing is genomen in rubriek 36.
De beslissing van de commandant kan zijn:
(1) Intrekking van de beschuldiging; indien hij van oordeel is dat een strafbaar
feit is gepleegd (artikel 78, tweede lid, WMT). Hij handelt dan verder conform
het gestelde in Hoofdstuk VIII.
(2) Oplegging van een straf; indien hij de in de beschuldiging genoemde
gedraging bewezen acht en het de beschuldigde ook verweten kan worden.
(3) Schuldigverklaring zonder strafoplegging (artikel 74, derde lid, WMT); indien
hij de in de beschuldiging omschreven gedraging bewezen acht, deze
gedraging een schending van een gedragsregel uit de WMT inhoudt en hij
het de beschuldigde ook verwijt, maar in verband met:
(a) de geringe betekenis van de gedraging, of
(b) gelet op de persoon van de beschuldigde, of
(c) zijn persoonlijke omstandigheden strafoplegging niet raadzaam acht.
(4) Vrijspraak; indien de in de beschuldiging genoemde gedraging niet kan
worden bewezen of hij door de aangevoerde bewijsmiddelen niet tot de
overtuiging is gekomen dat de in de beschuldiging genoemde gedraging door
de beschuldigde is gepleegd, dan wel indien hij wel tot die overtuiging is
gekomen maar het feit of de beschuldigde niet strafbaar acht, dan wel indien
aan één van de formele vereisten als genoemd onder punt l. (Beraad) niet is
voldaan.
De terzake genomen beslissing van de commandant wordt schriftelijk vastgelegd op
het SF (rubriek 33). Indien bijzondere omstandigheden hebben geleid tot het opleggen
van een naar verhouding zware of lichte straf, wordt dit op het SF vermeld in de
rubriek bijzonderheden (rubriek 38). Het SF wordt nu verder volledig ingevuld.
u. De uitreiking
Het uitreiken van een afschrift van de uitspraak moet onverwijld nadat de beslissing is
genomen, geschieden. Indien de uitreiking op een andere dag plaatsvindt dan waarop
de beslissing is genomen, dient de reden daarvan te worden vermeld in rubriek 38
(bijzonderheden) van het SF.
Aanbevolen wordt om bij de uitspraak de overwegingen uit te spreken die ten
grondslag hebben gelegen aan de bestraffing en het doel dat de commandant met de
bestraffing beoogt.
v. Inlichten van de beklagmeerdere
Het eerste exemplaar van de SF-set wordt zo spoedig mogelijk gezonden naar de
beklagmeerdere.
Hoofdstuk III Tuchtrechtelijke straffen
1. Algemeen
a. De tuchtrechtelijke straffen
De tuchtrechtelijke straffen zijn (artikel 41 WMT):
(1) berisping;
(2) geldboete;
(3) strafdienst;
(4) uitgaansverbod.
b. Geen rangorde tussen de verschillende straffen
De commandant is vrij in de keuze van de op te leggen straf (met een beperking voor
wat betreft de straf van uitgaansverbod). Er bestaat geen rangorde naar zwaarte.
Hierdoor kan de commandant steeds die straf kiezen welke het meest aansluit bij de
persoon van de te bestraffen militair en zijn persoonlijke omstandigheden. De
mogelijkheid om in bepaalde gevallen in het geheel geen straf op te leggen is geregeld
in artikel 74, derde lid, WMT. Straffen mogen niet worden gecombineerd.
c. Slechts één straf
Bij de bestraffing mag de commandant aan de beschuldigde slechts één straf
opleggen, ook indien het een tuchtproces betreft waarin de schending van meerdere
gedragsregels wordt afgedaan (zie artikel 75 WMT).
d. Bepaling strafsoort, strafmaat en eventuele werkzaamheden
De commandant bepaalt de strafsoort en de strafmaat en bij:
(1) de straf van strafdienst:
de aard en de tijden van de te verrichten werkzaamheden;
(2) de straf van uitgaansverbod:
(a) de aard en de tijden van de te verrichten werkzaamheden;
(b) het geheel dan wel de bepaalde gedeelten of het bepaalde gedeelte
van de militaire plaats waar de gestrafte buiten de tijden der
werkzaamheden moet verblijven.
e. Ontvangen van bezoek
Het is de gestrafte, die geen werkzaamheden behoeft te verrichten, toegestaan
bezoek te ontvangen, tenzij op het bepaalde gedeelte van de militaire plaats waar de
gestrafte buiten de tijden der werkzaamheden moet verblijven geen ontspanningsruimte is.
f. Toezicht op de gestraften
De commandant regelt het toezicht op de militairen die strafdienst moeten verrichten
en op de militairen die zijn gestraft met uitgaansverbod. De kazernecommandant /
onderdeelscommandant / garnizoenscommandant / districtscommandant kan ten
aanzien van het toezicht coördinerend optreden. De functionaris die wordt belast met
het toezicht op een gestrafte militair dient een hogere rang of ouderdom in rang te
hebben dan de gestrafte. De met toezicht belaste functionaris mag zonder dringende
noodzaak het regime van de straf niet wijzigen.
g. Ondergaan van straf is dienst
Zowel het ondergaan van de straf van strafdienst als die van uitgaansverbod is dienst.
Dat betekent dat de tijdens de dienst geldende regelingen gedurende de straftijd van
toepassing zijn en dat ook het tuchtrecht van toepassing is (het is de tijd waarin men
dienst doet of in ieder geval behoort te doen). Dit houdt niet in dat het verrichten van
werkzaamheden die vallen buiten het normale dienstrooster van de gestrafte kunnen
worden aangemerkt als overwerk. Compensatieregelingen mogen over die extra
werkzaamheden niet worden toegepast.
2. Inschrijving van straffen in registers
a. Strafregisters
De kazernecommandant / onderdeelscommandant / garnizoenscommandant /
districtscommandant bepaalt voor welke rangen een afzonderlijk register wordt
aangelegd waarin de opgelegde straf van uitgaansverbod wordt ingeschreven. De
commandant draagt zorg dat de inschrijving geschiedt door een functionaris die een
hogere rang heeft dan de gestrafte. De in een register ingeschreven straffen worden
door zorg van de commandant na beëindiging van de straf onleesbaar gemaakt of
verwijderd (scheurstroken).
b. Geldboeteregister
In het geval een militair een tuchtrechtelijke geldboete is opgelegd, wordt die straf
ingeschreven in het administratief boeteregister.
Er is een dergelijk register voor wedde-genietenden.
c. Inning of inhouding geldboete
De boete wordt geïnd dan wel ingehouden op de wedde door de zorg van de
(onderdeels-)administrateur. De uitvoering is nader geregeld in de Uitvoeringsregeling
militair straf- en tuchtrecht 2000 (zie MP 11- 50, reg.nr 600 en MP 11-55/1, reg.nr 600).
Iedere meerdere - dus ook de commandant - kan een "waarschuwing" of
"terechtwijzing" geven aan een mindere. De "berisping" is echter een straf en mag
slechts gegeven worden door de commandant. De tenuitvoerlegging van de straf van
berisping geschiedt altijd schriftelijk. Het vierde exemplaar van de SF-set (de
uitspraak) is aangewezen als het formulier bedoeld in artikel 42, eerste lid, WMT.
4. Geldboete (artikel 43 tot en met artikel 46 WMT)
Het bedrag van de geldboete is ten minste twee gulden en vijftig cent en ten hoogste
honderd gulden. Het totaal van de in één kalendermaand aan één persoon op te
leggen geldboeten mag het bedrag van tweehonderd gulden niet overschrijden. De
geldboete moet binnen drie dagen na de uitreiking van het afschrift van de uitspraak
worden betaald. Op verzoek kan eenmaal uitstel van betaling worden verleend van ten
hoogste achtentwintig dagen. De geldboete moet in ieder geval worden betaald als het
feitelijk verblijf onder de wapenen van de gestrafte eindigt.
De uitvoeringsregeling militair straf- en tuchtrecht 2000 (zie MP 11-50, reg.nr 600 en
MP 11-55/1, reg.nr. 600) geeft verdere aanwijzingen betreffende de tenuitvoerlegging
van deze straf.
Ingeval een geldboete wordt opgelegd terwijl de militair deelneemt aan een operatie in
internationaal verband buiten het Koninkrijk, is het bedrag van de geldboete ten
hoogste tweehonderd gulden. In dit geval mag het totaal van de in één kalendermaand
aan één persoon op te leggen geldboeten het bedrag van zeshonderd gulden niet
overschrijden.
a. Waaruit bestaat de strafdienst
De strafdienst bestaat uit het verrichten van dienst door de gestrafte in
overeenstemming met zijn rang, stand of functie, buiten de voor hem geldende
diensturen. Strafdienst moet bestaan uit werkzaamheden die tijdens de normale
diensturen kunnen worden opgedragen aan militairen van de categorie waartoe
gestrafte behoort. Zo kunnen aan alle soldaten corvee-, onderhouds- en
wachtdiensten worden opgedragen, voorzover die tijdens de normale diensturen aan
soldaten van dat onderdeel kunnen worden opgedragen. Er dient naar te worden
gestreefd de aard van de te verrichten strafdienst zoveel mogelijk in verband te
brengen met de geschonden gedragsregel.
b. Duur van de strafdienst
De strafdienst wordt opgelegd voor de duur van ten hoogste drie uren per dag op ten
hoogste tien werkdagen tot een maximum van vijftien werkdagen per kalendermaand.
Strafdienst wordt niet ondergaan op dagen waarop reeds verlof is verleend. (Vrije
dagen zijn: zaterdag, zondag, feestdagen, ADV-dagen en compensatieverlof. Verlof
houdt in: vakantie-, buitengewoon-, inschepings- en ontschepingsverlof. Voor de
continue en ploegendienst geldt dat de (werk)dagen waarop de militair is vrijgesteld
van dienst daar ook onder vallen.) Indien de gestrafte militair zich onttrekt aan de
strafdienst, wordt van rechtswege de straf geschorst.
c. Aanvang strafdienst
De tenuitvoerlegging vindt zo spoedig mogelijk na de uitreiking van de een afschrift
van de uitspraak plaats en vindt zo mogelijk plaats op aaneengesloten werkdagen. De
strafoplegger regelt het toezicht op de met strafdienst gestrafte militair.
d. Strafdienst en uitgaansverbod
Op de dag waarop de straf van uitgaansverbod wordt ondergaan, kan niet ook de straf
van strafdienst worden ondergaan (artikel 47, tiende lid WMT).
e. Verlenging feitelijk verblijf onder de wapenen
De beklagmeerdere kan het feitelijke verblijf onder de wapenen verlengen voor het
ondergaan van de straf van strafdienst totdat die straf is ondergaan (artikel 47,
negende lid, WMT)
a. Waaruit bestaat de straf van uitgaansverbod
Het uitgaansverbod bestaat uit de verplichting om op de door de commandant aan te
wijzen militaire plaats of gedeelten daarvan aanwezig te zijn en te verblijven. Als
militaire plaats wordt hier bedoeld de gehele kazerne. Beperking tot een deel ervan is
alleen toegestaan als dit nodig is voor een goede controle op de uitvoering van de
straf. Gedacht kan worden aan een kazerne die uit twee of meer van elkaar
gescheiden gedeelten bestaat of aan een grote legerplaats. Is dat het geval dan kan
bijvoorbeeld het deel worden aangewezen waarop de gestrafte zijn legering heeft. Dit
mag in elk geval geen beperking tot de kamer inhouden. Het uitgaansverbod kan
slechts worden opgelegd als straf voor de schending van de gedragsregel van artikel 7
WMT (ongeoorloofde afwezigheid) of van artikel 15 WMT (het niet opvolgen van een
dienstbevel). Uitgaansverbod wordt niet ondergaan op dagen waarop reeds verlof is
verleend.
b. Duur van de straf van uitgaansverbod
Het uitgaansverbod wordt opgelegd voor de duur van ten hoogste vier aaneengesloten
dagen. Per kalendermaand mag deze straf tot een maximum van acht dagen per
kalendermaand ten uitvoer worden gelegd. Wanneer de tenuitvoerlegging geheel of
gedeeltelijk in het weekend plaatsvindt, mag dit niet gedurende meer dan twee
achtereenvolgende weekeinden.
De tenuitvoerlegging van de straf vindt ook plaats op vrije dagen, niet zijnde
verlofdagen. (Vrije dagen zijn: zaterdag, zondag, feestdagen, ADV-dagen en
compensatieverlof. Verlof houdt in: vakantie-, buitengewoon-, inschepings- en
ontschepingsverlof. Voor de continue en ploegendienst geldt dat de (werk)dagen
waarop de militair is vrijgesteld van dienst daar ook onder vallen.)
Indien de gestrafte militair zich onttrekt aan het uitgaansverbod, wordt van rechtswege
de straf geschorst.
In geval een militair binnen 90 dagen vanaf de uitreiking van de uitspraak wederom de
gedragsregel van ongeoorloofde afwezigheid van niet meer dan vier dagen schendt
(artikel 7 WMT) en de commandant hem wederom wil straffen met de straf van
uitgaansverbod kan deze hem de straf van uitgaansverbod van maximaal acht dagen
opleggen en bedraagt het aantal in een kalendermaand te ondergane dagen
uitgaansverbod maximaal twaalf.
Hetzelfde aantal dagen uitgaansverbod, maximaal acht dagen per keer, respectievelijk
maximaal 12 dagen per maand kan worden opgelegd, indien een ongeoorloofde
afwezigheid van meer dan vier dagen doch maximaal acht dagen wordt afgedaan met
toepassing van artikel 79, eerste lid, WMT. De tot straffen bevoegde meerdere heeft
de bevoegdheid om na instemming daartoe door het OM een tuchtproces op grond
van de Wet militair tuchtrecht aan te vangen (zie ook Hoofdstuk VIII § 5).
c. Werkzaamheden tijdens uitgaansverbod
Aan de met uitgaansverbod gestrafte kan worden opgedragen gedurende het
ondergaan van de straf dienst te verrichten in overeenstemming met zijn rang, stand of
functie.
d. Uitgaansverbod voor niet in de kazerne wonenden
Wordt de straf van uitgaansverbod opgelegd aan militairen die in de regel de nacht
niet doorbrengen op de kazerne, dan dient de commandant maatregelen te treffen dat
de gestrafte de nacht op de militaire plaats (zie artikel 3, derde lid, WMT) kan
doorbrengen in met de rang of stand overeenstemmende legeringsaccommodatie.
e. Uitgaansverbod tijdens oefeningen
Indien een met uitgaansverbod gestrafte is gebivakkeerd of op andere wijze tijdens
een oefening is ingekwartierd kan de commandant ter plaatse aangeven hoe deze
straf dient te worden ondergaan.
f. Godsdienstoefeningen tijdens uitgaansverbod
De met uitgaansverbod gestrafte militair wordt zo mogelijk toegestaan godsdienstoefeningen van zijn gezindte bij te wonen.
g. Uitgaansverbod en strafdienst
Op de dag waarop de straf van uitgaansverbod wordt ondergaan, kan niet ook de straf
van strafdienst worden ondergaan (artikel 48, zesde lid, WMT).
h. Verlenging feitelijk verblijf onder de wapenen
De beklagmeerdere kan het feitelijke verblijf onder de wapenen verlengen voor het
ondergaan van de straf van uitgaansverbod totdat die straf is ondergaan (artikel 48,
zesde lid, WMT).
7. Zieke gestraften
Een straf wordt niet onderbroken door opname van een gestrafte in een ziekeninrichting of ziekenverblijf, dan wel door andere door de betrokken arts in verband met
de gezondheid van de gestrafte noodzakelijk geachte maatregelen. De commandant
draagt zorg dat de opgelegde straf ter kennis wordt gebracht van het hoofd van de
ziekeninrichting, of de behandelend officier-arts.
Hoofdstuk IV Begin en einde van de straf, opschorting, schorsing, tenietdoen verminderen of wijzigen van de straf
1. Begin en einde van de straf
De straffen van strafdienst en uitgaansverbod worden zo spoedig mogelijk na
oplegging ten uitvoer gelegd. De dag waarop de tenuitvoerlegging is aangevangen
geldt als eerste dag van de straftijd. Dit is de dag waarop een afschrift van de
uitspraak is uitgereikt. De strafsoort uitgaansverbod eindigt om 24.00 uur op de laatste
dag.
2. Opschorting en schorsing
a. Wie is bevoegd tot opschorting / schorsing
De bevoegdheid om de tenuitvoerlegging van een tuchtrechtelijke straf op te schorten
of te schorsen komt toe aan
(1) de commandant;
(2) de beklagmeerdere;
en indien door de gestrafte beroep is ingesteld, komt deze bevoegdheid eveneens toe
aan:
(3) de voorzitter van de militaire kamer van de Arrondissementsrechtbank te
Arnhem.
Aan een ingesteld beklag of beroep komt dus geen opschortende of schorsende
werking van rechtswege toe.
b. In welke gevallen kan schorsing / opschorting toegepast worden
Opschorting of schorsing mag alleen worden toegepast in geval van (artikel 50, eerste
lid, WMT):
(1) een geldboete van meer dan 75 gulden;
(2) strafdienst;
(3) uitgaansverbod.
c. Wanneer kan schorsing / opschorting plaatsvinden
Opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging:
(1) Vindt plaats van rechtswege: gedurende de dagen dat de gestrafte zich aan
de tenuitvoerlegging onttrekt. (artikel 47, elfde lid en artikel 48, zesde lid,
WMT).
(2) Kan plaatsvinden:
(a) wanneer de tenuitvoerlegging gedurende een bepaalde periode (b.v.
weekeinde) naar het oordeel van de bevoegde commandant een te
strafverzwarend effect oplevert;
(b) bij zwaarwegende privé-omstandigheden van de gestrafte;
(c) wanneer nieuwe omstandigheden of feiten ten aanzien van het
gepleegde feit aan de dag treden die een nader onderzoek en
daaruit voortvloeiend wijziging, vermindering of tenietdoening van de
straf kunnen veroorzaken;
(d) wanneer de beklagmeerdere in verband met de opgelegde straf dit
noodzakelijk acht.
d. Wanneer loopt de straf door
De strafdienst of het uitgaansverbod wordt niet opgeschort of geschorst door opname
van de gestrafte in een ziekeninrichting, deelname aan een oefening of het
aangewezen zijn voor een bepaalde dienst gedurende de tijd dat één van deze twee
straffen ondergaan moet worden.
In geval van opschorting of schorsing dient een daartoe strekkende aantekening te
worden gesteld in het boeteregister dan wel in het register strafdienst/uitgaansverbod.
Als de situatie die tot de opschorting of schorsing heeft geleid is beëindigd, dient er
overeenkomstig de aantekening in de eerder genoemde registers te worden
gehandeld. (zie Uitvoeringsregeling militair straf- en tuchtrecht
2000.)
3. Tenietdoen, verminderen of wijzigen van de straf
a. Wie is bevoegd tot tenietdoen, wijzigen of verminderen
De bevoegdheid om een tuchtrechtelijke straf teniet te doen, te wijzigen in de straf van
berisping of te wijzigen in een schuldigverklaring zonder straf als bedoeld in artikel 74,
derde lid, WMT of te verminderen binnen de strafsoort komt, tenzij de gestrafte beklag
heeft gedaan en/of de beklagtermijn nog loopt, toe aan:
(1) de commandant (artikel
50, eerste lid onder a, WMT);
(2) de beklagmeerdere (artikel 50, eerste lid onder b, WMT).
b. In welke gevallen mag de commandant wijzigen / verminderen / tenietdoen
De commandant mag slechts tot wijziging, vermindering of tenietdoening overgaan
indien na de strafoplegging omstandigheden verband houdende met de bestrafte
gedraging bekend zijn geworden, die hem ten tijde van de behandeling van de zaak
niet bekend waren of redelijkerwijze bekend konden zijn, en zo zij bij het aanvankelijk
onderzoek bekend zouden zijn geweest, hem tot een andere beslissing zouden
hebben gebracht.
c. In welke gevallen mag de beklagmeerdere wijzigen / verminderen /
tenietdoen
Voor de beklagmeerdere is het uiteraard niet noodzakelijk dat nieuwe feiten of
omstandigheden bekend zijn geworden. Hij kan van zijn bevoegdheid om te wijzigen,
verminderen of teniet te doen gebruik maken om buitensporige afwijkingen van het
tuchtbeleid binnen zijn eenheid te redresseren.
d. Wanneer mag wijziging, vermindering / tenietdoening niet worden toegepast
Zowel de commandant als de beklagmeerdere mogen niet tot wijziging/vermindering/tenietdoening overgaan (artikel 50, eerste lid WMT):
(1) zolang de beklagtermijn loopt (de eerste vijf dagen na de uitreiking van een
afschrift van de uitspraak, met eventuele verlenging ten gevolge van de
toepassing van de Algemene termijnenwet);
(2) indien beklag is gedaan.
4. Compensatie
a. bij wijzigen / verminderen / tenietdoen
Indien een straf wordt tenietgedaan of verminderd dan wel wordt gewijzigd in de straf
van berisping of in de beslissing als bedoeld in artikel 74, derde lid, WMT, wordt het
door de gestrafte geleden nadeel hersteld, overeenkomstig aan de compensatieregeling op grond van artikel 50, tweede lid, WMT en van artikel 98 WMT (zie artikel
12 en 13 van het Rijksbesluit uitvoeringsbepalingen militair straf- en tuchtrecht, zie MP
11-55, reg.nr. 400).
Ingeval van tenietdoen, verminderen of wijzigen van de straf wordt er een nieuw
straffenformulier opgemaakt. De toelichting bij rubriek 1, 2, en 3 van de "Invulinstructie
Straffenformulier" is dan speciaal van belang. Voor het overige geldt de vigerende
invulinstructie. (zie rubriek 38)
Op de andere betrokken SFn worden de rubrieken 21 t/m 37met uitzondering van
rubriek 34, waarin de code "9" ingevuld moet worden en wordt in rubriek 38 vermeld:
zie ook volgnummer(s)...... Wel dienen alle SFn te worden getekend en te worden
ingezonden. Ingeval van "vrijspraak" worden de rubrieken 21 t/m 37 wel ingevuld.
Immers is er geen beklag/beroep meer mogelijk.
Hoofdstuk V Beklagprocedure
1. Beklag
De gestrafte kan beklag doen over:
a. de bewezen gedraging, de geschonden gedragsregel en de reden waarom
hem de straf is opgelegd (artikel 80a, eerste lid, WMT);
b. de soort en zwaarte van de straf (artikel 80a, eerste lid, WMT) ;
c. de behandeling van de zaak in het tuchtproces in eerste aanleg, indien hij
van mening is dat aan enige formaliteit niet is voldaan (zogenaamde
vormfout) (artikel 80a, eerste lid, WMT) ;
d. het schuldig bevonden worden aan een schending van een
gedragsregelzonder dat dit tot een strafoplegging heeft geleid (artikel 80a,
tweede lid, WMT);
e. de wijze van tenuitvoerlegging van de straf van strafdienst of uitgaansverbod
(artikel 80a, derde lid, WMT).
2. De procedure
a. Algemeen
De gestrafte mag niet van het beklag worden afgehouden. Desgevraagd moet hem de
nodige steun worden verleend bij het opmaken en indienen van een beklagschrift.
Het recht beklag te doen moet aan de gestrafte worden medegedeeld. Dit recht op
beklag is uitdrukkelijk vermeld op het afschrift van de uitspraak (exemplaar 4 van het
SF voor het tuchtproces in eerste aanleg).
NB: Het beklag heeft geen opschortende / schorsende werking (zie evenwel
artikel 50 WMT).
b. Beklagtermijn
De gestrafte kan binnen vijf kalenderdagen na de uitreiking van het afschrift van de
uitspraak van een tuchtproces in eerste aanleg beklag doen bij de beklagmeerdere
(artikel
80a, eerste lid, WMT).
NB: De Algemene Termijnenwet
is van toepassing. Dat
wil zeggen dat indien de termijn eindigt op een zaterdag, zondag of een feestdag de
vijfdagen -termijn wordt verlengd tot de eerstvolgende dag die niet is een zaterdag,
zondag of een feestdag.
c. Dag van indiening
Het beklagschrift moet de gestrafte indienen bij zijn commandant.
Als dag van indiening geldt de datum van ontvangst door of namens de commandant.
De datum van ontvangst wordt terstond op het beklagschrift aangetekend (artikel 80b,
derde lid, WMT). (invullen rubriek 9 van het BF)
Indien het beklagschrift te laat wordt ingediend, dient de commandant het beklagschrift
na vermelding van de datum van ontvangst gewoon ter behandeling door te zenden
aan de beklagmeerdere.
d. Aanvang beklagprocedure
De beklagprocedure vangt aan met de indiening van het beklagschrift bij de
commandant (artikel 80b, tweede lid, WMT).
e. Einde beklagprocedure
De beklagprocedure eindigt met een beslissing zoals besproken onder i. (ontvankelijkheid) of u. (uitspraak) of van rechtswege, zoals besproken in onderdeel y.
f. Het beklagschrift
Het beklagschrift is niet aan een bepaalde vorm gebonden, maar dient ten minste te
vermelden:
(1) naam, rang, registratienummer en onderdeel van de gestrafte;
(2) naam, rang en onderdeel van de commandant;
(3) een omschrijving van de gedraging waarvoor de straf is opgelegd;
(4) de opgelegde straf;
(5) de datum waarop een afschrift van de uitspraak is uitgereikt;
(6) een verklaring van de gestrafte waarom hij beklag wenst te doen;
(7) voor zover de bijstand door een vertrouwensman wordt verlangd:
naam, rang, registratienummer en onderdeel van die vertrouwensman.
Eventueel kan gebruik worden gemaakt van het "Model van een beklagschrift" dat is
opgenomen in bijlage VII.
g. Inzenden door de commandant
De commandant zendt het beklagschrift met de navolgende bescheiden onverwijld en
rechtstreeks naar de beklagmeerdere (zie bijlage VIII):
(1) een aanbiedingsbrief
(2) een gewaarmerkt afschrift van de betreffende uitspraak (exemplaar 4 van het
straffenformulier)
(3) alle op de zaak betrekking hebbende overige stukken of gewaarmerkte
afschriften daarvan, waaronder in ieder geval de tijdens het (voor) onderzoek
afgelegde verklaringen en in voorkomend geval het rapport van de
rapporteur;
(4) een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan hij tot de overtuiging is
gekomen dat een in de beschuldiging omschreven gedraging heeft
plaatsgevonden.
NB: Het beklagschrift dient te worden gezonden naar de beklagmeerdere van de
commandant die de straf heeft opgelegd.
h. Bevoegdheid
De beklagmeerdere onderzoekt of hij bevoegd is het beklag te behandelen en of de tot
straffen bevoegde meerdere bevoegd is.
i. Ontvankelijkheid
Indien het beklagschrift na de beklagtermijn is ingediend, verklaart de beklagmeerdere
het beklag niet ontvankelijk. Deze beslissing moet hij motiveren. (invullen rubriek 28
van het BF) Deze verklaring wordt op het BF vastgelegd (exemplaar 3 van de BF-set).
Deze wordt door tussenkomst van de commandant (artikel 80q WMT) aan de
beklaagde uitgereikt. De datum van de uitreiking wordt op het schriftelijk stuk
aangetekend (artikel 80d, eerste lid, WMT). (invullen rubriek 12 van het BF)
Indien het beklagschrift na de beklagtermijn is ingediend maar redelijkerwijs niet kan
worden geoordeeld dat de gestrafte in verzuim is geweest, blijft de niet
-ontvankelijkheidsverklaring achterwege. Een zodanige beslissing moet worden
gemotiveerd. (invullen rubriek 28 van het BF)
j. De vertrouwensman
(1) De gestrafte kan zich in ieder stadium van de beklagprocedure bij de
behandeling van zijn zaak (ook tijdens het voorbereidend onderzoek) doen
bijstaan door een vertrouwensman (artikel 80e, eerste lid, WMT). (invullen
rubriek 18 van het BF)
Voor degene die zich bereid heeft verklaard als vertrouwensman op te treden,
is het optreden als zodanig als dienst te beschouwen.
Op de achterzijde van het beklagformulier (exemplaar 5, de oproeping) zijn
enige hierop betrekking hebbende aanwijzingen afgedrukt. De gestrafte dient
zijn wensen kenbaar te maken op het onderste deel van de oproeping en dit
deel daarna op de aangegeven wijze in te leveren.
De van het beklagformulier deel uitmakende strook dient door de gerapporteerde te
worden ingevuld en te worden ingeleverd conform de aanwijzing voorkomend op de
achterzijde van het beklagformulier.(exemplaar 5)
De strook wordt opgelegd en bewaard bij het witte exemplaar nr 1 van de betreffende
BF-set. Indien de gestrafte wordt bijgestaan door een vertrouwensman vult de
mutatiesteller de rubriek 18 van het BF in. Indien een persoon in de betreffende zaak
niet als vertrouwensman wordt toegelaten, dient in rubriek 28 de reden hiervan te
worden aangegeven.
(2) De vertrouwensman kan in beginsel worden gekozen uit militairen die
gelegerd of tewerkgesteld zijn in dezelfde kazerne als de gestrafte militair.
Ook burgers die aan deze voorwaarde voldoen, kunnen als vertrouwensman
optreden, mits zij in dienstbetrekking staan tot het Ministerie van Defensie.
(3) Indien de kring van personen waaruit de vertrouwensman gekozen kan
worden minder dan 150 personen bedraagt kan de vertrouwensman worden
gekozen uit de personen die behoren tot de naasthogere eenheid van het
onderdeel waartoe de gestrafte behoort. Voor personeel dat behoort tot het
Korps Nationale Reserve wordt hieronder mede verstaan de eenheden die
onder bevel staan van de desbetreffende Regionaal Militair Commandant.
(4) In bijzondere gevallen kan de commandant ook andere personen als
vertrouwensman toelaten. De commandant bepaalt of er sprake is van een
bijzonder geval of niet. In zeer bijzondere gevallen is bijstand door een
advocaat toegestaan. De beklagmeerdere dient zich, indien een advocaat
wordt toegelaten, van adequate juridische steun te voorzien (zie bijlage XV).
(invullen rubriek 28 van het BF)
(5) Als vertrouwensman kan niet optreden een mede-beschuldigde / -gestrafte in
dezelfde zaak, alsmede degene die zich als vertrouwensman schuldig maakt
aan de verstoring van de ordelijke behandeling van de zaak en daarom door
de beklagmeerdere wordt uitgesloten (artikel 80e, tweede lid, WMT in
samenhang met artikel 58 e.v. WMT). In geval van een uitsluiting van de
vertrouwensman wordt de gestrafte op zijn verzoek in de gelegenheid gesteld
binnen 24 uur een nieuwe vertrouwensman te kiezen (art 80e, tweede lid,
WMT in samenhang met artikel 59 WMT).
(6) De gestrafte en zijn vertrouwensman kunnen ter voorbereiding op het
voorbereidend onderzoek de op de zaak betrekking hebbende stukken inzien
tenzij het belang van geheimhouding van gegevens of het belang van derden
zich daar tegen verzet (artikel 80h, eerste lid, WMT).
De beklagmeerdere bepaalt de plaats en het tijdstip waar de op de zaak
betrekking hebbende stukken kunnen worden ingezien. (invullen rubriek 28
van het BF)
k. Getuigen en deskundigen
Tijdens het onderzoek op beklag kunnen, evenals tijdens de voorbereiding op het
onderzoek, getuigen en deskundigen worden gehoord (artikel 80 e, derde lid, WMT).
De gestrafte en zijn vertrouwensman kunnen verzoeken dat ook andere getuigen en
deskundigen worden gehoord. Indien de beklagmeerdere geen gehoor geeft aan een
dergelijk verzoek, dient hij in het BF in rubriek 17 (getuigen /deskundigen gehoord) en
in rubriek 28 (bijzonderheden) de redenen voor zijn weigering te vermelden (zie ook
artikel 80h, derde lid, WMT). Getuigen en deskundigen kunnen door de
beklagmeerdere schriftelijk worden opgeroepen (zie bijlage II). Bij te verwachten
problemen is dit dan ook aan te bevelen.
Voor opgeroepen getuigen en deskundigen geldt een verschijningsplicht (artikel 80h
juncto artikel 65, derde lid, WMT).
l. Het doen / horen ter voorbereiding van het onderzoek op beklag
Ter vergemakkelijking / versnelling van de afdoening van het onderzoek op beklag
kan de beklagmeerdere de commandant, de rapporteur, getuigen en deskundigen in
ieder stadium van de beklagprocedure (doen) horen. Ook kan hij de gestrafte doen
horen. (invullen rubriek 13 van het BF)
Hij kan dit (laten) doen voor het onderzoek. Zelfs voordat er een oproep voor het
onderzoek ligt! De beklagprocedure is immers al aangevangen.
NB: Indien de beklagmeerdere de gestrafte zelf hoort is er geen sprake meer van
het horen ter voorbereiding van het onderzoek, maar van het onderzoek!
De gestrafte is verplicht te verschijnen. Indien de gestrafte niet verschijnt wegens een
gewichtige reden van verhindering schort de beklagmeerdere het onderzoek op of
schorst hij dit (artikel 80i, tweede lid, WMT). Indien de gestrafte niet verschijnt zonder
een gewichtige reden van verhindering doet de beklagmeerdere het beklag verder af
(artikel 80i, derde lid, WMT).
De gestrafte is niet verplicht te antwoorden. Dit wordt hem voor of bij aanvang van het
ter voorbereiding horen ter kennis gebracht (cautie). (invullen rubriek 14 van het BF)
De verklaringen afgelegd tijdens het voorbereidend onderzoek en ook tijdens het
onderzoek dienen schriftelijk te worden vastgelegd (artikel 80f, vierde lid, WMT, zie
bijlage VI). Deze schriftelijke stukken dienen te worden beschouwd als op de zaak
betrekking hebbende stukken welke de gestrafte en zijn vertrouwensman kunnen inzien
(artikel 80h WMT). (indien dit wordt geweigerd, dan invullen rubriek 28 van het BF)
m. Aanvang onderzoek
De beklagmeerdere bepaalt op welke dag het onderzoek zal aanvangen. Deze dag
kan niet later worden bepaald dan uiterlijk de dertigste dag na de dag van indiening
van het beklagschrift (artikel 80g, eerste lid, WMT).
Bij de bepaling van de termijn van dertig dagen tellen de dagen waarop de gestrafte
en de beklagmeerdere zich om reden van dienst niet in hetzelfde land bevinden, niet
mee (artikel 80g, tweede lid, WMT).
Ìn geval de gestrafte het onderzoek eerder wil laten aanvangen, dan op de tweede dag
na de dag waarop de oproeping aan de gestrafte is uitgereikt, wordt in rubriek 19 van
het BF de code "6" ingevuld.
n. Uitreiking oproeping
Het onderzoek vangt niet eerder aan dan op de tweede dag na de dag waarop de
oproeping aan de gestrafte is uitgereikt, tenzij de gestrafte heeft verzocht het
onderzoek eerder te doen aanvangen (artikel 80 h, eerste lid, WMT).
o. Termijn onderzoek
Het onderzoek duurt niet langer dan 30 dagen (artikel 80 r, tweede lid, onder b, WMT),
behoudens verlenging (artikel 80i, tweede lid, WMT).
p. Het onderzoek
(1) De gestrafte wordt door of namens de beklagmeerdere schriftelijk
opgeroepen voor het onderzoek op beklag. (invullen en uitreiken exemplaar 5
van het BF)
(2) De beklagmeerdere roept de commandant, de getuigen en de deskundigen
op die hij wil horen. Het is gewenst de gestrafte te informeren omtrent de
personen die de beklagmeerdere oproept. De gestrafte en zijn
vertrouwensman kunnen verzoeken dat ook andere getuigen en deskundigen
worden gehoord. De beklagmeerdere voldoet aan dit verzoek, tenzij het
onderzoek daardoor wordt geschaad of het verzoek kennelijk onredelijk is.
Indien de beklagmeerdere geen gehoor geeft aan een dergelijk verzoek, dient
hij in het BF in rubriek 28 (bijzonderheden) de redenen voor zijn weigering te
vermelden (zie ook artikel 80h, derde lid, WMT). De opgeroepen getuigen en
deskundigen zijn verplicht te verschijnen.
(3) De beklagmeerdere is verplicht de gestrafte in persoon te horen, tenzij:
(a) de gestrafte is gehoord ter voorbereiding van het onderzoek; en
(b) de gestrafte te kennen heeft gegeven op horen in persoon geen prijs
te stellen; en
(c) de beklagmeerdere het horen in persoon niet nodig acht (artikel 80i,
eerste lid, WMT). (invullen rubriek 17 en in rubriek 28 vermelden van
de reden)
(4) Indien de gestrafte niet verschijnt wegens een gewichtige reden van
verhindering schort de beklagmeerdere het onderzoek op of schorst hij dit. De
termijn van 30 dagen waarin het onderzoek moet zijn afgehandeld (artikel
80r, tweede lid onder b, WMT) wordt in dat geval verlengd voor de duur van
de opschorting of de schorsing (artikel 80i, tweede lid, WMT). De termijn van
verlenging is niet beperkt. In dit geval moet de gestrafte opnieuw worden
opgeroepen. Indien de gestrafte niet verschijnt zonder een gewichtige reden
van verhindering doet de beklagmeerdere het beklag verder af (artikel 80 i,
derde lid, WMT).
NB: Het onderzoek kan ook worden opgeschort / geschorst - zonder verlenging -
indien het onderzoek nog niet kan worden afgesloten zonder alsnog getuigen,
deskundigen, commandant en gestrafte te horen. (invullen rubriek 19 en in rubriek 28
vermelden van de reden)
(5) Het onderzoek op beklag is niet openbaar (artikel 80j, tweede lid, WMT).
(6) Het onderzoek op beklag wordt begrensd door de omschrijving van de
beschuldiging (artikel 80j, eerste lid, WMT). Feiten die geen deel uitmaken
van de beschuldiging vallen hier buiten.
(7) De leiding van het onderzoek op beklag berust bij de beklagmeerdere. De
beklagmeerdere bepaalt wie bij het onderzoek op beklag aanwezig zullen
zijn. Zo kan hij bijvoorbeeld vanuit het oogpunt van voorbereiding op een
toekomstige functie een militair, hoger of ouder in rang dan de gestrafte,
toestaan het onderzoek op beklag bij te wonen.
(8) De gestrafte is niet tot antwoorden verplicht (artikel 80k WMT). Dit wordt hem
voor of bij aanvang van het onderzoek op beklag ter kennis gebracht (cautie).
Zie rubriek 16 van het BF.
(9) Het doel van het onderzoek op beklag is onder meer de waarheid aan het
licht te brengen, het vaststellen of de uitgebrachte beschuldiging met behulp
van de wettelijke bewijsmiddelen de commandant de overtuiging heeft
kunnen opleveren dat de gedraging heeft plaatsgevonden, of te bezien of in
eerste aanleg geen fouten zijn gemaakt: oftewel met name de termijnen en
vormen in acht zijn genomen. Alsmede om te bepalen of een straf moest
worden opgelegd en, zo ja, welke straf. Indien van toepassing vormt de
beklagmeerdere zich eveneens een oordeel over de tenuitvoerlegging van de
straf van strafdienst en uitgaansverbod.
(10) De beklagmeerdere ziet erop toe dat betrokkenen zich beperken tot de hoofdzaken.
(11) De beklagmeerdere hoort de commandant, rapporteur, getuigen en/of
deskundigen in het bijzijn van de gestrafte en de vertrouwensman (artikel 80l,
eerste lid, WMT). (invullen rubriek 17 van het BF)
(12) De gestrafte en de vertrouwensman hebben het recht om door tussenkomst
van de beklagmeerdere vragen te stellen aan de commandant, de getuigen
en/of deskundigen (artikel 80l, tweede lid, WMT). De beklagmeerdere is vrij
om niet terzake doende vragen naast zich neer te leggen.
(13) Na het horen dient de beklagmeerdere de gestrafte of diens vertrouwensman
in de gelegenheid te stellen om verweer te voeren en naar voren te brengen
wat voor een goede beoordeling van de zaak van belang kan zijn.
(14) Voor de sluiting van het onderzoek wordt de gestrafte de gelegenheid
geboden om als laatste het woord te voeren(artikel 80m WMT). (invullen
rubriek 20 van het BF)
q. De bewijsmiddelen
(1) De beklagmeerdere moet nagaan of bewezen kan worden hetgeen de
gestrafte in de beschuldiging wordt verweten. Daartoe staat hem een aantal
bewijsmiddelen ten dienste (artikel 80n WMT), namelijk:
(a) eigen waarneming door de commandant van een in de beschuldiging omschreven gedraging;
(b) eigen waarneming door de commandant tijdens het onderzoek van
het tuchtproces in eerste aanleg;
(c) eigen waarneming door de beklagmeerdere tijdens het onderzoek
op beklag;
(d) verklaringen van de gestrafte;
(e) verklaringen van een getuige;
(f) verklaringen van een deskundige;
(g) geschriften (onder meer proces-verbaal van een opsporingsambtenaar, het rapport van een rapporteur, schriftelijke verklaringen
uit het vooronderzoek of andere schriftelijke stukken).
(invullen rubriek 21 van het BF)
(2) Als op zichzelf voldoende grondslag voor het bewijs dat een in de
beschuldiging ten laste gelegde gedraging heeft plaatsgevonden levert
(artikel 71 WMT):
(a) de eigen waarneming van de commandant van een in de
beschuldiging omschreven gedraging;
(b) de in een getuigenverklaring of in een rapport opgenomen
waarneming van een in de beschuldiging omschreven gedraging,
door een militair of andere ambtenaar, die uit hoofde van zijn functie
of rang met enig toezicht op de naleving van de gedragsregels is
belast.
(3) Verder kunnen tot bewijs dienen ten minste twee van de navolgende
bewijsmiddelen:
(a) de eigen waarneming van de commandant tijdens het onderzoek
van het tuchtproces in eerste aanleg;
(b) de eigen waarneming van de beklagmeerdere tijdens het onderzoek
op beklag;
(c) verklaringen van de gestrafte;
(d) verklaringen van een getuige;
(e) verklaringen van een deskundige;
(f) geschriften, anders dan de verklaringen van de hiervoor genoemde
personen.
(4) Feiten of omstandigheden van algemene bekendheid (daartoe wordt ook
datgene gerekend dat zich alleen voordoet binnen de kring van de werk- en
leefsfeer waarin de beklagmeerdere, de commandant de beschuldigde en/ of
zijn vertrouwensman functioneren) behoeven geen bewijs.
r. De beklagmeerdere moet overtuigd zijn
Artikel 80o, eerste lid, WMT eist voor strafbaarheid niet alleen dat aan het wettig
bewijs is voldaan, maar ook dat de beklagmeerdere tot de overtuiging komt dat de in
de beschuldiging omschreven gedraging van de gestrafte heeft plaatsgevonden en, zo
ja, dat dit een schending van een gedragsregel oplevert. Komt de beklagmeerdere
uiteindelijk niet tot deze overtuiging dan is het beklag gegrond. Komt de
beklagmeerdere wel tot die overtuiging, dan moet deze berusten op bepaalde, in
artikel 80n WMT genoemde bewijsmiddelen. In geval van beroep dient de
beklagmeerdere opgave te doen van de door hem gebruikte bewijsmiddelen. Indien
als bewijsmiddel een of meer verklaringen zijn gebruikt, dient de inhoud van die
verklaringen zakelijk te worden weergegeven. Het is daarom aan te bevelen dat de
beklagmeerdere voor zichzelf aantekening houdt van de tijdens het onderzoek
afgelegde verklaringen.
s. Beraad
(1) Indien de gestrafte zich heeft beklaagd over:
(a) de bewezen gedraging, de geschonden gedragsregel en de reden
waarom hem de straf is opgelegd;
(b) de soort en zwaarte van de straf;
(c) de behandeling van de zaak in het tuchtproces in eerste aanleg,
indien hij van mening is dat aan enige formaliteit niet is voldaan
(zogenaamde vormfout);
(d) het schuldig bevonden worden aan een schending van een
gedragsregel zonder dat dit tot een strafoplegging heeft geleid
(artikel 80a, tweede lid, WMT);
beraadt de beklagmeerdere zich na sluiting van het onderzoek op beklag over
met name de volgende vragen (voor een uitgebreidere checklist zie bijlage
V):
i. Ben ik bevoegd en ontvankelijk in deze beklagzaak. Dit dient hij zich
nogmaals na sluiting van het onderzoek af te vragen.
ii. Ben ik ervan overtuigd dat de in de beschuldiging genoemde
gedraging heeft plaatsgevonden?
iii. Is een gedragsregel van de WMT geschonden en, zo ja, welke?
iv. Ben ik ervan overtuigd dat de gestrafte de dader is?
v. Ben ik ervan overtuigd dat de dader verwijtbaar heeft gehandeld?
vi. Zijn er - in eerste aanleg - vorm- en/of procedurefouten gemaakt?
(i) Is destijds terecht een beschuldiging uitgereikt (denk ook
aan artikel 79
WMT)?
(ii) Zijn de termijnen en vormen in acht genomen?
Uiteindelijk vraagt hij zich af:
vii. Is het feit wettig en overtuigend bewezen en is een gedragsregel uit
de WMT geschonden (artikel
80o, eerste lid, WMT)?
Kortom de beklagmeerdere beziet of het ten laste gelegde feit uit de beschuldiging
afdoende is bewezen en of hij de grondslag van de beschuldiging niet is verlaten en hij
vraagt zich af of de beslissing moet verbeteren, aanvullen of wijzigen en of hij door
deze bewijsmiddelen de overtuiging heeft gekregen dat de gestrafte dat feit ook heeft
gepleegd. Indien hij die overtuiging heeft, dient hij na te gaan of hierdoor een of meer
van de gedragsregels, genoemd in de artikelen 6 tot en met 40 WMT, zijn
geschonden.
(invullen rubriek 22 van het BF)
(2) Als de gestrafte zich heeft beklaagd over de wijze van tenuitvoerlegging van
een straf van strafdienst of van uitgaansverbod (artikel 80a, tweede lid,
WMT), beraadt de beklagmeerdere aan de hand van de door de commandant
opgegeven motivering of de wijze van tenuitvoerlegging van de straf als
passend kan worden beschouwd.
(invullen rubriek 28 van het BF)
t. Beslissingstermijn
Na sluiten van het onderzoek op beklag beslist de beklagmeerdere uiterlijk op de
eerstvolgende werkdag (artikel 80p, eerste lid, WMT).
u. De beslissing op beklag
(1) De beslissing van de beklagmeerdere kan luiden (artikel 80p, tweede lid,
WMT):
(i) bevestiging van de bestreden beslissing, zonodig met verbetering of
aanvulling (artikel 80p, tweede lid, onder a, WMT) (invullen BF rubriek 26
code 10)
In dat geval heeft de beklagmeerdere de volgende mogelijkheden:
- de beklagmeerdere is het eens met de strafsoort, de strafmaat en de
strafreden:
* hij bevestigt de uitspraak;
- de beklagmeerdere is het eens met de strafsoort, de strafmaat, maar niet met
de strafreden (de omschrijving van de feiten die in het tuchtproces in eerste
aanleg een schending van een gedragsregel inhield):
* de strafsoort en de strafmaat worden bevestigd en
* hij verbetert de strafreden of vult deze aan;
- de beklagmeerdere is het eens met de schuldigverklaring zonder straf en met
de omschrijving van de feiten die in het tuchtproces in eerste aanleg tot een
schuldigverklaring heeft geleid:
* hij bevestigt de uitspraak;
- de beklagmeerdere is het eens met de schuldigverklaring zonder straf, doch
niet met de omschrijving van de feiten die in het tuchtproces in eerste aanleg
tot een schuldigverklaring zonder straf heeft geleid:
* hij bevestigt de schuldigverklaring zonder straf; en
* hij verbetert de omschrijving van de feiten of vult deze aan.
(ii) bevestiging van de bestreden schuldigverklaring, zonodig met verbetering of
aanvulling, met vermindering van de strafmaat binnen de opgelegde
strafsoort (artikel 80p, tweede lid, onder b, WMT)
(invullen BF rubriek 26 code 11)
In dat geval heeft de beklagmeerdere de volgende mogelijkheden:
- de beklagmeerdere is het eens met de strafsoort en de strafreden, maar niet
met de strafmaat:
* hij bevestigt de strafsoort en de strafreden; en
* hij vermindert de strafmaat binnen de opgelegde strafsoort;
- de beklagmeerdere is het eens met de strafsoort, doch niet met de strafmaat
en de strafreden:
* hij bevestigt de strafsoort; en
* hij vermindert de strafmaat binnen de opgelegde strafsoort; en
* hij verbetert de strafreden of vult deze aan.
NB: compensatie (zie onder z)
(iii) bevestiging van de bestreden schuldigverklaring, zo nodig met verbetering of
aanvulling, met wijziging van de opgelegde straf in de straf van berisping
(artikel 80p, tweede lid, onder c, WMT) (invullen BF rubriek 26 code 12).
Deze variant is in de wet opgenomen om te voorkomen dat de beklagmeerdere onder
omstandigheden gedwongen wordt tot een schuldigverklaring zonder straf. Dit kan zich
voordoen wanneer bijvoorbeeld de straf van uitgaansverbod is opgelegd voor
ongeoorloofde afwezigheid en voor een andere schending van een gedragsregel en
achteraf blijkt dat van ongeoorloofde afwezigheid geen sprake was.
Mogelijkheden van de beklagmeerdere:
- de beklagmeerdere is het eens met de strafreden, doch niet met de strafsoort
en de strafmaat:
* hij bevestigt de strafreden; en
* hij legt de straf van berisping op;
- de beklagmeerdere is het niet eens met zowel de strafreden, de strafsoort en
de strafmaat:
* hij verbetert de strafreden of vult deze aan; en
* hij legt de straf van berisping op.
NB: compensatie (zie onder z)
(iv) bevestiging van de bestreden schuldigverklaring, zo nodig met verbetering of
aanvulling, met tenietdoening van de straf (artikel 80p, tweede lid, onder d,
WMT) (invullen BF rubriek 26 code 13).
In dat geval heeft de beklagmeerdere de volgende mogelijkheden:
- de beklagmeerdere is het eens met de strafreden, maar niet met de strafsoort
en strafmaat:
* hij bevestigt de strafreden; en
* hij doet de strafoplegging teniet;
- de beklagmeerdere is het niet eens met zowel de strafsoort, de strafmaat en
de strafreden:
* hij vernietigt de strafoplegging; en
* hij verbetert de strafreden of vult deze aan.
NB: compensatie (zie onder z)
(v) vrijspraak (artikel 80p, tweede lid, onder e, WMT)
(invullen BF rubriek 26 code 0, indien meer dan een SF is betrokken, dan
dient in elk geval de vrijspraak te worden vermeld. Indien een combinatie van
beschuldigingen staat op een SF, vrijspraak altijd vermelden. Immers daar
staat geen beroep tegen open.)
* De beklagmeerdere spreekt de gestrafte vrij.
Tegen deze uitspraak is geen beroep mogelijk. Er is namelijk geen gestrafte
meer.
NB: compensatie (zie onder z)
(vi) bevestiging van de bestreden schuldigverklaring, zo nodig met verbetering of
aanvulling, met verklaring dat ten onrechte geen straf is opgelegd of dat de
opgelegde straf ontoereikend is en verwijzing naar het in artikel 81, eerste lid,
bedoelde gerecht (artikel 80p, tweede lid, onder f, WMT). (invullen rubriek 26
code 14).
Indien de beklagmeerdere van mening is dat de gestrafte ten onrechte geen straf is
opgelegd (schuldig zonder strafoplegging) of dat die niet zwaar genoeg is, mag hij er
zelf niets aan doen. Hij kan dan de zaak verwijzen naar de militaire kamer van de
Arrondissementsrechtbank te Arnhem. De beklagmeerdere zal echter altijd de zaak
inhoudelijk moeten onderzoeken. Dit is noodzakelijk omdat hij moet motiveren waarom
hij het met de schuldigverklaring eens is. Waarom hij vindt dat er ten onrechte geen
straf is opgelegd of de straf ontoereikend is:
* hij bevestigt de schuldigverklaring; en
* hij verwijst naar de rechtbank.
Een verwijzing is een uitspraak op beklag. De gestrafte kan hiertegen beroep instellen.
Van een verwijzing moet de militaire kamer door tussenkomst van de commandant
onverwijld op de hoogte worden gesteld (zie artikel 80s, eerste lid, WMT). Hetgeen is
geschreven in Hoofdstuk VI, punt 2, onder f moet door de commandant in acht worden
genomen.
Aan de gestrafte moet van een uitspraak op beklag die een verwijzing naar de militair
kamer inhoudt, bij de uitreiking van een afschrift van de uitspraak mededeling worden
gedaan (zie artikel 80q, derde lid, WMT). (exemplaar 3 van het BF, rubriek 29).
Na verwijzing zal de militaire kamer de zaak behandelen als ware het een beroep.
(artikel 80s, tweede lid WMT)
(2) Indien een beklag is gedaan over de wijze van tenuitvoerlegging van de straf
van strafdienst of uitgaansverbod (artikel 80a, derde lid, WMT) verklaart de
beklagmeerdere dit beklag bij gemotiveerde schriftelijke beslissing geheel ofgedeeltelijk gegrond of ongegrond. Indien een beklag geheel of gedeeltelijk
gegrond is verklaard, bepaalt de beklagmeerdere op welke wijze het door de
gestrafte geleden nadeel zal worden hersteld (artikel 80p, derde lid, WMT).
Deze beslissing dient hij te motiveren. (invullen BF rubriek 28).
NB: compensatie (zie onder z)
v. Vernietiging van de beslissing in eerste aanleg
De beslissing in eerste aanleg wordt vernietigd indien enige in het tuchtproces in
eerste aanleg voorgeschreven termijn is geschonden (artikel 80p, vierde lid, onder a,
WMT).
Voor de voorgeschreven termijnen zie:
(1) artikel 53 WMT (termijn uitreiken beschuldiging),
(2) artikel 54 WMT (termijn afdoening tuchtproces),
(3) artikel 63 WMT (termijn aanvang onderzoek),
(4) artikel 64 WMT (opschorting / schorsing bij niet verschijnen beschuldigde).
De beslissing van de beklagmeerdere wordt dan vrijspraak. (invullen BF rubriek 26
code 18).
Vernietiging vindt ook plaats indien een andere vorm van het tuchtproces in eerste
aanleg is verzuimd en redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de gestrafte
daardoor in zijn verdediging is geschaad (artikel 80p, vierde lid, onder b, WMT). Het
gaat om de vormvereisten zoals deze zijn neergelegd in onder andere:
(1) artikel 52 WMT (vereisten beschuldiging),
(2) artikel 56 WMT (vertrouwensman),
(3) artikel 61 WMT
i. het doen horen van de beschuldigde, het geven van de cautie en het
schriftelijk vastleggen van voorgaande ,
ii. het (doen) horen van getuigen en deskundigen en het schriftelijk
vastleggen hiervan),
(4) artikel 62 WMT (het gelegenheid geven tot inzien van schriftelijke stukken
door de beschuldigde en de vertrouwensman),
(5) artikel 67 WMT (het geven van de cautie). (invullen BF rubriek 26 code 19).
NB: compensatie (zie onder z)
w. De uitspraak
De beslissing wordt vastgelegd in een schriftelijk stuk, de uitspraak op beklag. Wat de
uitspraak in elk geval dient te vermelden wordt aangegeven in artikel 77 WMT. De
uitspraak op beklag wordt door de beklagmeerdere onverwijld aan de commandant
toegezonden. Aan het onverwijld aan de commandant toezenden van de uitspraak op
beklag is in ieder geval voldaan als deze plaatsvindt op de eerstvolgende werkdag na
het nemen van een beslissing op beklag. (exemplaar 3 van het BF).
x. Uitreiking van de uitspraak
Door of namens de commandant wordt onverwijld een afschrift van de uitspraak op
beklag (exemplaar 3 van het BF) uitgereikt aan de gestrafte. De datum van de
uitreiking wordt door de commandant of namens de commandant door de uitreiker
aangetekend op de uitspraak en op het uitgereikte afschrift. (invullen BF rubriek 29)
Aan de gestrafte wordt medegedeeld door de commandant binnen welke termijn
beroep kan worden ingesteld bij de militaire kamer van de Arrondissementsrechtbank
te Arnhem.
Indien de uitspraak op beklag een verwijzing naar de militaire kamer inhoudt, wordt
daarvan bij de uitreiking van een afschrift van de uitspraak aan de gestrafte eveneens
mededeling gedaan. (invullen BF rubriek 26, code 14)
NB: De uitspraak dient dan onverwijld naar de bevoegde rechtbank te worden
gezonden.
Aan het onverwijld uitreiken van een afschrift van de uitspraak op beklag door de
commandant aan de gestrafte is in algemene zin voldaan indien dit plaatsvindt op de
eerstvolgende werkdag na ontvangst van een afschrift van de uitspraak op beklag door
de commandant. Indien de gestrafte niet meer in dienst is, kan uitreiking plaatsvinden
door de KMAR of de PTT (met kennisgeving van ontvangst).
y. Het einde van de beklagprocedure (van rechtswege)
Naast de beëindiging van de beklagprocedure met de beslissing niet-ontvankelijk
verklaren, als bedoeld in de artikelen 80d, eerste lid, WMT of een uitspraak als
bedoeld in artikel 80p, tweede of derde lid, WMT (artikel
80r, eerste lid, WMT) kan de
beklagprocedure ook van rechtswege eindigen (artikel 80r, tweede lid, WMT).
De beklagprocedure eindigt van rechtswege en de beslissing waartegen beklag is
gedaan, is van rechtswege vernietigd (artikel 80r, tweede lid, WMT) indien er
(a) binnen de ingevolge artikel 80g WMT voorgeschreven termijn geen
onderzoek op beklag is aangevangen;
(b) 30 dagen zijn verlopen nadat het onderzoek op beklag is aangevangen en er
geen beslissing als bedoeld in artikel 80p, tweede of derde lid, WMT is
genomen. Het feit dat de beklagprocedure van rechtswege is geëindigd,
wordt vastgelegd in een schriftelijk stuk (het BF) dat aan de gestrafte wordt
uitgereikt. (invullen BF rubriek 26 code 17).
Het is dus van groot belang om tijdig het onderzoek op beklag te beginnen en met een
beslissing te beëindigen. Indien de beklagmeerdere zich niet aan de termijn van dertig
dagen (eventueel verlengd) houdt, wordt de in eerste aanleg opgelegde straf van
rechtswege vernietigd.
z. Compensatie
Indien bij de beslissing op beklag een reeds geheel of gedeeltelijk ten uitvoer gelegde
straf van strafdienst of van uitgaansverbod wordt tenietgedaan of verminderd bepaalt
de beklagmeerdere volgens de artikelen 12, 13 en 14 van het Rijksbesluit
uitvoeringsbepalingen militair straf- en tuchtrecht, ( op welke
wijze het door de gestrafte geleden nadeel zal worden hersteld (artikel 80r, derde lid,
WMT):
(1) artikel 12 (herstel van geleden nadeel ingeval van beklag of beroep over de
wijze van tenuitvoerlegging van een straf van strafdienst of uitgaansverbod
geheel of gedeeltelijk gegrond is verklaard),
(2) artikel 13 (herstel van het geleden nadeel van een bij de beslissing op beklag
of in beroep geheel of gedeeltelijk teniet-gedane of verminderde reeds
ondergane straf van strafdienst of van uitgaansverbod) en
(3) artikel 14 (van toepassing zijn van artikelen van het AMAR in verband met
verlenen van verlof, geldbedrag in plaats van vrije tijd in verband met verlaten
van de dienst). (invullen BF rubriek 28).
aa. Hervatting van een opgeschorte of geschorste straf
Indien de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf is opgeschort of geschorst, wordt,
als de beslissing van de beklagmeerdere daartoe aanleiding geeft, de straf of het
resterende deel van de straf zo spoedig mogelijk ten uitvoer gelegd (artikel 80t WMT).
De straf kan zijn opgeschort of geschorst indien artikel 50 WMT is toegepast.
Hoofdstuk VI Beroep
1. Beroep
a. Beroep door de gestrafte
De gestrafte kan beroep instellen bij de militaire kamer van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem
(art 81
WMT) tegen:
(1) het niet ontvankelijk verklaren van een ingediend beklag (artikel 81, eerste
lid, onder a, WMT);
(2) een uitspraak op beklag (artikel 81, eerste lid, onder b, WMT), waaronder
mede begrepen een schuldigverklaring zonder strafoplegging;
(3) de wijze van tenuitvoerlegging van de straf van strafdienst of uitgaansverbod
(artikel 81, vierde lid, WMT).
b. Beroep door de beklagmeerdere
De beklagmeerdere kan bij de militaire kamer van de Arrondissementsrechtbank te
Arnhem beroep instellen als naar zijn mening:
(1) ten onrechte geen straf is opgelegd (artikel 81, derde lid, WMT);
(2) de opgelegde straf ontoereikend is (artikel 81, derde lid, WMT).
2. De procedure
a. Aanvang van de beroepsprocedure
De beroepsprocedure vangt aan met de indiening van het beroepschrift bij de
commandant (artikel 82 WMT).
b. Einde van de beroepsprocedure
De beroepsprocedure eindigt met een beslissing zoals besproken in dit hoofdstuk,
paragraaf 2, onder j. (beslissing).
c. Algemeen
De gestrafte mag niet van het beroep worden afgehouden. Desgevraagd moet hem de
nodige steun worden verleend bij het opmaken en indienen van een beroepschrift. (zie
bijlage XI)
d. Termijn
(1) De gestrafte kan binnen 5 dagen na de uitreiking van de schriftelijke niet-
ontvankelijkheidsverklaring van het beklag of een afschrift van de uitspraak
op beklag, beroep instellen bij de militaire kamer van de arrondissementsrechtbank te Arnhem (artikel 81, eerste lid, WMT).
(2) De beklagmeerdere kan, binnen 5 dagen na de beklagtermijn (artikel 80,
eerste lid, WMT) tenzij door de gestrafte beklag is gedaan, beroep instellen
bij bovengenoemd gerecht (artikel 81, derde lid, WMT).
Als dag van indiening van het beroepschrift geldt de datum van ontvangst door of
namens de commandant. De datum van ontvangst wordt terstond op het beroepschrift
aangetekend (artikel 83 WMT). Het beroepschrift wordt zowel door de gestrafte als
door de beklagmeerdere bij de commandant ingediend.
Indien het beroepschrift te laat wordt ingediend, dient de commandant het beroepschrift toch te behandelen als ware het op tijd ingediend.
e. Het beroepschrift
Het beroepschrift is niet aan een bepaalde vorm gebonden, maar dient ten minste te
vermelden:
(1) naam, rang, registratienummer en onderdeel van de gestrafte;
(2) naam, rang en onderdeel van de commandant en de beklagmeerdere;
(3) een omschrijving van de gedraging waarvoor de straf is opgelegd;
(4) de opgelegde straf;
(5) de datum waarop de schriftelijke niet-ontvankelijkheidsverklaring van het
beklag dan wel een afschrift van de beslissing op beklag is uitgereikt;
(6) een verklaring van de gestrafte waarom hij in beroep wenst te gaan;
(7) voor zover bijstand door een vertrouwensman wordt verlangd:
naam, rang, registratienummer en onderdeel van die vertrouwensman;
(8) eventueel het verzoek om toevoeging van een advocaat.
Eventueel kan gebruik worden gemaakt van het "Model van een beroepschrift" dat is
opgenomen in bijlage IX cq. XI.
f. Inzenden door de commandant
De commandant zendt het beroepschrift met de navolgende bescheiden onverwijld
rechtstreeks naar de Arrondissementsrechtbank te Arnhem (voor adres zie bijlagen XV):
(1) een aanbiedingsbrief (zie bijlage X cq. XII);
(2) gewaarmerkte afschriften van het betreffende SF en het BF inhoudende de
beslissing op beklag of de niet-ontvankelijkheidsverklaring van het beklag;
(3) alle op de zaak betrekking hebbende overige stukken of gewaarmerkte
afschriften daarvan, waaronder in ieder geval de tijdens de voorbereidende
onderzoeken afgelegde verklaringen en in voorkomend geval het rapport van
de rapporteur.
g. Oproeping
(1) In geval van beroep door de gestrafte:
(a) De voorzitter van de militaire kamer bepaalt op welke dag het beroep
wordt behandeld. De oproeping - het schriftelijke stuk van de griffier
- van de gestrafte dient ten minste 6 dagen voor de dag van
behandeling door tussenkomst van de commandant aan de gestrafte
te worden uitgereikt. Indien dit door omstandigheden (b.v. ziekte)
niet mogelijk is, kan de uitreiking door de KMAR geschieden. Op
verzoek van de gestrafte kan de termijn van 6 dagen worden verkort (artikel 88
WMT).
(b) De gestrafte is niet verplicht bij de behandeling van het beroep
aanwezig te zijn. Indien het gerecht echter van oordeel is dat de
aanwezigheid van de gestrafte noodzakelijk is en de gestrafte niet is
verschenen dan wordt hij nogmaals opgeroepen. Indien de gestrafte
na de tweede oproeping wederom niet verschijnt, kan het gerecht
het beroep alsnog buiten zijn aanwezigheid behandelen of vervallen
verklaren (artikel 88 WMT).
(2) In geval van beroep door de beklagmeerdere:
(a) De voorzitter van de militaire kamer bepaalt op welke dag het beroep
wordt behandeld. De oproepingen - de schriftelijk stukken van de
griffier - van de beklagmeerdere en degene op wie de uitspraak
betrekking heeft, dienen ten minste 6 dagen voor de dag van de
behandeling door tussenkomst van de commandant aan hen te
worden uitgereikt (artikel 89
WMT). Indien dit door omstandigheden
(b.v. ziekte) niet mogelijk is, kan de uitreiking bijvoorbeeld door de
KMAR geschieden.
(b) De beklagmeerdere is niet verplicht bij de behandeling van het
beroep aanwezig te zijn. Indien het gerecht echter van oordeel is dat
de aanwezigheid van de beklagmeerdere noodzakelijk is en de
beklagmeerdere niet is verschenen dan wordt hij nogmaals opgeroepen. Indien de beklagmeerdere na de tweede oproep wederom
niet verschijnt, kan het gerecht het beroep alsnog buiten zijn
aanwezigheid behandelen of vervallen verklaren (artikel 89 WMT).
h. Getuigen en deskundigen
Artikel 90 WMT geeft de mogelijkheid om getuigen en/of deskundigen op te roepen bij
de beroepsprocedure. Ook de gestrafte en zijn vertrouwensman hebben de
bevoegdheid om te verzoeken dat bepaalde getuigen en/of deskundigen worden
gehoord. Een dergelijk verzoek dient ten minste 3 dagen voor de behandeling te zijn
binnengekomen bij de militaire kamer. Opgeroepen getuigen en deskundigen zijn
verplicht te verschijnen.
i. Vertrouwensman
De gestrafte is bevoegd om zich in de beroepsprocedure te doen bijstaan door een
vertrouwensman. In grote lijnen is de regeling vertrouwensman gelijk aan die van het
tuchtproces in eerste aanleg en van de beklagprocedure, met dien verstande dat in de
beroepsprocedure ook een advocaat mag optreden als vertrouwensman. De advocaat
kan worden gekozen of worden toegevoegd door de voorzitter van de militaire kamer
(zie artikel 92 WMT).
j. Beslissing
(1) De beslissing van de militaire kamer van de arrondissementsrechtbank te
Arnhem kan inhouden (artikel
96, eerste en tweede lid, WMT) :
(a) dat het gerecht zich onbevoegd verklaart van het beroep kennis te
nemen;
(b) dat het gerecht het beroep niet-ontvankelijk verklaart;
(c) een bevestiging van de beslissing waartegen beroep is ingesteld,
zonodig met verbetering of aanvulling daarvan;
(d) gehele of gedeeltelijke vernietiging van de beslissing waartegen
beroep is ingesteld;
(e) gegrond- of ongegrondverklaring van een beroep over de wijze van
tenuitvoerlegging van de straf van uitgaansverbod of strafdienst.
(2) De uitspraak wordt in persoon betekend aan de gestrafte (artikel 95, tweede
lid, WMT).
(3) Een afschrift van de uitspraak wordt gezonden aan (artikel 95, derde lid,
WMT):
(a) de commandant;
(b) de Minister van Defensie;
(c) de beklagmeerdere.
Tegen een beslissing in beroep staat geen rechtsmiddel open (artikel 100
WMT).
k. Schorsing en opschorting van een straf / voortzetting tenuitvoerlegging van
een straf die geschorst of opgeschort was
Zodra een beroepschrift is ingediend kan de voorzitter van de militaire kamer de
tenuitvoerlegging van de straf van strafdienst of van uitgangsverbod opschorten of
schorsen (artikel 85
WMT). Indien als gevolg van een uitspraak in beroep de
tenuitvoerlegging van een geschorste of opgeschorte straf (verder) moet plaatsvinden,
dient dat op zodanige wijze te geschieden dat de straf in ieder geval niet zwaarder is
dan in het geval de straf direct na de uitspraak in eerste aanleg ten uitvoer was
gelegd. Zou bijvoorbeeld een uitgaansverbod na de uitspraak in eerste aanleg moeten
worden ondergaan geheel op werkdagen en werd de straf in verband met een beroep
geschorst, dan dient de tenuitvoerlegging na de uitspraak in beroep ook beperkt te
blijven tot de werkdagen (artikel 98 WMT).
l. Compensatie
Indien bij de beslissing op beroep een reeds geheel of gedeeltelijk ten uitvoer gelegde
straf van strafdienst of van uitgaansverbod wordt tenietgedaan of verminderd of een
beroep over de wijze van tenuitvoerlegging van de straf van strafdienst of van
uitgaansverbod (artikel 81, vierde lid, WMT) geheel of gedeeltelijk gegrond wordt
verklaard, bepaalt het gerecht volgens artikel 12, 13 en 14 Rijksbesluit uitvoeringsbepalingen militair straf- en tuchtrecht, (zie MP 11-55, reg.nr. 400) op welke wijze het
door de gestrafte geleden nadeel zal worden hersteld (artikel 98 WMT).
Hoofdstuk VII Dwangmiddelen
1. Aanhouden en overbrengen naar een plaats voor verhoor bij ontdekking
op heterdaad
a. Wanneer is aanhouden en overbrengen toegestaan
Indien een militaire meerdere de schending van een gedragsregel op heterdaad (dat
wil zeggen terwijl het tuchtvergrijp begaan wordt of terstond nadat het begaan is)
constateert en direct ingrijpen noodzakelijk is, b.v. om de orde te herstellen of
escalatie te voorkomen, kan hij degene die van de schending wordt verdacht
aanhouden en naar een plaats brengen, waar hij kan worden gehoord en rapport kan
worden opgemaakt (artikel 102
WMT).
b. De bevoegdheid om bijstand te vorderen
De meerdere is bevoegd van iedere mindere te vorderen hem bij de geleiding bijstand
te verlenen, of als hij de plaats van de aanhouding niet terstond kan verlaten te
vorderen van iedere mindere voor de geleiding zorg te dragen (artikel 102, tweede en
derde lid, WMT).
c. Verplichting tot verlening van de gevraagde bijstand
De mindere die niet voldoet aan de opdracht om de meerdere bijstand te verlenen bij
het geleiden van degene die wordt aangehouden en/of naar een plaats van verhoor
wordt gebracht, maakt zich schuldig aan het strafbare feit van "het geen gevolg geven
aan een bevoegd gegeven ambtelijk bevel" (artikel 184 WvSr).
d. Verzet is een strafbaar feit
De op heterdaad betrapte die zich verzet tegen zijn overbrenging kan zich schuldig
maken aan het plegen van het strafbare feit van feitelijke insubordinatie als genoemd
in artikel 118 WvMS.
2. Artikel 102 WMT biedt de volgende mogelijkheden:
a. direct reageren op een gepleegd vergrijp;
b. onmiddellijk een einde maken aan een daaruit ontstane ongewenste
toestand;
c. op dat ogenblik een ordeverstorend element uit dat deel van de militaire
samenleving verwijderen;
d. mogelijke escalatie van die toestand tegengaan.
3. Duur van het ophouden voor verhoor
Het ophouden voor verhoor mag niet langer duren dan strikt noodzakelijk. De
betrokken meerdere draagt zorg dat het verhoor zo spoedig mogelijk plaatsvindt.
4. Vereist zijn bijzondere omstandigheden
De dwangmiddelen mogen alleen worden gebruikt indien bijzondere omstandigheden
dat onverwijld vorderen, b.v. voor het beteugelen van een ordeverstoring of om
escalatie tegen te gaan.
5. Het innemen van voorwerpen en/of geschriften
a. Wie heeft de bevoegdheid tot innemen van voorwerpen/geschriften
De bevoegdheid tot het innemen van voorwerpen en/of geschriften heeft:
(1) de commandant (artikel
103, eerste lid, WMT);
(2) diegene die van de commandant daartoe opdracht krijgt (artikel 103,
eerste lid, WMT).
b. Wie kunnen de bevoegdheid tot innemen van voorwerpen/geschriften
eveneens uitoefenen
De bevoegdheid tot het innemen van voorwerpen en/of geschriften komt mede toe aan
(zie art 4 van de Uitvoeringsregeling militair straf- en tuchtrecht
2000.
(1) de met wacht-, piket- of basisdienst belaste officieren of onderofficieren;
(2) opsporingsambtenaren van de Koninklijke marechaussee.
c. Wat mag ingenomen worden
Ingenomen mogen worden (artikel 103 WMT):
(1) Geschriften waarin wordt aangezet tot het schenden van een gedragsregel
(artikel 30
WMT), zoals een geschrift op een publikatiebord waarin wordt
aangezet tot het in uniform deelnemen aan een betoging buiten de kazerne,
terwijl deze betoging niet tot onderwerp heeft "de voor militairen geldende
arbeidsvoorwaarden".
(2) Geschriften die worden verspreid op een plaats, een tijdstip of een wijze zoals
in een dienstvoorschrift is verboden (artikel 31 WMT), zoals een pamflet dat
in strijd met een dienstvoorschrift op een raam of een deur is aangeplakt.
(3) Voorwerpen die nodig kunnen zijn als bewijsmiddel in een daaropvolgend
tuchtproces, zoals slecht onderhouden uitrustingsstukken.
d. Bewaring en teruggave
Een voorwerp dat is ingenomen dient zo spoedig mogelijk nadat in de zaak een
beslissing is genomen aan de rechthebbende te worden teruggegeven. In elk geval
(1) zodra de commandant beslist geen beschuldiging uit te reiken;
(2) zodra blijkt dat geen beschuldiging kan worden uitgereikt op grond van
het bepaalde in artikel 53 WMT,
- eerste lid (indien 21 dagen zijn verlopen nadat de gedraging heeft
plaatsgevonden of indien 21 dagen zijn verlopen nadat de gedraging
werd ontdekt , voor zover het betreft een vermoedelijke schending
van één van de gedragsregels omschreven in artikel 6, 23, 26, 37 of
39 of in geval van toepassing van artikel 78, eerste lid of artikel 79,
eerste lid na verlopen van 21 dagen nadat de beslissing van het
openbaar ministerie ter kennis is gekomen van de commandant;
behoudens artikel 49, zesde lid, WMT),
- tweede lid (feitelijk niet meer onder de wapenen verblijven) of
- vierde lid (verlofdagen van de militair worden niet bij de termijn van
21 dagen van lid 1 opgeteld);
(3) tien dagen na de uitreiking van de uitspraak in eerste aanleg, indien geen
beklag is gedaan of beroep is ingesteld;
(4) vijf dagen na de uitreiking van de uitspraak op beklag indien geen beroep is
ingesteld;
(5) zodra het tuchtproces op andere wijze eindigt;
(6) bij de uitspraak in beroep
Voor wat betreft de bewaring van ingenomen geschriften en/of voorwerpen wordt
verwezen naar het Rijksbesluit uitvoeringsbepalingen militair straf- en
tuchtrecht.
(1) artikel 15 (waarmerken en bewaren ingenomen geschriften of voorwerpen),
(2) artikel 16 (klagen in verband met innemen geschriften of voorwerpen).
e. Ingeval de commandant van oordeel is dat een hem ter kennis gekomen
gedraging een strafbaar feit betreft en hij doet aangifte bij een opsporingsambtenaar
(artikel 78 WMT), stelt hij het ingenomen geschrift of voorwerp ter beschikking van de
opsporingsambtenaar (artikel 103, vierde lid, WMT). (Zie ook de Richtlijn OM inzake
toepassing artikel 79 WMT, opgenomen in MP 11-55/1, deel D)
6. Beklag over het innemen van een geschrift en/of voorwerp
De rechthebbende is bevoegd om tegen de inname van een geschrift en/of voorwerp
als bedoeld in artikel 103 WMT binnen 5 dagen schriftelijk in beklag te gaan bij de
voorzitter van de militaire kamer van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem (Bijlage
XV) (artikel 104 WMT en artikel 16 van het Rijksbesluit uitvoeringsbepalingen militair
straf- en tuchtrecht.
7. Beklag over inneming staat los van beroep
Dit beklagrecht staat los van het recht om in dezelfde zaak in beklag en eventueel in
beroep te gaan over de afloop van het tuchtproces als zodanig.
8. Wie kan een beklag over een inneming indienen
De indiening van het beklag dient door de rechthebbende persoonlijk te geschieden.
Hoofdstuk VIII Afdoening van strafbare feiten
1. Optreden tegen strafbare feiten
Het optreden tegen strafbare feiten gepleegd:
a. binnen Nederland, wordt hierna behandeld;
b. in de Nederlandse Antillen en Aruba, wordt behandeld in artikelen 51 t/m 58
WMSR (zie MP 11-50, reg.nr. 110).
c. buiten het Koninkrijk, wordt behandeld in hoofdstuk IX;
2. Strafbaarheid van de niet-optredende meerdere
De meerdere die:
a. opzettelijk toelaat dat een mindere een misdrijf pleegt;
b. opzettelijk nalaat maatregelen te nemen die nodig zijn om een misdrijf
(verder) te verhinderen en die van hem kunnen worden gevergd, wanneer hij:
(1) getuige is van een door een mindere gepleegd misdrijf;
(2) vermoedt dat een onder zijn bevelen staande mindere een misdrijf
pleegt of voornemens is te plegen;
pleegt zelf een misdrijf (artikelen 148 en 149
WvMS).
De meerdere die weet dat een mindere een inbreuk maakt of heeft gemaakt op een
gedragsregel van de Wet militair tuchtrecht en die nalaat maatregelen te nemen, is
tuchtrechtelijk strafbaar (artikel 27 WMT).
N.B.: Voor het strafrecht is relevant het opzettelijk niet optreden bij misdrijven,
zoals belediging van een militair of een burgerambtenaar, diefstal, verduistering,
opzettelijke zaaksbeschadiging, de militaire misdrijven, enz. Niet optreden bij
overtredingen en alleen maar verwijtbaar nalatig zijn, houden geen strafbare feiten in.
Daarnaast is voor de interne orde het niet optreden tegen inbreuken op gedragsregels,
die veelal een complement zijn van deze misdrijven, wel weer relevant voor het
tuchtrecht.
3. Bevoegdheden van de meerdere
Afgezien van ordemaatregelen:
a. is ieder(e militair) die een strafbaar feit op heterdaad ontdekt, bevoegd de
verdachte aan te houden. Hij is dan verplicht de verdachte onverwijld over te dragen
aan een opsporingsambtenaar (bij voorkeur van de Koninklijke marechaussee). Hierbij
mag eventueel gepast geweld worden aangewend.
b. is iedere meerdere, die een mindere aanhoudt in geval van ontdekking op
heterdaad van:
(1) een misdrijf;
(2) een schending van een gedragsregel van de Wet militair tuchtrecht, terwijl
bijzondere omstandigheden dat onverwijld vorderen;
bevoegd daarbij de hulp in te roepen van andere militairen. Het niet onmiddellijk
voldoen aan deze vordering is een misdrijf (artikel 184 WvSr).
4. Strafbare feiten die niet tevens een tuchtvergrijp opleveren
Er kunnen drie momenten worden onderscheiden waarop de commandant tot de
vaststelling kan komen dat een gedraging een strafbaar feit oplevert.
a. Direct nadat de commandant van een strafbare gedraging heeft kennis
genomen (artikel 78, eerste lid, WMT). In dit geval is hij verplicht onverwijld aangifte
(artikel 78, eerste lid, WMT) te doen bij een opsporingsambtenaar van de KMAR.
b. Na het uitreiken van de beschuldiging, maar voordat de uitspraak heeft
plaatsgevonden (artikel 78, tweede lid, WMT). Dan geldt onverkort de plicht tot
onverwijlde aangifte (artikel 78, tweede lid, WMT) bij een opsporingsambtenaar. Het
tuchtproces wordt beëindigd door de beschuldiging in te trekken. Mocht blijken dat de
gedraging niet kan worden aangemerkt als strafbaar feit dan kan de commandant
geen nieuwe beschuldiging meer uitreiken (artikel 51, vierde lid, WMT).
c. Na de uitspraak. In dit geval wordt alsnog aangifte gedaan bij een
opsporingsambtenaar onder vermelding van de reeds opgelegde tuchtrechtelijke straf.
In het geval een verwijtbare gedraging ten dele onder een strafrechtelijke en ten dele
onder een tuchtrechtelijke gedragsregel valt, dient de commandant ten aanzien van de
strafrechtelijke gedraging aangifte te doen, en kan het tuchtrechtelijke vergrijp door de
commandant worden afgehandeld. Het is verstandig dan eerst te overleggen met de
betreffende stafjurist en indien nodig met de verbindingsofficier van de
arrondissementsrechtbank te Arnhem. (zie voor adressen en telefoonnummers bijlage
XV)
5. Strafbare feiten die onder bepaalde voorwaarden langs tuchtrechtelijke
weg kunnen worden afgedaan (artikel 79 WMT)
a. Welke feiten kunnen (eventueel) tuchtrechtelijk worden afgedaan
Als de commandant van oordeel is dat een gedraging een van de volgende strafbare
feiten oplevert :
(1) belediging (artikel 267, aanhef en onder 1 en 2 , WvSr);
(2) mishandeling (artikel 300, eerste lid, WvSr);
(3) diefstal (artikel 310 WvSr);
(4) diefstal in vereniging (artikel 311, aanhef onder 4 WvSr) of diefstal met braak
(artikel 311, aanhef en onder 5 , WvSr);
(5) verduistering (artikel 321 WvSr);
(6) opzettelijke vernieling of wegmaking (artikel 350 WvSr);
(7) ongeoorloofde afwezigheid in tijd van vrede langer dan vier dagen tot ten
hoogste acht dagen die aan schuld is te wijten (artikel 96 aanhef en 2
WvMS);
(8) ongeoorloofde afwezigheid in tijd van vrede van ten hoogste acht dagen die
aan schuld is te wijten en waarbij een reis naar of van een plaats buiten het
koninkrijk of naar een plaats in een ander rijksdeel die, naar hij weet of
redelijkerwijs moet vermoeden, is bevolen, geheel of gedeeltelijk niet
meemaakt (artikel 96 aanhef en onder 3 WvMS);
(9) opzettelijke ongeoorloofde afwezigheid in tijd van vrede langer dan vier dagen
tot ten hoogste acht dagen (artikel 98 aanhef en onder 2 WvMS);
(10) opzettelijk wederrechtelijk gebruik van enig motorrijtuig, vaartuig of
luchtvaarttuig in gebruik bij de krijgsmacht: "militaire joyriding" (artikel 166
WvMS);
(11) het als gebruiker van een voor het openbaar of militair verkeer openstaande
weg of als gebruiker van een voor de openbare of militair scheepvaart
openstaand water, dan wel als bestuurder van een motorvoertuig, een rijwiel
of enig ander rij- of voertuig, een vaartuig of luchtvaartuig dat bij de
krijgsmacht in gebruik is, de door of vanwege het bevoegd gezag met
betrekking tot het verkeer of de scheepvaart gegeven regels en aanwijzingen
niet in acht nemen (artikel 169 WvMS);
en het openbaar ministerie bij de Arrondissementsrechtbank te Arnhem voorshands
instemt met tuchtrechtelijke afdoening, kan hij - voor zover de gedraging tevens de
schending van een gedragsregel uit de WMT inhoudt - een beschuldiging uitreiken en
de gedraging langs tuchtrechtelijke weg afdoen.
b. Overeenkomstige gedragsregels
De overeenkomstige gedragsregels zijn:
artikel 267 WvSr | artikel 20 WMT |
artikel 300 WvSr | artikel 22 WMT |
artikel 310 WvSr | artikel 36 WMT |
artikel 311 WvSr | artikel 36/39 WMT |
artikel 321 WvSr | artikel 36 WMT |
artikel 350 WvSr | artikel 39 WMT |
artikel 96 aanhef en onder 2 WvMS | artikel 7 WMT |
artikel 96 aanhef en onder 3 WvMS | artikel 7 WMT |
artikel 98 aanhef en onder 2 WvMS | artikel 7 WMT |
artikel 166 WvMS | artikel 36 WMT |
artikel 169 WvMS | artikel 18 WMT |
c. (Uittreksel van) Richtlijn OM betreffende de tuchtrechtelijke afdoening van
een strafbaar feit na instemming OM ingevolge artikel 79 WMT. (zie MP 11-55, reg.nr. 870).
6. Zienswijze van de commandant in het proces-verbaal door de
Koninklijke marechaussee
De zienswijze van de commandant met betrekking tot een zaak kan bij de beoordeling
door het openbaar ministerie of door de rechter van belang zijn. Het verdient
aanbeveling dat de commandant daartoe zijn zienswijze laat opnemen in het door de
Koninklijke marechaussee op te maken proces-verbaal.
Met name kan de commandant daarin aangeven:
a. de militaire aspecten van belang voor de beoordeling van de strafbare
gedraging;
b. de persoonlijke omstandigheden en het doorgaand gedrag van de verdachte.
7. Voegen als benadeelde partij in het strafproces
(zie MP 11-55, reg.nr. 840)
8. De raadsman
De verdachte wordt - wanneer het belang van het onderzoek zich daar niet tegen
verzet -, telkens wanneer hij dit verzoekt, zoveel mogelijk de gelegenheid verschaft om
zich met zijn raadsman of raadslieden in verbinding te stellen. In het militaire
strafproces kunnen als raadsman optreden:
a. advocaten;
b. officieren.
Een militaire verdachte kan de voorkeur geven aan een officier boven een advocaat in
die gevallen waarin hij meent dat daarmee een goede beoordeling van de zaak
gediend is, bij voorbeeld door iemand uit de eigen omgeving die de verdachte uit eigen
wetenschap en persoonlijke ervaring kent. Een andere reden kan zijn dat sociale
factoren rond de persoon of in de naaste omgeving een belangrijke rol spelen, dan wel
dat onder omstandigheden een advocaat niet voorhanden is.
9. Gekozen of toegevoegd
Raadslieden (zowel advocaten als officieren) kunnen zijn:
a. Gekozen
Een verdachte is gerechtigd in elke stand van het proces één of meer
raadslieden te kiezen. Een gekozen raadsman (advocaat of officier) geeft van
zijn optreden als zodanig schriftelijk kennis aan:
(1) de betrokken hulpofficier van justitie (brigadecommandant van de
Koninklijke marechaussee) indien er nog geen officier van justitie in
de zaak is betrokken;
(2) de griffie van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem dan wel de
griffie van de mobiele rechtbank, indien een officier van justitie in de
zaak is betrokken (zie bijlage XV).
N.B.: Een advocaat als gekozen raadsman moet door de verdachte in beginsel zelf
worden betaald; een officier als gekozen raadsman is gratis.
b. Toegevoegd
(1) Aan de militaire verdachte die in verzekering is gesteld wordt door
toedoen van de (hulp)officier van justitie een raadsman toegevoegd
voor de duur van de inverzekeringstelling.
(2) Aan de militaire verdachte die geen raadsman heeft, wordt indien
zijn bewaring of gevangenneming is bevolen of gevorderd
ambtshalve door de voorzitter van de rechtbank een raadsman
toegevoegd.
(3) Indien de wet niet voorziet in de toevoeging van een raadsman kan
aan een militaire verdachte op zijn verzoek een raadsman worden
toegevoegd door het bureau voor rechtshulp. De militaire verdachte
dient zelf contact op te nemen met dit bureau. Voor informatie
hieromtrent kan hij contact opnemen met de stafjurist.
(4) De officier kan als raadsman worden toegevoegd; de militaire
verdachte dient dit uitdrukkelijk te verzoeken. De toevoeging
geschiedt door de voorzitter van de Arrondissementsrechtbank dan
wel het Gerechtshof te Arnhem. In Nederland kan een officier alleen
worden toegevoegd indien hij zich hiertoe bereid heeft verklaard.
Voor informatie hieromtrent kan hij contact opnemen met de
stafjurist.
(5) Een toegevoegde raadsman kan steeds door een gekozen
raadsman worden vervangen.
9. Verschijnen voor enig militair rechtscollege
(Noot: Dit dient eigelijk punt 10 te zijn. Red.)
a. Vervoer
Zie de bepalingen betreffende vervoer voor rijksrekening.
b. Tenue
Zie voor militairen der Koninklijke landmacht, VS 2-1593 (Tenuen voor militairen van
de Koninklijke landmacht), bijlage I pt. 3 en bijlage III pt. 12; voor de militairen der
Koninklijke luchtmacht Voorschrift uniformen voor de Koninklijke luchtmacht, codenr.
57-7200-002 en voor militairen van de Koninklijke marechaussee VS 19-8 (Tenuen
voor militairen van de Koninklijke marechaussee), zie bijlage I, pt. 4 en bijlage III onder
pt. 12.
Hoofdstuk IX Bijzondere bepalingen betreffende het uitoefenen van bevoegdheden inzake strafvordering buiten het Koninkrijk
Artikel 59 WMSR geeft voor situaties buiten het Koninkrijk indien en zolang geen
hulpofficier van justitie of opsporingsambtenaar aanwezig is en de komst daarvan niet
kan worden afgewacht, de bevoegdheden die het WvSv aan de opsporingsambtenaar
en de hulpofficier van justitie toekent aan door de Ministers van Justitie en Defensie
aangewezen bevelvoerende militairen. Dat wil zeggen onder andere:
1. staande houden;
2. aanhouden en naar een plaats van verhoor geleiden;
3. betreden van plaatsen;
4. verhoren;
5. inbeslagneming;
6. onderzoek aan lichaam en kleding;
7. opmaken van een proces-verbaal;
8. in verzekering stellen (is onder normale omstandigheden een bevoegdheid
van de hulp Officier van Justitie).
In beginsel worden deze bevoegdheden niet uitgeoefend dan op aanwijzing van de
officier van justitie tenzij zodanige aanwijzingen niet kunnen worden afgewacht. Indien
een in de vorige zin bedoelde bevoegdheid is uitgeoefend wordt de officier van justitie
onverwijld en op de snelst mogelijke wijze in kennis gesteld (zie ook artikel 5 tot en
met 7 van het Rijksbesluit uitvoeringsbepalingen militair straf- en tuchtrecht, (zie MP
11-50, reg.nr. 400 en de bevoegdheden van de hulpofficier van justitie dan wel van
opsporingsambtenaar die de commandant kan uitoefenen (zie MP 11-55, reg.nr. 820).
Hoofdstuk X Formulieren
1. Merking formulieren
Alle processen-verbaal, SFn, BFn, beklagschriften, mutatieverslagen, beroepschriften,
uitspraken op beroep, dienen te worden behandeld als "Personeelsvertrouwelijk". Om
die reden mogen brieven met deze merking alleen door de geadresseerde worden
geopend.
De verzending dient te geschieden:
a. bij overplaatsing, detachering, en dergelijke in de legger in gesloten
enveloppe met de merking "personeelsvertrouwelijk";
b. in de overige gevallen in dubbele enveloppen, waarbij de binnen enveloppe
dient te zijn gemerkt als "personeelsvertrouwelijk".
2. Overzicht van de aanwezige SFn dan wel BFn
De mutatiesteller legt per kalenderjaar een alfabetische index aan, waarop hij vermeldt
van welke personen een SF dan wel BF aanwezig is. Deze index wordt bewaard in of
bij de verzamelbanden van de SFn dan wel BFn (zie ook punt 3.). De index wordt door
de mutatiesteller zelf vervaardigd en dient ten minste de volgende kolommen te
bevatten: naam, registratienummer, volgnummer, draaidatum. In elk geval waarbij een
SF dan wel BF wordt opgemaakt worden de naam, registratienummer en het
volgnummer direct vermeld op de index.
3. Volgnummer en draaidatum
Het volgnummer is samengesteld uit een getal van twee cijfers aangevend de
kalendermaand gevolgd door een nummer van drie cijfers. Het nummer geeft aan de
volgorde in de betreffende kalendermaand. In een nieuwe kalendermaand wordt weer
begonnen met 001. De betreffende mutatieverwerkende afdeling (voor de KL: BLS/JZ;
voor de Klu: stafgroep JZ, sectie operationeel recht; voor de KMAR: Staf/APS) doet
mededeling van de verwerking der formulieren door toezending van een
"mutatieverslag". De in het index-overzicht van de ingevoerde SFn en/of BFn vermelde
draaidatum van het SF dan wel BF wordt door de mutatiesteller gebruikt ter controle of
de door hem ingediende SFn dan wel BFn zijn verwerkt.
4. Bewaartermijn van de index en mutatieverslag
Bij het tenietdoen van een opgelegde tuchtrechtelijke straf of bij overplaatsing wordt de
aantekening op de index doorgehaald. Ook SFn dan wel BFn die worden
overgedragen indien personeel bij de eenheid wordt geplaatst worden opgenomen in
de index. De index wordt per kalenderjaar aangelegd en dient te worden bewaard
gedurende het jaar waarop hij betrekking heeft en het erop volgend kalenderjaar.
Na vermelding van de draaidatum op de index kan het mutatieverslag worden
vernietigd.
5. Opleggen, bewaartermijn, vernietigen en opzenden van formulieren
a. Waar te bewaren
De commandant dan wel de beklagmeerdere legt de te bewaren SFn dan wel
beklagschriften en BFn dan wel de uitspraken in beroep op in alfabetisch ingedeelde
verzamelbanden. Per band moet in een alfabetisch overzicht (zie ook punt 2) zijn
aangegeven van welke personen een of meer van de hiervoor genoemde formulieren
aanwezig zijn.
b. Wanneer te verwijderen
De in de archieven van de commandant dan wel de beklagmeerdere opgenomen SFn
dan wel beklagschriften en BFn dan wel de uitspraken in beroep worden uit het archief
verwijderd bij:
(1) overlijden;
(2) ontslag uit de militaire dienst;
(3) vertrek met groot verlof;
(4) het al dan niet met succes beëindigen van de opleiding waarvoor een vrijwillig
dienend militair bij zijn aanstelling is bestemd;
(5) effectieve bevordering van een beroepsmilitair en van een reserve-militair tot
een hogere rang, behalve bij bevordering tijdens een onder punt 4 bedoelde
opleiding.
In de overige gevallen blijven de formulieren bewaard gedurende vier jaren.
c. Termijn waarbinnen vernietigd dient te worden
Na afloop van de bewaartermijn worden de onder pt b bedoelde formulieren vernietigd
binnen 30 dagen.
d. Meezenden bij overplaatsing
Bij overplaatsing, detachering of wijziging van de tewerkstelling worden de betreffende
formulieren toegezonden aan de nieuwe commandant dan wel de beklagmeerdere.
In het geval de militair overgaat naar een ander krijgsmachtdeel worden de
formulieren niet overgedragen, maar vernietigd.
e. Bij non-activiteit en lang buitengewoon verlof
Bij op non-activiteitstelling of buitengewoon verlof langer dan drie maanden, worden de
betreffende formulieren toegezonden aan de directeur personeel van het krijgsmachtdeel waartoe de militair behoort.
6. Verstrekking van tuchtrechtelijke en strafrechtelijke gegevens
a. Verstrekking alleen aan hogere commandanten
Tuchtrechtelijke gegevens vermeld op SFn, dan wel BFn, alsmede de inhoud van
uitspraken op beroep en de inhoud van uittreksels van vonnissen of arresten en
beschikkingen kunnen door de commandanten dan wel de beklagmeerdere die
daarover beschikken, uitsluitend worden verstrekt aan hogere commandanten onder
wier bevel zij staan.
b. Inlichten van de geregistreerde
Op grond van de "Privacy-regeling Tuchtrechtelijke Registratie Defensie" (zie hiervoor
de MP 11-85), heeft de gestrafte militair, in bovengenoemde regeling genoemd
"geregistreerde", het recht op kennisneming en correctie van de omtrent hem
geregistreerde gegevens, naar aanleiding van een hem opgelegde tuchtrechtelijke
straf. Van dit recht wordt de militair op de hoogte gesteld bij de uitspraak door de
commandant dan wel de beklagmeerdere. (De commandant dan wel de beklagmeerdere kan hierbij verwijzen naar de achterzijde van het exemplaar ’Uitspraak’ van de
SF-set of BF-set, waarop deze rechten staan vermeld).
c. Inzagerecht van de geregistreerde
(1) Het verzoek om kennisneming van de geregistreerde gegevens dient,
schriftelijk, te worden gericht aan de Bevelhebber.
(2) De gevraagde kennisgeving van de omtrent hem geregistreerde gegevens
verstrekt door middel van een afschrift van die gegevens al dan niet voorzien
van een toelichting.
d. Correctierecht van de geregistreerde
(1) Indien de, in punt 6, onder c, bedoelde gegevens naar het oordeel van de
geregistreerde militair onjuist zijn of ten onrechte zijn opgenomen in de
registratie, heeft de militair het recht om correctie van de registratie te
verzoeken. Het schriftelijk verzoek behelst de aan te brengen wijziging.
(2) De beslissing op het verzoek tot correctie van de registratie wordt verzoeker
meegedeeld. In geval van een afwijzende beslissing is deze met redenen
omkleed.
e. Beroep op de rechtbank of de Registratiekamer
De verzoeker kan zich bij een afwijzende beslissing wenden tot de Arrondissementsrechtbank dan wel tot de Registratiekamer (zie artikel 34 Wet persoonsregistraties).
Hoofdstuk XI Bepalingen van verschillende aard
1. Contact met ouders of voogden
Commandanten zullen contact tot stand brengen en/of onderhouden met ouders of
voogden van onder hun bevel dienende militairen wanneer daartoe aanleiding bestaat.
2. Plaatsing in het Militair Penitentiair Centrum
Bij plaatsing van een militair in het Militair Penitentiair Centrum (MPC) te Stroe voor
het ondergaan van voorlopige hechtenis of een vrijheidsstraf wordt hij daar voor de
duur van het verblijf in onderhoud gesteld. Alvorens de betrokken militair naar het MPC
wordt overgebracht, pleegt de commandant telefonisch overleg met de commandant
van dit centrum (zie bijlage XV) omtrent de mede te geven bescheiden en pgu.
3. Verlenging werkelijke dienst
De werkelijke dienst van de militair, die door het ondergaan van gevangenisstraf,
militaire detentie, hechtenis, voorlopige hechtenis of inverzekeringstelling een aantal
dagen niet aan de dagelijkse dienst heeft deelgenomen kan worden verlengd met dat
aantal dagen. Eveneens is verlenging mogelijk ten aanzien van de tijd gedurende
welke de militair zich heeft schuldig gemaakt aan ongeoorloofde afwezigheid of aan
desertie.
Daarnaast is verlenging mogelijk zolang dit nodig is tot het ondergaan van straf, voor
het onderzoek omtrent een strafbaar feit waarvan de militair wordt verdacht, of voor
een tuchtproces dat tegen hem wordt gehouden.
De verplichting tot nadienen mag niet worden opgelegd als een verkapte
strafmaatregel.
4. Tenuitvoerlegging van vonnissen van de militaire rechter
Tenuitvoerlegging van vonnissen van de militaire strafrechter vindt plaats door het
openbaar ministerie. Commandanten moeten de aanwijzingen van de officier van
justitie afwachten, dan wel indien gewenst zich met hem in verbinding stellen.
De tenuitvoerlegging van de bijkomende straf van ontzetting van het recht om bij de
gewapende macht te dienen, heeft plaats door betekening aan de veroordeelde in
persoon van de daartoe strekkende aanzegging van de officier van justitie.
Zodra het vonnis waarbij deze straf is opgelegd, zonder dat daarbij is bepaald dat deze
straf geheel of gedeeltelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd, in kracht van gewijsde is
gegaan, is de militair van rechtswege ontslagen of, indien de militair zijn verplichtingen
vervult op grond van de Kaderwet dienstplicht zijn de verplichtingen uit de wet niet
langer op hem van toepassing (artikel 53, onder b
AMAR; artikel 26, onder b 2e,
Kaderwet dienstplicht).
5. Ontzegging rijbevoegdheid
Ontzegging van de rijbevoegdheid kan als bijkomende straf worden opgelegd. De
veroordeelde is verplicht het (militair) rijbewijs binnen acht dagen nadat het zijn geldigheid heeft verloren, op eerste vordering over te geven aan de opsporingsambtenaar
van de Kmar/politie. Tevens informeert het Openbaar Ministerie het Hoofd Juridische
Zaken van het krijgsmachtdeel waartoe de veroordeelde behoort. Het Hoofd Juridische
Zaken informeert de commandant van de veroordeelde en draagt zorg dat het militair
rijbewijs wordt ingenomen gedurende de periode van de ontzegging. (artikel 3 Rijksbesluit uitvoeringsbepalingen MST)
6. Tenuitvoerlegging van vonnissen van de burgerlijke rechter
De militair, in werkelijke dienst, die een door de burgerlijke rechter opgelegde
vrijheidsstraf moet ondergaan, wordt niet overgedragen aan de met de
tenuitvoerlegging van die straf belaste autoriteit (officier van justitie) dan na overleg
met het hoofd van de Sectie Juridische Zaken BLS, respectievelijk het hoofd van de
Stafgroep Juridische Zaken BDL dan wel in geval het een KMAR-militair betreft bij de
afdeling personeelszaken van de Staf KMAR(zie bijlage XV).
7. Gewetensbezwaren tegen de vervulling van militaire dienst
In geval een militair een beroep doet op de Wet gewetensbezwaren militaire dienst
wordt het verplicht schriftelijke verzoek, alsook de eventuele toelichting, in ontvangst
genomen door of namens de commandant en voorzien van het registratienummer van
de verzoeker en de aanduiding van het onderdeel waar deze in dienst is.
De commandant zendt dit verzoek vervolgens via de hiërarchieke weg naar:
voor de KL: de Directeur personeel
voor de Klu: de Directeur personeel
voor de KMAR: het Hoofd van de afdeling personeel.
8. Veiligheidsincidenten met een vermoedelijk strafrechtelijk aspect
Bij het constateren van een veiligheidsincident waarbij een vermoeden aanwezig is dat
er tevens sprake is van schending van een plicht tot geheimhouding dient direct
telefonisch:
a. voor de KL: het hoofd van de Sectie Juridische Zaken van de staf van de BLS
te worden geïnformeerd (zie bijlage XV);
b. voor de KLu: het hoofd van de Stafgroep Juridische Zaken BDL te worden
geïnformeerd (zie bijlage XV);
c. voor de KMAR: het Hoofd van de Afdeling Operatiën van de staf KMAR
(AOP/HSBD/V) te worden geïnformeerd (zie bijlage XV).
Buiten de diensturen dient het incident direct telefonisch gemeld te worden aan:
a. bij de KL: de officier van dienst van OPS BLS / SITCEN BLS
b. bij de Klu: de officier van dienst
c. bij de KMAR: het Hoofd van de meldkamer van de Staf KMAR.
9. Verplichting tot geheimhouding kan ook uit de aard van de zaak volgen
Met nadruk wordt gewezen op het feit dat bij het mededelen of ter beschikking stellen
van gegevens of voorwerpen waarvan de geheimhouding door het belang van de Staat
of zijn bondgenoten wordt geboden dit belang niet alleen hoeft te blijken uit een
tevoren daaraan verbonden of opgestempelde classificatie, maar ook uit de aard van
de zaak kan volgen.
10. Verstrekking van persoonsgegevens aan anderen dan partijen in het
strafproces of aan hun vertegenwoordigers
Indien door derden, meestal benadeelden, aan commandanten persoonsgegevens
worden gevraagd van bij strafbare feiten betrokken militairen, dienen commandanten
deze niet zelf te verstrekken, maar dienen zij te verwijzen naar de officier van justitie
bij het parket van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem (zie bijlage XV).
11. Inwinnen juridisch advies
Voor advies op militair juridisch gebied kunnen commandanten zich wenden tot:
a. Voor de KL (zie bijlage XV):
(1) de sectie Juridische Zaken van
- de Commandant 1 (GE/NL) Corps
- de Commandant 1 Divisie "7 December"
* de Commandant 13 Gemechaniseerde Brigade
* de Commandant 41 Gemechaniseerde Brigade
* de Commandant 43 Gemechaniseerde Brigade
* de Commandant Command Support Brigade
* de Commandant Divisie Gevechtssteun Commando
* de Commandant Divisie Verzorgings Commando
- de Commandant 11 Luchtmobiele brigade
- de Commandant Commando Opleidingen KL
- de Commandant NATCO
* de Commandant NASAG
(2) de sectie Juridische Zaken BLS.
b. Voor de KLu (zie bijlage XV):
(1) de sectie Sectie operationeel recht van de Stafgroep Juridische Zaken van de
BDL;
c. Voor de KMAR (zie bijlage XV)
(1) de afdeling personeelszaken/ sectie rechtspositie Staf KMAR
d. Voor de KL/Klu/KMAR (zie bijlage XV):
De verbindingsofficier voor de krijgsmacht (d.i. een militair jurist van de KL of Klu) bij
het parket van de officier van justitie te Arnhem.
Bijlage I, behorend bij het Voorschrift toepassing militair straf- en tuchtrecht
KL/KLu/KMAR
N.B.: Het gebruik van het model hier is niet verplicht; het is slechts een hulpmiddel
en kan worden gebruikt.
Model van een rapport
(plaats) ....................,
(datum) ....................
Gerapporteerde: Naam en voorletters : .............
Rang/stand : .............
Rnr/marinenummer : .............
Onderdeel : .............
Datum ontdekking ............................................
Tijdstip plegen van het vergrijp : .............
Plaats plegen van het vergrijp : .............
Omschrijving van het gepleegde vergrijp : .............
Getuigen: *) Naam en voorletters : .............
Rang/stand : .............
Rnr/marinenummer : .............
Onderdeel : .............
Getroffen maatregelen : .............
Rapporteur:. Naam en voorletters : .............
Rang/stand : .............
Rnr/marinenummer : .............
Onderdeel : .............
Functie : .............
(handtekening) ...........................
_____________________________________
*) indien meer getuigen dan dit blok meermalen opnemen
Bijlage II, behorend bij het Voorschrift toepassing militair straf- en tuchtrecht
KL/KLu/KMAR
N.B.: Het gebruik van het model hier is niet verplicht; het is slechts een hulpmiddel
en kan worden gebruikt.
Oproep getuigen/deskundigen
De commandant van (compagnie, squadron) ............. / de beklagmeerdere roept op:
(rang) ............. (naam en voorletters), ..................... (rnr), ............. (onderdeel) .............
te (adres) .............
om te verschijnen op (datum) ................, te ............ uur in het (voor) onderzoek van
het tuchtproces in eerste aanleg (voorbereidend) onderzoek / op beklag te
(adres) ......................., teneinde als getuige/ deskundige te worden gehoord in de
zaak tegen:
(rang) ............. (naam en voorletters) ...................................., (rnr) .............,
(onderdeel) .......................... te (adres) ...............................
beschuldigd van :
(plaats) ..............................., (datum) ...................
De C-(compagnie, squadron) / de beklagmeerdere (functie…........…)
(handtekening) ................................
Bijlage III, behorend bij het Voorschrift toepassing militair straf- en tuchtrecht.
Belangrijke vragen die een commandant zich dient te stellen in het kader van het
tuchtproces in eerste aanleg
1. Is de beschuldigde militair in de zin van artikel 2 WMT?
2. Verblijft de beschuldigde nog feitelijk onder de wapenen (artikel 53, tweede
lid, WMT)?
3. Ben ik bevoegd deze militair te straffen (artikel 49 WMT)?
4. Is het feit niet verjaard (artikel 53, eerste lid, WMT)?
5. Heeft de beschuldigde verzocht het onderzoek eerder te doen aanvangen?
Is dat niet het geval, is het onderzoek dan niet eerder aangevangen dan ten
minste 24 uur na uitreiking van de beschuldiging (artikel 63, tweede en derde
lid, WMT)?
6. Is het onderzoek verlengd (artikel 59, tweede lid, artikel 64, tweede en derde
lid, artikel 80, eerste lid 1, of artikel 54, eerste lid onder b, WMT)?
7. Is een beschuldiging uitgereikt die aan de wettelijke voorschriften voldoet
(artikel 51 en 52 WMT)?
8. Is de beschuldigde in de gelegenheid gesteld een vertrouwensman te kiezen
en is hem de mogelijkheid daartoe medegedeeld (artikel 56 en 57 WMT)?
9. Is het onderzoek gehouden op de grondslag van de beschuldiging (artikel 66
WMT)?
10. Is de beschuldigde voor aanvang van het onderzoek ter kennis gebracht dat
hij niet tot antwoorden verplicht is (cautie) (artikel 67 WMT).
11. Zijn de beschuldigde en zijn vertrouwensman in de gelegenheid gesteld:
a. op de zaak betrekking hebbende stukken in te zien (artikel 62 WMT);
b. andere dan door de commandant aangewezen getuigen en
deskundigen te doen horen (artikel 65, tweede lid, WMT);
c. door tussenkomst van de commandant vragen te stellen aan
getuigen en deskundigen (artikel 68, tweede lid, WMT)?
12. Is de vertrouwensman in de gelegenheid gesteld het woord te voeren
(artikel 68, derde lid, WMT)?
13. Is de beschuldigde in de gelegenheid gesteld het laatste woord te voeren
(artikel 69 WMT)?
Indien niet aan één van vorenstaande vereisten is voldaan kan dit in beroep tot
nietigheid van de strafoplegging leiden omdat er een fatale termijn is overschreden,
dan wel omdat er sprake is van een ander vormverzuim waardoor de gestrafte in zijn
verdediging kan zijn geschaad.
14. Is het feit bewezen en is een gedragsregel uit de WMT geschonden
(artikel 74 WMT)?
De commandant beziet of het ten laste gelegde feit uit de beschuldiging afdoende is
bewezen en of hij door deze bewijsmiddelen (deze staan vermeld in art 70 WMT) de
overtuiging heeft gekregen dat de beschuldigde dat feit ook heeft gepleegd. Voor het
leveren van een wettig bewijs dienen in beginsel twee of meer bewijsmiddelen te
worden gebruikt. Een uitzondering hierop vormen de bewijsmiddelen genoemd in
artikel 71 WMT. Deze kunnen zelfstandig, zonder dat er daarnaast andere
bewijsmiddelen zijn, volledig bewijs opleveren.
Indien de commandant die overtuiging heeft, dient hij na te gaan of hierdoor een of
meer van de gedragsregels, genoemd in de artikelen 6 tot en met 40 WMT, zijn
geschonden.
Bijlage IV, behorend bij het Voorschrift toepassing militair straf- en tuchtrecht
KL/KLu/KMAR
N.B.: Het gebruik van het model hier is niet verplicht; het is slechts een hulpmiddel
en kan worden gebruikt.
Verklaring tijdens het vooronderzoek van het tuchtproces in eerste aanleg
Op (datum) ............. heb ik (naam en voorletters) ......................... van de commandant
van (compagnie, squadron) ...................... de opdracht gekregen een vooronderzoek
te houden in de zaak tegen (naam en voorletters beschuldigde) .............................
Op (datum) ..................... is gehoord de rapporteur:
(rang/stand) .................. (naam) ............................, rnr: ................ die het volgende
verklaarde:
(handtekening) ............................
(naam) ..................................
Op (datum) .................... is gehoord de getuige / deskundige:
(rang/stand) ................ (naam) ....................................., rnr: ............... die het volgende
verklaarde:
(handtekening) ...............................
(naam) .............................................
Op (datum) .................... is gehoord de beschuldigde:
(rang/stand) ............. (naam) ..............................., rnr: ................. die, nadat ik hem
had gezegd dat hij niet tot antwoorden verplicht was, het volgende verklaarde:
(handtekening) ..........................
(naam) ...................................
Opgemaakt en gesloten te (plaats) ..............................., (datum) .....................
De (rang, naam houder van het vooronderzoek) .....................................
(handtekening) ........................................
Bijlage V, behorend bij het Voorschrift toepassing militair straf- en tuchtrecht.
Belangrijke vragen die een beklagmeerdere zich dient te stellen in het kader van
beklag
1. Is de beschuldigde militair in de zin van artikel 2 WMT?
2. Verbleef de beschuldigde nog feitelijk onder de wapenen ten tijde van de
uitreiking van de beschuldiging (artikel 53, tweede lid, WMT)?
3. Ben ik bevoegd het beklagschrift van deze militair af te doen (artikel 80a en
artikel 4, tweede lid, WMT)?
4. Is gestrafte ontvankelijk in zijn beklag (binnen de (vijf-dagen) termijn
ingediend) (artikel 80 d WMT)?
5. Is het feit niet verjaard (artikel 53, eerste lid, WMT)?
6. Is het onderzoek op beklag uiterlijk de dertigste dag na de dag van indiening
van het beklagschrift aangevangen (artikel 80g, eerste lid, WMT) en is een
beslissing als bedoeld in artikel 80 p, tweede of derde lid WMT genomen en
zijn er geen 30 dagen verlopen nadat het onderzoek op beklag is
aangevangen (artikel 80 r, tweede lid, onder a en b, WMT)?
7. Heeft de gestrafte verzocht het onderzoek op beklag eerder te doen
aanvangen? Is dat niet het geval, is het onderzoek dan niet eerder
aangevangen dan op de tweede dag na de dag waarop de oproeping aan de
gestrafte is uitgereikt (artikel 80h, eerste lid, WMT)?
8. Is het onderzoek in eerste aanleg verlengd (artikel 59, tweede lid, artikel 64,
tweede en derde lid, artikel 80, eerste lid 1, of artikel 54, eerste lid onder b,
WMT)?
9. Is een beschuldiging uitgereikt die aan de wettelijke voorschriften voldoet
(artikel 51 en 52 WMT)?
10. Is de gestrafte in de gelegenheid gesteld een vertrouwensman te kiezen en is
hem de mogelijkheid daartoe medegedeeld (artikel 56, 57 en 80 e WMT)?
11. Is het onderzoek in eerste aanleg en het onderzoek op beklag gehouden op
de grondslag van de beschuldiging (artikel 66 en 80j WMT)?
12. Is de gestrafte voor aanvang van het onderzoek in eerste aanleg en het
onderzoek op beklag ter kennis gebracht dat hij niet tot antwoorden verplicht
is (artikel 67 en 80 k WMT).
13. Zijn de gestrafte en zijn vertrouwensman in de gelegenheid gesteld:
a. op de zaak betrekking hebbende stukken in te zien (artikel 80h
WMT);
b. andere dan door de commandant aangewezen getuigen en
deskundigen te doen horen (artikel 65, tweede lid, en 80h, derde lid,
WMT);
c. door tussenkomst van de commandant vragen te stellen aan
getuigen en deskundigen (artikel 68, tweede lid, en 80 l, tweede lid,
WMT)?
14. Is de vertrouwensman in de gelegenheid gesteld het woord te voeren
(artikel 68, derde lid, en 80 l, derde lid, WMT)?
15. Is de gestrafte in de gelegenheid gesteld het laatste woord te voeren
(artikel 69 en 80m WMT)?
Indien niet aan één van vorenstaande vereisten is voldaan kan dit in beroep tot
nietigheid van de uitspraak op het beklag leiden omdat er een fatale termijn is
overschreden, dan wel omdat er sprake is van een ander vormverzuim waardoor de
gestrafte in zijn verdediging kan zijn geschaad.
16. Is het feit bewezen en is een gedragsregel uit de WMT geschonden
(artikel 74 en 80 o WMT)?
De beklagmeerdere beziet of het ten laste gelegde feit uit de beschuldiging afdoende
is bewezen en of hij door deze bewijsmiddelen (deze staan vermeld in artikel 70 en 80n
WMT) de overtuiging heeft gekregen dat de gestrafte dat feit ook heeft gepleegd. Voor
het leveren van een wettig bewijs dienen in beginsel twee of meer bewijsmiddelen te
worden gebruikt. Een uitzondering hierop vormen de bewijsmiddelen genoemd in
artikel 71 en 80 n WMT. Deze kunnen zelfstandig, zonder dat er daarnaast andere
bewijsmiddelen zijn, volledig bewijs opleveren.
Indien de beklagmeerdere die overtuiging heeft, dient hij na te gaan of hierdoor een of
meer van de gedragsregels, genoemd in de artikelen 6 tot en met 40 WMT, zijn
geschonden.
Bijlage VI, behorend bij het Voorschrift toepassing militair straf- en tuchtrecht
KL/KLu/KMAR
N.B.: Het gebruik van het model hier is niet verplicht; het is slechts een hulpmiddel
en kan worden gebruikt.
Verklaring tijdens het onderzoek ter voorbereiding van het onderzoek op beklag.
Op (datum) .......................... heb ik (naam en voorletters) .................................... van
de beklagmeerdere ................... de opdracht gekregen een onderzoek ter voorbereiding op het onderzoek op beklag te houden in de zaak tegen (naam en voorletters
gestrafte) .............................
Op (datum) ........................................... is gehoord de commandant van (compagnie,
squadron): ............................. (rang/stand) .............. (naam) ......................, rnr: ..........
die het volgende verklaarde:
(handtekening) ..................................
(naam) .....................................
Op (datum) .................... is gehoord de getuige / deskundige / rapporteur: *
(rang/stand) ................ (naam) .................................., rnr: .................. die het volgende
verklaarde:
(handtekening) .....................................
(naam) ...........................................
Op (datum) .................... is gehoord de gestrafte:
(rang/stand) ..................... (naam). ................................, rnr: .......... die, nadat ik hem
had gezegd dat hij niet tot antwoorden verplicht was, het volgende verklaarde:
(handtekening) ..................................
(naam) .......................................
Opgemaakt en gesloten te (plaats) ........................., (datum) ...................
De (rang, naam houder van het voorbereidend onderzoek) ................................
(handtekening) ................................
* naar behoefte kan dit blok meermalen worden gebracht.
Bijlage VII, behorend bij het Voorschrift toepassing militair straf- en tuchtrecht
KL/KLu/KMAR
N.B.: Het gebruik van het model hier is niet verplicht; het is slechts een hulpmiddel
en kan worden gebruikt.
Model beklagschrift
Ondergetekende, (rang) ............., (naam en voorletters) ........................., rnr: ..........,
geplaatst bij (onderdeel) ...................................., en wonende te (plaats) ......................,
(adres) ...........................
O wenst beklag te doen tegen een tuchtrechtelijke straf van
(strafsoort, strafmaat en strafreden) ............................
O wenst beklag te doen tegen de schuldigverklaring zonder strafoplegging
O wenst beklag te doen tegen de wijze van tenuitvoerlegging van de straf van
strafdienst of van uitgaansverbod
wegens overtreding van artikel ......... van de Wet militair tuchtrecht, waarbij de
strafreden luidde:
hem opgelegd door (rang) ................... (naam en voorletters) ..............................,
commandant van (compagnie / squadron) .........................................
De afschrift van de uitspraak is hem uitgereikt op (datum) ...........................
De reden waarom hij beklag wenst te doen is ........................................................
Hij verzoekt te worden bijgestaan door de vertrouwensman:
(rang) .................., (naam en voorletters) ...........................
rnr: ..................., geplaatst bij (onderdeel) ..........................
(plaats) ......................, (datum) ......................
De (rang) ....................
(handtekening) ......................
(naam) .............................
O indien van toepassing aankruisen.
Bijlage VIII, behorend bij het voorschrift toepassing militair straf- en tuchtrecht
KL/KLu/KMAR
Model van een aanbiedingsbrief van de commandant voor het inzenden van een
beklagschrift met de erbij behorende stukken
NB: het gebruik van het model hier is niet verplicht; het is slechts een hulpmiddel
en kan worden gebruikt
Aan: (rang) ............... (naam en voorletters) ........................ (onderdeel) .......................
Hierbij gevoegd bied ik u aan het beklagschrift van (rang en naam) ............................
(onderdeel) ..............… van datum ...................., ingediend op ..........................
O betrekking hebbend op de strafreden/ straf van (strafsoort en strafmaat)
O betrekking hebbend op de schuldig verklaring zonder strafoplegging
O betrekking hebbend op de wijze van tenuitvoerlegging van de straf van
strafdienst/ uitgaansverbod
waarvan een afschrift van de uitspraak aan betrokkene is uitgereikt op (datum)
.........................
Op het beklagschrift is de datum van ontvangst aangetekend.
Tevens is bijgevoegd:
een door mij gewaarmerkte kopie van het straffenformulier, 1)
O het eventuele rapport waarop de beschuldiging is gebaseerd;
O de op schrift gestelde verklaringen uit het vooronderzoek, te weten de
verklaringen van: 2)
- .........................................................................................................................
- .........................................................................................................................
De door mij gebruikte bewijsmiddelen op grond waarvan ik de overtuiging heb
gekregen dat de gedraging(en) heeft(hebben) plaatsgevonden, zijn:
O de waarneming door mijzelf van de gedraging, terwijl deze plaats vond;
O de waarneming van mijzelf tijdens het onderzoek, waarbij ik zag/hoorde dat 3)
...........................................................................................................................
O de verklaring van de gestrafte, inhoudende dat hij/zij 4) ....................................
...........................................................................................................................
O de verklaring(en) van getuige(n) (rang, naam) ............................ inhoudende
dat hij/zij gezien/gehoord heeft/hebben dat 5) ....................................................
O de verklaring(en) van de deskundige(n) (rang, naam) .............. inhoudende
dat 6) ...................................................................................................................
O de volgende geschriften: 7)
- .........................................................................................................................
O het niet-opgevolgde dienstvoorschrift, met vermelding van de inhoud, de
vaststeller en de datum van de vaststelling;
O de verklaring van (rang, naam) ......................die uit hoofd van zijn/haar
functie was belast met toezicht op de gedragsregels, aangezien hij/zij 8) .........
...........................................................................................................................
O met betrekking tot de strafsoort / strafmaat / strafoplegging is door mij
rekening gehouden met 9) ..................................................................................
O Ik verzoek u mij als strafoplegger in deze zaak te horen.
(plaats) ............................., (datum) ....................
De Commandant van (Compagnie, Squadron) ..............................
De (rang) ..................
(handtekening) ..............................
(naam en voorletters) ............................
O Indien van toepassing aankruisen.
1) waarmerking geschiedt door op de fotokopie te vermelden:
Fotokopie conform origineel
De C- .............. (odl) .............
(handtekening) .....................
2) Namen invullen van degenen die de verklaringen hebben afgelegd.
3) Aangeven waaruit de waarneming heeft bestaan.
4) Kort en zakelijke inhoud van de verklaring aangeven voorzover die tot het bewijs heeft bijgedragen.
5 Kort en zakelijke inhoud van de verklaring aangeven voorzover die tot het bewijs heeft bijgedragen.
(indien meer getuigen dan ook dit stuk meermalen opnemen).
6) Kort en zakelijke inhoud van de verklaring aangeven voorzover die tot het bewijs heeft bijgedragen.
(indien meer deskundigen dan ook meermalen dit stuk opnemen).
7) Aangeven welke geschriften het betreft en de geschriften meesturen.
8) Kort de zakelijke inhoud van de verklaring aangeven, daarbij tevens aangeven welke functie werd
uitgeoefend en waaruit het toezicht bestond.
9) Indien strafverzwarende, strafverlichtende of andere omstandigheden hebben meegespeeld
aankruisen en aangeven wat meegespeeld heeft bij de strafoplegging.
Bijlage IX, behorend bij het Voorschrift toepassing militair straf- en tuchtrecht
KL/KLu/KMAR
N.B.: Het gebruik van het model hier is niet verplicht; het is slechts een hulpmiddel
en kan worden gebruikt.
Model beroepschrift (beklagmeerdere)
Ondergetekende, (rang) .................., (naam en voorletters) ........................, rnr: ..........,
geplaatst bij (onderdeel) ...................
wenst beroep aan te tekenen tegen een tuchtrechtelijke straf van
(strafsoort en strafmaat) ...........................omdat
O ten onrechte geen straf is opgelegd, of
O de straf ontoereikend is.
wegens overtreding van artikel ...... van de Wet militair tuchtrecht, waarbij de
strafreden luidde:
opgelegd door (rang) ............... naam en voorletters) ...............................,
commandant van (compagnie / squadron) ........................................
De uitspraak is hem uitgereikt op (datum) ..........................
De reden waarom hij in beroep wenst te gaan is
(plaats) ...................., (datum) ....................
De (rang) .................
(handtekening) ............................
(naam) ...........................
O Indien van toepassing aankruisen.
Bijlage X, behorend bij het voorschrift toepassing militair straf- en tuchtrecht
KL/KLu/KMAR
Model van een aanbiedingsbrief van de commandant voor het inzenden van een
beroepschrift met de erbij behorende stukken (beklagmeerdere)
NB: het gebruik van het model hier is niet verplicht; het is slechts een hulpmiddel
en kan worden gebruikt
Aan: De Voorzitter van de Militaire Kamer van de Arrondissementsrechtbank te
Arnhem
Postbus 9030
6800 EM Arnhem
Hierbij gevoegd bied ik u aan het beroepschrift van (rang en naam beklagmeerdere)
.....................betrekking hebbend op mijn uitspraak inzake het tuchtproces in eerste
aanleg betreffende (rang, naam gestrafte) ............................ van datum ......... aan wie
het afschrift van de uitspraak is uitgereikt op (datum) .......................
Op het beroepschrift is de datum van ontvangst aangetekend.
Tevens is bijgevoegd:
een door mij gewaarmerkte kopie van het straffenformulier, 1)
O het eventuele rapport waarop de beschuldiging is gebaseerd;
O de op schrift gestelde verklaringen uit het vooronderzoek, te weten de
verklaringen van: 2)
- .........................................................................................................................
- .........................................................................................................................
De door mij gebruikte bewijsmiddelen op grond waarvan ik de overtuiging heb
gekregen dat de gedraging(en) heeft(hebben) plaatsgevonden, zijn:
O de waarneming door mijzelf van de gedraging, terwijl deze plaats vond;
O de waarneming van mijzelf tijdens het onderzoek, waarbij ik zag/hoorde dat 3)
...........................................................................................................................
O de verklaring van de gestrafte, inhoudende dat hij/zij 4).....................................
...........................................................................................................................
O de verklaring(en) van getuige(n) (rang, naam) .......................... inhoudende
dat hij/zij gezien/gehoord heeft/hebben dat 5) ....................................................
O de verklaring(en) van de deskundige(n) (rang, naam) .......... inhoudende dat 6)
...........................................................................................................................
O de volgende geschriften: 7)
- .........................................................................................................................
O het niet-opgevolgde dienstvoorschrift, met vermelding van de inhoud, de
vaststeller en de datum van de vaststelling;
O de verklaring van (rang, naam) ........................die uit hoofd van zijn/haar
functie was belast met toezicht op de gedragsregels, aangezien hij/zij 8)..........
...........................................................................................................................
O met betrekking tot de strafsoort / strafmaat / strafoplegging is door mij
rekening gehouden met 9) ..................................................................................
O Ik verzoek u de beklagmeerdere in deze zaak te horen.
(plaats) ....................., (datum) ..................
De Commandant van (compagnie, squadron) ..........................
De (rang) .................
(handtekening) ............................
(naam en voorletters) ...........................
O Indien van toepassing aankruisen.
1) waarmerking geschiedt door op de fotokopie te vermelden:
Fotokopie conform origineel
De C- .............. (odl) .............
(handtekening) .....................
2) Namen invullen van degenen die de verklaringen hebben afgelegd.
3) Aangeven waaruit de waarneming heeft bestaan.
4) Kort en zakelijke inhoud van de verklaring aangeven voorzover die tot het bewijs heeft bijgedragen.
5 Kort en zakelijke inhoud van de verklaring aangeven voorzover die tot het bewijs heeft bijgedragen.
(indien meer getuigen dan ook dit stuk meermalen opnemen).
6) Kort en zakelijke inhoud van de verklaring aangeven voorzover die tot het bewijs heeft bijgedragen.
(indien meer deskundigen dan ook meermalen dit stuk opnemen).
7) Aangeven welke geschriften het betreft en de geschriften meesturen.
8) Kort de zakelijke inhoud van de verklaring aangeven, daarbij tevens aangeven welke functie werd
uitgeoefend en waaruit het toezicht bestond.
9) Indien strafverzwarende, strafverlichtende of andere omstandigheden hebben meegespeeld
aankruisen en aangeven wat meegespeeld heeft bij de strafoplegging.
Bijlage XI, behorend bij het Voorschrift toepassing militair straf- en tuchtrecht
KL/KLu/KMAR
N.B.: Het gebruik van het model hier is niet verplicht; het is slechts een hulpmiddel
en kan worden gebruikt.
Model beroepschrift (gestrafte)
Ondergetekende, (rang) ..............., (naam en voorletters) ..........................., rnr: ..........,
geplaatst bij (onderdeel) ................., en wonende te (plaats) ................, (adres) ...........
O wenst beroep aan te tekenen tegen het niet-ontvankelijk verklaren van het
beklag
O wenst beroep aan te tekenen tegen de uitspraak op beklag, inhoudende ........
O wenst beroep aan te tekenen tegen de wijze van tenuitvoerlegging van de
straf van strafdienst/ uitgaansverbod
wegens overtreding van artikel ...... van de Wet militair tuchtrecht, waarbij de
strafreden luidde:
..........................................................................................................................................
..........................................................................................................................................
uitspraak op beklag door (rang) ............. (naam en voorletters beklagmeerdere)
........................ commandant van ............. (onderdeel) ..................................
De uitspraak op beklag is hem uitgereikt op (datum) ............................... door (rang)
................. (naam en voorletters) .................................. commandant van ....................
(compagnie/ squadron/ brigade) ..................................
De reden waarom hij in beroep wenst te gaan is
..........................................................................................................................................
..........................................................................................................................................
O Hij verzoekt te worden bijgestaan door de vertrouwensman: 1)
(rang) .................., (naam en voorletters) ..............................
rnr: ..................., geplaatst bij (onderdeel) .................................
O Hij verzoekt om toevoeging van een advocaat. 1)
(plaats) ................., (datum) ....................
De (rang) .....................
(handtekening) ........................
(naam) .............................
O Indien van toepassing aankruisen.
1) Alleen indien gewenst slechts één van de twee mogelijkheden opnemen.
Bijlage XII, behorend bij het voorschrift toepassing militair straf- en tuchtrecht
KL/KLu/KMAR
Model van een aanbiedingsbrief van de commandant voor het inzenden van een
beroepschrift met de erbij behorende stukken (gestrafte)
NB: het gebruik van het model hier is niet verplicht; het is slechts een hulpmiddel
en kan worden gebruikt
Aan: De Voorzitter van de Militaire kamer van de Arrondissementsrechtbank te
Arnhem
Postbus 9030
6800 EM Arnhem
Hierbij gevoegd bied ik u aan het beroepschrift van (rang en naam) ............., rnr ..........
geplaatst bij (onderdeel) .................…en wonende te (plaats) ............. (adres) ..............
betrekking hebbend op de uitspraak op beklag waarvan het afschrift van de uitspraak
aan betrokkene is uitgereikt op (datum) .....................
Op het beroepschrift is de datum van ontvangst aangetekend.
Tevens is bijgevoegd:
een door mij gewaarmerkte kopie van het straffenformulier en van het beklagformulier, 1)
O het eventuele rapport waarop de beschuldiging is gebaseerd;
O de op schrift gestelde verklaringen uit het vooronderzoek, te weten de
verklaringen van: 2)
- .........................................................................................................................
- .........................................................................................................................
De door mij / de beklagmeerdere gebruikte bewijsmiddelen op grond waarvan ik / de
beklagmeerdere de overtuiging heb(ben) gekregen dat de gedraging(en) heeft(hebben) plaatsgevonden, zijn:
O de waarneming door mijzelf van de gedraging, terwijl deze plaats vond;
O de waarneming van mijzelf / de beklagmeerdere tijdens het onderzoek / op
beklag, waarbij ik / de beklagmeerdere zag / hoorde dat 3)
...........................................................................................................................
O de verklaring van de gestrafte tijdens onderzoek van het tuchtproces in
eerste aanleg / op beklag inhoudende dat hij/zij 4) ............................................
O de verklaring(en) van getuige(n) (rang, naam) .................................. tijdens
het onderzoek van het tuchtproces in eerste aanleg / op beklag inhoudende
dat hij/zij gezien/gehoord heeft/hebben dat 5) ....................................................
O de verklaring(en) van de deskundige(n) (rang, naam) ..................... tijdens het
onderzoek van het tuchtproces in eerste aanleg / op beklag inhoudende dat 6)
O de volgende geschriften: 7)
- .........................................................................................................................
O het niet-opgevolgde dienstvoorschrift, met vermelding van de inhoud, de
vaststeller en de datum van de vaststelling;
O de verklaring van (rang, naam) ..................... die uit hoofd van zijn/haar
functie was belast met toezicht op de gedragsregels, aangezien hij/zij 8) .........
...........................................................................................................................
O met betrekking tot de strafsoort/strafmaat/strafoplegging is door mij rekening
gehouden met 9) .................................................................................................
O Ik verzoek u de beklagmeerdere in deze zaak te horen.
(plaats) ....................., (datum) .....................
De Commandant van (compagnie, squadron) ...............................
De (rang) .................
(handtekening) ..............................
(naam en voorletters) .....................................
O Indien van toepassing aankruisen.
1) waarmerking geschiedt door op de fotokopie te vermelden:
Fotokopie conform origineel
De C- .............. (odl) .............
(handtekening) .....................
2) Namen invullen van degenen die de verklaringen hebben afgelegd.
3) Aangeven waaruit de waarneming heeft bestaan.
4) Kort en zakelijke inhoud van de verklaring aangeven voorzover die tot het bewijs heeft bijgedragen.
5 Kort en zakelijke inhoud van de verklaring aangeven voorzover die tot het bewijs heeft bijgedragen.
(indien meer getuigen dan ook dit stuk meermalen opnemen).
6) Kort en zakelijke inhoud van de verklaring aangeven voorzover die tot het bewijs heeft bijgedragen.
(indien meer deskundigen dan ook meermalen dit stuk opnemen).
7) Aangeven welke geschriften het betreft en de geschriften meesturen.
8) Kort de zakelijke inhoud van de verklaring aangeven, daarbij tevens aangeven welke functie werd
uitgeoefend en waaruit het toezicht bestond.
9) Indien strafverzwarende, strafverlichtende of andere omstandigheden hebben meegespeeld
aankruisen en aangeven wat meegespeeld heeft bij de strafoplegging.
Bijlage XIII, Besluit volgorde verhouding rangen en standen zee-, land- en
luchtmacht, behorend bij het Voorschrift toepassing militair straf- en tuchtrecht
KL/KLu/KMAR
Tabel behorend bij het Koninklijk besluit van 20 juni 1956, Stb. 361, zoals
gewijzigd bij Koninklijk Besluit van 22 juli 2002, Stb. 453:
Marine | Landmacht | Luchtmacht |
Officieren | | |
1. luitenant-admiraal | 1. generaal | 1. generaal |
2. vice-admiraal | 2. luitenant-generaal | 2. luitenant-generaal |
3. schout-bij-nacht | 3. generaal-majoor | 3. generaal-majoor |
4. commandeur | 4. brigade-generaal | 4. commodore |
5. kapitein ter zee | 5. kolonel | 5. kolonel |
6. kapitein-luitenant ter zee | 6. luitenant-kolonel | 6. luitenant-kolonel |
7. luitenant ter zee der eerste klasse | 7. majoor | 7. majoor |
8. luitenant ter zee der tweede klasse oudste categorie | 8. kapitein | 8. kapitein |
9. luitenant ter zee der tweede klasse jongste categorie | 9. eerste-luitenant | 9. eerste-luitenant |
10. luitenant ter zee der derde klasse | 10. tweede-luitenant | 10. tweede-luitenant |
11. | 11. onderluitenant | 11. onderluitenant |
12. | 12. kapelmeester | 12. kapelmeester |
13. | 13. opzichter van fortificatiën | 13. technisch opzichter |
Onderofficieren | | |
14. adjudant-onderofficier | 14. adjudant-onderofficier | 14. adjudant-onderofficier |
15. sergeant-majoor | 15. sergeant-majoor/ opperwachtmeester | 15. sergeant-majoor |
16. sergeant | 16. sergeant der eerste
klasse/wachtmeester der eerste klasse | 16. sergeant der eerste klasse |
17. sergeant | 17. sergeant | 17. sergeant |
18. korporaal | 18. korporaal der eerste klasse | 18. korporaal der eerste klasse |
19. korporaal | 19. korporaal | 19. korporaal der tweede klasse |
Stand | | |
20. | matroos der eerste klasse
matroos der tweede klasse
matroos | 20. | soldaat der 1e klasse
soldaat der 2e klasse (marechaussee der 3e klasse)
soldaat der 3e klasse (marechaussee der 4e klasse) | 20. | soldaat der 1e klasse
soldaat der 2e klasse
soldaat der 3e klasse |
Bijlage XIV, behorend bij het Voorschrift toepassing militair straf- en tuchtrecht
KL/KLu/KMAR
Overzicht relaties straf- en tuchtrecht
Art. WMT | Punt handleiding WMT | Verkorte omschrijving gedragsregels | Relatie Strafrecht |
6 WMT | 3100 | Geheimhouding schenden (b.v. laten inzien van
beoordelings lijst door onbevoegde) | 98, 272WvSr |
7 WMT | 3220 | Ongeoorloofde afwezigheid (max. 4 dagen) (inbegrepen nalatigheid ziek thuis
procedure) | 96, 98, 114 WvMS |
8 WMT | 3230 | Zich dienstongeschikt maken (b.v. verbrand door te lang zonnen) | 104 e.v. WvMS |
9 WMT | 3240 | Onttrekken aan dienstverplichtingen (b.v. zich onttrekken aan een sportles) | 104 e.v. WvMS |
10 WMT | 3250 | Onzorgvuldig verrichten van mil taak (b.v. zijn voertuig niet afgetankt) | n.v.t. |
11 WMT | 3260 | Nalaten benodigde hulp te verlenen (b.v. niet helpen gidsen bij achteruit rijden) | 450 WvSr |
12 WMT | 3320 | Belemmeren interne gang van zaken (b.v. verstoren van
excercitieles) | 115, 116 WvMS |
13 WMT | 3330 | Belemmeren van mil. maatregelen (b.v. opgehangen compagniesorder verscheuren) | 117 WvMS |
14 WMT | 3340 | Anderen hinderen bij taakuitoefening (b.v. het onnodig gereedschap wegpakken) | 118-120 WvMS |
15 WMT | 3410 | Bevel niet opvolgen (waarbij geen schade bij oefening of personeel) | 126-134 WvMS |
16 WMT | 3460 | Bevel tot onrechtmatige gedraging (=strafuitsluitingsgrond voor 15
WMT) | 131, 132 WvMS |
17 WMT | 3470 | Strijdige bevelen (=strafuitsluiting) (als laatste bevelgever dit bekend is) | 133 WvMS |
18 WMT | 3510 | Dienstvoorschrift niet opvolgen (waarbij geen schade voor oefening of personeel) | 136-138 WvMS |
| | bij artikel 79WMT | 169 WvMS |
19 WMT | 3560 | Bevel afwijkend van dienstvoorschrift (=strafuitsluitingsgrond voor 18
WMT) | 138 WvMS |
20 WMT | 3620 | Bedreiging, bespotten, uitschelden (b.v. dreigementen waarbij geen geweld) | 267 WvSr |
21 WMT | 3630 | Beschuldiging tegen beter weten in (b.v. ongegronde klacht over wachtlijst) | 268 WvSr |
22 WMT | 3640 | Aantasten van de persoon (b.v. natspuiten, geen geweld of letsel) | 300 WvSr
140 WvMS |
23 WMT | 3650 | Nodeloos personen in gevaar brengen (b.v. draaiende motor in dichte garage) | 126, 136 WvMS |
24 WMT | 3720 | Niet of onjuist doen van mededeling (b.v. sgt-adm meldt gedane ziek thuis melding niet aan commandant) | 144 WvMS |
25 WMT | 3730 | Misbruik van invloed als meerdere (b.v. sgt zet aan tot valse verklaring) | 365 WvSr |
26 WMT | 3740 | Overhalen of weerhouden door gift, belofte, enz. (b.v. geld bieden voor niet rapporteren) | 147 WvMS |
27 WMT | 3750 | Maatregelen nalaten bij tuchtinbreuk (b.v. niet optreden op incorrect tenue) | 149 WvMS |
28 WMT | 3760 | Onrechtmatig bevel geven (b.v. bevel overschrijden
max. snelheid) | 150 WvMS |
29 WMT | 3820 | Veroorzaken van wanordelijkheden (b.v. misbruik van brandspuit in gebouw) | 151-153 WvMS
131,424 WvSr |
30 WMT | 3830 | Anderen opruien tot tuchtvergrijp (b.v. opruien tot onttrekken bij les) | 153 WvMS |
31 WMT | 3840 | Beperking schriftelijke meningsuiting (b.v. ophangen affiche voor betoging) | n.v.t. |
32 WMT | 3850 | Beperking andere meningsuiting (b.v. mening geven met megafoons op kazerne) | n.v.t. |
33 WMT | 3860 | Beperking recht van betoging (b.v. optocht in uniform tegen kernwapens) | n.v.t. |
34 WMT | 3870 | Beperking recht van vergadering (b.v. vergadering op kazerne voor
Z-Afrika) | n.v.t. |
35 WMT | 3880 | Politieke activiteiten in buitenland (b.v. betoging houden bij oefening in Duitsland) | n.v.t. |
36 WMT | 3920 | Onrechtmatige gebruik van (mil.) mat. dan wel wegnemen (d.w.z. diefstal, verduistering, joyriding) | 310,321 WvSr
166 WvMS |
37 WMT | 3930 | Onzorgvuldig gebruik mil. goederen (b.v. roest op wapen, schimmel op
pgu) | n.v.t. |
38 WMT | 3940 | Nodeloos slordig gekleed (b.v. geen baret dragen bij bushalte) | n.v.t. |
39 WMT | 3950 | Beschadiging , vernieling of wegmaken (mil.) mat. | 350 e.v. WvSr |
40 WMT | 3960 | Niet respecteren van andermans leefruimte (b.v. door geluidsoverlast veroorzaken) | n.v.t. |
Bijlage XV, Adressen en telefoonnummers behorend bij het Voorschrift toepassing
militair straf- en tuchtrecht KL/KLu/KMAR
Adressen en telefoonnummers
1. a. het inzenden van een beroepschrift
b. beklag over ingenomen geschrift(en)/voorwerp(en)
Arrondissementsrechtbank Arnhem
t.a.v. de voorzitter van de militaire kamer
Postbus 9030
6800 EM Arnhem
tel: 026 - 3592000
fax: 026 - 3592600
2. het verzoek om als gekozen raadsman in een zaak te mogen optreden
Arrondissementsrechtbank Arnhem
t.a.v. de griffier
Postbus 9030
6800 EM Arnhem
tel: 026 - 3592000 / 3592674
fax: 026 - 3592600
3 a. vragen toestemming toepassing artikel 79 WMT (tuchtrechtelijke
afdoening)
b. het mededelen van de afloop van een via art 79 WMT afgehandelde
gedraging
c. overleg over strafbare feiten in het buitenland
d. vragen met betrekking tot optreden als hulp-officier v. Justitie
e. voor het verstrekken van gegevens over strafbare feiten aan derden
Arrondissementsparket Arnhem
Unit Bijzondere wetten
Afdeling militaire zaken
Postbus 9032
6800 EP Arnhem
tel: 026 - 3592000
fax: 026 - 3593699
4. het beroep tegen een afwijzende beslissing m.b.t. verzochte correctie van
geregistreerde gegevens
De Registratiekamer
Postbus 93374
2509 AJ Den Haag
tel: 070 - 3811300
fax: 070 - 3811301
e-mail: mail@registratiekamer.nl
5. Voor de KL:
a. verzoeken om kennisneming van geregistreerde gegevens
b. overleg m.b.t. de uitvoering van vonnissen van de burgerlijke rechter
c. melden van strafbare feiten met een veiligheidsaspect
d. juridisch advies
e. strafrechtelijke informatie
f. juridisch advies officier raadsman
Sectie Juridische Zaken van de BLS
MPC 58G
Postbus 90711
2509 LS Den Haag
tel: 070 - 3167715
MDTN 546 - 67715
fax: 070 - 3167697
6. Voor de KLu:
a. verzoeken om kennisneming van geregistreerde gegevens
b. overleg m.b.t. de uitvoering van vonnissen van de burgerlijke rechter
c. melden van strafbare feiten met een veiligheidsaspect
d. juridisch advies
e. strafrechtelijke informatie
f. juridisch advies officier raadsman
Sectie operationeel recht
Stafgroep Juridische Zaken van de BDL
Postbus 20703
2500 ES Den Haag
tel: 070 - 3396181
MDTN: *06 - 521 -6181
fax: 070 - 3396185
7. Voor de KMAR:
a. verzoeken om kennisneming van geregistreerde gegevens
b. overleg m.b.t. de uitvoering van vonnissen van de burgerlijke rechter
c. melden van strafbare feiten met een veiligheidsaspect
d. juridisch advies
e. strafrechtelijke informatie
f. juridisch advies officier raadsman
Staf KMAR
Postbus 90615
2509 LP Den Haag
Afdeling Personeel Staf/sectie rechtspositie
tel: 070 - 4414668
fax: 070 - 4414090
Afdeling Operatiën, Hoofd meldkamer Staf KMAR
tel: 070 - 4414888
fax: 070 - 4414825
8 . a. juridisch advies
b. toepassing artikel 79 WMT - zaken
c. strafrechtelijke informatie
d. optreden als officier raadsman
e. informatie m.b.t. straf- en tuchtzaken voor de militaire kamer
De Verbindingsfunctionaris voor de krijgsmacht bij het arrondissementsparket
te Arnhem,
Afdeling militaire zaken
Postbus 9032
6800 EP Arnhem
tel: 026 - 3593618 / 3593631 / 3592000
fax: 026 - 3593699
9. voor overleg m.b.t. meegeven/meezenden van uitrusting en administratieve
bescheiden
Militair Penitentiair Centrum Stroe
MPC 37 F
Postbus 650
3850 AR Ermelo
tel: 0577 - 466100
MDTN: 5309
10. onderzoek naar dienstgeschiktheid
Afdeling Forensische en Sociale Psychiatrie
MPC 53 C
Postbus 3003
3800 DA Amersfoort
tel: 033 - 4507412
11. onderzoek naar dienstgeschiktheid
Afdeling Individuele Hulpverlening (AIH)
Defensiekantoor
Postbus 702
3800 AS Amersfoort
tel: 033 - 4607400