Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2826/TA, 15 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:15-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2826/TA

betreft: [klager] datum: 15 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 september 2010 van de beklagcommissie bij het FPC Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 januari 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman mr. D.W.H.M. Wolters en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], hoofd behandeling en
psychiater.

Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep van belang
Het beklag betreft:
a. de afzondering in de eigen verblijfsruimte ingaande op 6 maart 2010;
b. het niet ontvangen van eten gedurende de afzondering vermeld onder a;
c. de toediening van dwangmedicatie op 9 maart 2010;
d. de toediening van dwangmedicatie op 26 maart 2010 en
e. de toediening van dwangmedicatie op 15 april 2010.

De beklagcommissie heeft het beklag vermeld onder a, c en e materieel ongegrond verklaard, klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag vermeld onder b en het beklag vermeld onder d ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak
weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Uit de wettelijke aantekeningen volgt dat het redelijk goed met klager gaat tenzij zijn medicatie met hem wordt besproken. Hij wil liever geen
dwangmedicatie. Het incident, dat vermeld wordt in de wettelijke aantekeningen, is gerelateerd aan de toediening van dwangmedicatie. Klager gedijt goed op de afdeling. Hij heeft contact met medeverpleegden. In het verleden stond hij ook niet bekend als
iemand die anderen te lijf gaat.
Vraag is of aan de wettelijke eisen wordt voldaan voor wat betreft de toediening van dwangmedicatie. Uit de wettelijke aantekeningen volgt dat het criterium van acute gevaarzetting niet wordt gehaald.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De regels ten aanzien van de toediening van dwangmedicatie zijn keurig gevolgd. Er is conform het protocol gehandeld. De
toediening is aan de inspectie voorgelegd.
Klager heeft in het verleden wel eens iemand geslagen en met stoelen gegooid, meerdere personeelsleden bespuugd en is zodanig dreigend overgekomen dat het personeel bang voor hem was. Op de afdeling 2 D is sprake geweest van een ernstig incident. Een
medewerker is hierdoor in het ziekenhuis beland. Actueel is dit niet aan de orde.
De betreffende dwangmedicatie is toegediend, omdat klager langzaam afgleed en psychotisch werd. Hij is toen afgezonderd, maar de vraag is dan hoe lang je hem kunt afzonderen op kamer, separeren en hoe dan verder te gaan. Op een andere afdeling is
anderhalf jaar geprobeerd of klager op basis van overeenstemming medicatie wilde innemen. Hij is opgenomen geweest op een afdeling voor zeer intensieve zorg, hetgeen bijna vergelijkbaar is met separatie. Als klager zo’n vier tot vijf dagen wordt
gesepareerd werkt dat averechts. Als hij op zijn kamer wordt afgezonderd, wil hij weer naar de afdeling. Als hij op kamer verblijft, zijn er ook ordeproblemen, raakt hij geagiteerd.
Klager reageert positief op de medicatie. Hij weigert echter om de medicatie vrijwillig in te nemen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van de onderdelen a en b komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist.

Ten aanzien van de onderdelen c, d en e overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie, aangezien uit de stukken en de behandeling ter zitting volgt dat de
toediening van dwangmedicatie op 9 maart 2010, 26 maart 2010 en 15 april 2010 telkens noodzakelijk was ter afwending van gevaar voor de gezondheid en de veiligheid van klager en/of anderen en dat telkens aan de eisen als gesteld in de artikelen 33 tot
en met 35 Rvt is voldaan.
De door de beklagcommissie ten aanzien van c en e vastgestelde formele gebreken ten aanzien van de hoor- en mededelingsplicht als bedoeld in de artikelen 53 en 54 Bvt, terzake waarvan het beklag formeel gegrond is verklaard, zijn in het onderhavige
beroep van klager niet aan de orde.

De beroepscommissie zal gelet op het bovenstaande het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, prof. dr. F.A.M.M. Koenraadt en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven