Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0073/TA, 30 juni 2011, beroep
Uitspraakdatum:30-06-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/73/TA

betreft: [klager] datum: 30 juni 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 januari 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 april 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord namens klager mevrouw mr. S. Marjanovic, kantoorgenoot van klagers raadsman mr. J.A.W. Knoester, en namens het hoofd
van
voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep aan de orde
Het beklag betreft het onder dwang toedienen van medicatie op 13 mei 2010.

De beklagrechter heeft het beklag materieel ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 13 mei 2010 en in de periode daarvoor is sprake van dezelfde situatie en is telkens onder dwang medicatie toegediend zonder dat aan het gevaarscriterium van artikel 26 Bvt is voldaan. De dwangmedicatie wordt als een soort preventieve maatregel
gebruikt om te voorkomen dat klagers functioneren verslechtert. Er is alleen in het verleden sprake geweest van incidenten of gewelddadig gedrag. Niet is gekeken naar minder verstrekkende alternatieven. Klager is het niet eens met de opvatting van de
inrichting dat separatie in zijn geval averechts werkt. Klager ziet een alternatief voor dwangmedicatie in korte separatie of een andere minder verstrekkende maatregel dan dwangmedicatie, juist omdat hij geen gevaar vormt. Klager neemt afstand van
mensen. De enige therapie die helpt is het bezig blijven, zoals poetsen. Als de inrichting eerst naar alternatieven zou kijken, zouden klager en de inrichting tot elkaar kunnen komen en mogelijk zou klager dan kunnen komen tot het vrijwillig innemen
van
medicatie. De zaak is complex voor zowel klager als de inrichting, maar klager moet de dwangmedicatie ondergaan terwijl er volgens hem geen onmiddellijk gevaar van hem uitgaat. Er moet goed naar worden gekeken om te voorkomen dat klager en de
inrichting
in een vicieuze cirkel belanden.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In 2007/2008 heeft klager vrijwillig medicatie ingenomen en heeft hij zelfs op een resocialisatieafdeling verbleven en verlof gehad. Op een gegeven moment wilde hij geen medicatie meer innemen, waarna een proces van langzaam afglijden in een psychose
in
gang is gezet.
De situatie op 13 mei 2010 is niet anders dan in de periode van maart en april 2010. De beroepscommissie heeft bij uitspraak 10/2826/TA van 15 februari 2011 geoordeeld dat het in die periode onder dwang toedienen van medicatie aan klager noodzakelijk
was ter afwending van gevaar voor de gezondheid en de veiligheid van klager en/of anderen. Ook op 13 mei 2010 was dit noodzakelijk. Na het toedienen van een depot is sprake van een duidelijke verbetering in klagers functioneren en kan er zelfs
overeenstemming met klager over medicatiegebruik zijn en kunnen er afspraken worden gemaakt. Hij is op depot gehouden om afglijden in een psychische decompensatie te voorkomen. Elk depot levert telkens een enorme strijd op bij klager. Als het depot
zijn
uitwerking verliest, weet klager niet meer dat hij eerder afspraken heeft gemaakt.
Voordat aan klager dwangmedicatie werd gegeven, is hij langdurig afgezonderd en gesepareerd. Daarvan werd klager niet beter. Hij kan in afzondering/separatie zodanig boos worden dat hij de deur kan forceren. Klager poetst voortdurend. Als op de
afdeling
de veiligheid in het geding is, kan men hem moeilijk voortdurend laten poetsen. Bij klager speelt ook een rol dat hij naar zijn mening ten onrechte tbs opgelegd heeft gekregen. Klager houdt behandeling af en wil geen psychiater spreken.
Na 13 mei 2010 is klager niet meer onder dwang medicatie toegediend, maar wordt hem wel medicatie aangeboden. Klager kan nog wel uit zijn dak gaan, maar de situatie is niet vergelijkbaar met de situatie op 13 mei 2010 en de daarvoor gelegen periode. De
veiligheid van het personeel en de medepatiënten is na 13 mei 2010 minder aan de orde, men is niet bang voor klager. Er gebeuren wel dingen, maar afzondering volstaat.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Daarbij is in aanmerking genomen dat op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting vast staat dat
sprake is van dreigend gevaar voor personeel en/of medepatiënten in geval van een toenemende psychotische decompensatie van klager en dat de inrichting in redelijkheid er van uit mocht gaan dat andere (tijdelijke) maatregelen ter afwending van dat
gevaar op 13 mei 2010 niet zouden volstaan. Hiermee is ook naar het oordeel van de beroepscommissie voldaan aan het gevaarscriterium van artikel 26 Bvt.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep aan de orde.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 30 juni 2011

secretaris voorzitter

Naar boven