Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3738/GV, 31 januari 2011, beroep
Uitspraakdatum:31-01-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3738//GV

betreft: [klager] datum: 31 januari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A.W. Nillesen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 december 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. M.A.W. Nillesen om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het gevaar voor recidive is onvoldoende aangetoond en wordt betwist door klager.
Uit het penitentiair dossier blijkt dat er geen sprake is van een drugsverslaving, daar klager sinds 24 november 2009 geen drugs meer heeft gebruikt.
Het ressortsparket staat positief ten aanzien van detentiefasering.
In het licht van de datum van invrijheidstelling is het thans geëigend om klager daadwerkelijk in aanmerking te laten komen voor resocialisatie.
De band met klagers familie is goed. Vooral zijn kinderen verlangen er, na bijna twee jaar detentie, naar om elkaar in de huiselijke omgeving te kunnen ontmoeten. Dit zal een zeer positieve invloed op klager hebben en is derhalve voor zijn
resocialisatie van grote waarde.
Daarbij komt dat het huis van klager en zijn ouders, die thans geremigreerd zijn, al zeer lang in aanbouw leegstaat, hetgeen een grote kostenpost oplevert voor klager. Klager zou tijdens verlofdagen kunnen werken om het huis woonklaar te maken.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Bij klager wordt de kans op recidive hoog gemiddeld ingeschat, mede op basis van zijn drugsgebruik. De Risc wordt als betrouwbaar instrument beoordeeld.
Uit de inrichtingsrapportage volgt dat klager zijn verslavingsproblematiek erkent en wil meewerken aan plaatsing in een kliniek. Alleen met de termijn, waarop dit mogelijk is, is klager het oneens. Inmiddels is klager aangemerkt als TR-weigeraar.
Met het vastgestelde recidiverisico is het verlenen van vrijheden aan klager zonder dat hij behandeld is of wordt voor zijn verslavingsproblematiek ongewenst. Klager is slechts gemotiveerd ten aanzien van het verkrijgen van vrijheden en bagatelliseert
zijn problematiek.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Namens de directeur van de locatie Westlinge is negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.
De politie Noord Holland Noord heeft geadviseerd om klager geen verlof te verlenen omdat hij deelname aan TR weigert en niet wenst mee te werken aan gesprekken met de reclassering.

De beroepscommissie heeft op 25 januari 2011 klagers uittreksel uit het algemeen documentatieregister per faxbericht ontvangen.

3. De beoordeling
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens onder meer poging tot doodslag, meermalen gepleegd en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. De wettelijk vroegst mogelijke einddatum detentie
valt op of omstreeks 1 september 2011.
De Staatssecretaris baseert de weigering op het verhoogde recidiverisico van klager en baseert zich hierbij op de uitslag van het Risc-onderzoek. Uit klagers uittreksel uit het algemeen documentatieregister volgt voorts dat klager weliswaar eerder is
veroordeeld voor geweldsdelicten c.q. misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid, maar dat de laatste veroordeling ter zake dateert van 2002. De beroepscommissie acht deze omstandigheid thans onvoldoende zwaarwegend om een verlof op grond hiervan af te
wijzen. In het licht hiervan kan ook aan de uitslag van het Risc-onderzoek geen beslissende betekenis worden toegekend. De beroepscommissie merkt overigens op dat het standpunt van de Staatssecretaris omtrent het Risc-onderzoek niet verder wordt
onderbouwd met een nadere toelichting of door overlegging van stukken.
Resteert de weigering in februari vorig jaar om verder aan het TR-programma deel te nemen. De beroepscommissie stelt voorop dat de wet aan gedetineerden niet de verplichting oplegt om deel te nemen aan TR. De enkele weigering om mee te werken kan
daarom
geen grond vormen om de aanvraag voor algemeen verlof af te wijzen. De beroepscommissie wijst bovendien op de bereidheid die klager thans wel toont om verder aan TR mee te werken en op het positieve advies van de advocaat-generaal in deze.
Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep is derhalve gegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. De Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze
uitspaak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 31 januari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven