Onderwerp: Bezoek-historie

Definitief besluit wnb vergunning mosselhangcultuur Westerschelde
Geldigheid:04-03-2024 t/m 01-03-2029Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte,

Op 12 juni 2023 heeft u voor Kwekerij de Zilte Oogst een vergunning aangevraagd op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb). De aanvraag is nadien aangevuld.

Op basis van uw aanvraag verleen ik hierbij op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) een vergunning voor het verankeren, plaatsen, exploiteren, onderhouden, invangen, opkweken en oogsten van mosselen in een mosselhangcultuur (hierna: MHC) in het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe.

In dit besluit vindt u de inhoudelijke overwegingen die eraan ten grondslag liggen. De aanvraag, de Passende Beoordeling (hierna:PB) en de hierbij behorende bijlagen maken onderdeel uit van dit besluit.

 

Procedure

Dit besluit is voorbereid met de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (UOV) als beschreven in afdeling 3.4 uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Op 22 juni 2023 is u verzocht om een aantal gegevens nader te onderbouwen. U heeft de aanvraag op 20 juli 2023 aangevuld.

Op 10 november 2023 is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerpbesluit gepubliceerd in de Staatscourant (2023, nr. 30824). Het ontwerpbesluit heeft van 11 november 2023 tot en met 23 december 2023 ter inzage gelegen.

Naar aanleiding van de kennisgeving en de terinzagelegging van het ontwerpbesluit is er één zienswijze naar voren gebracht. In de Nota van Antwoord wordt deze zienswijze behandeld. De Nota van Antwoord maakt onderdeel uit van dit besluit.

Op 21 januari 2024 heeft u naar aanleiding van de ingediende zienswijze op het ontwerpbesluit een nader verzoek om aanvullingen ontvangen. U heeft als reactie hierop op 3 februari 2024 de aanvraag verder aangevuld middels een aangepaste PB. De zienswijze heeft geleid tot wijziging van het besluit ten opzichte van het ontwerpbesluit. Deze wijzigingen zijn vermeld in de Nota van Antwoord.

1. AANVRAAG

1.1. Onderwerp

Het project betreft het invangen en opkweken van mosselzaad op een perceel in de Westerschelde. Bij dit project worden er kweekinstallaties gebruikt, namelijk Mosselhangcultuurinstallaties die ook worden gebruikt voor het invangen van mosselen (feitelijk MZI/MHC-installaties). Ook worden de mosselen geoogst voor consumptie. De vergunning wordt aangevraagd voor de periode van 1 februari 2024 tot en met 31 december 2028.

Activiteiten

De volgende activiteiten worden tijdens de looptijd (indien nodig) jaarlijks uitgevoerd:

Activiteit*

Periode

Plaatsen systemen

Maart - april

Ophangen nieuw substraat

Maart - april

Gepland onderhoud aan systemen

Maart - april

Controle groei mosselzaad

Maart-augustus

Overige controle en onderhoud**

Maart-augustus

Incidenteel september-maart

Oogst consumptiemosselen

Juni-augustus

Verwijderen systemen

In overleg met het bevoegd gezag.

 

*Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteiten verwijs ik naar de aanvraag, de PB en de bijlagen daarbij.

**Gedurende het gehele jaar kan ook incidenteel onderhoud plaatsvinden. Het gaat hier om onderhoud in het geval van calamiteiten als omschreven in het addendum bij de Passende Beoordeling (bijlage 2).

 

1.2. Bevoegdheid

Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3, onder k, sub 2 van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag.

De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.

 

1.3. Vergunningplicht

De aangevraagde activiteiten kunnen, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe, een significant verstorend effect hebben op de natuurwaarden waarvoor dat gebied is aangewezen. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb.

 

1.4. Beoordeling van projecten

1.4.1. Project met mogelijk significante gevolgen

De activiteiten waarvoor u een vergunning aanvraagt zijn te beschouwen als één project omdat zij onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

Het betreft een project met mogelijk significante gevolgen in de zin van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb omdat het, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, in relatie tot de specifiek geanalyseerde beschermde natuurwaarden kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied. In dit geval het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe.

1.4.2. Passende beoordeling

Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een PB heeft overgelegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. In de PB moet rekening worden gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit het Aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe.

Een PB is niet vereist wanneer sprake is van een project dat direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied. Daarvan is in dit geval geen sprake.

Een PB is evenmin vereist wanneer sprake is van de herhaling of voortzetting van een plan of project waarvoor al eerder een PB is gemaakt en wanneer een nieuwe PB geen nieuwe inzichten kan opleveren. Omdat hier een nieuwe activiteit wordt aangevraagd is hiervan geen sprake.

De gevraagde vergunning kan slechts verleend worden, indien ik mij ervan heb kunnen verzekeren dat de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende Natura 2000-gebied niet aangetast zullen worden. Hierna volgt mijn beoordeling van de effectenanalyses zoals neergelegd in de PB.

 

1.5. Beleid

Beleidsregel schelpdierverplaatsing

In 2012 zijn de "Beleidsregels van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 6 juni 2012, nr. 267278, houdende vaststelling van beleidsregels inzake schelpdierverplaatsingen" gepubliceerd, welke in 2017 zijn geüpdatet (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: LNV), 2017).

In aanvulling op de beleidsregels van LNV, is op 6 juli 2017 het besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland houdende de Beleidsregels inzake lozing van proceswater en storten van tarra in de Oosterschelde (nummer 17014114) gepubliceerd (opnieuw gepubliceerd in mei 2022 via Provinciaal blad 2022, 5496). Daarin is opgenomen dat een vergunning noodzakelijk is voor partijen die niet afkomstig zijn uit gebieden die als veilig beschouwd worden en waarvoor geen schelpdier afhankelijke soorten-inventarisatie beschikbaar is. Deze veilige gebieden zijn de Waddenzee, Oosterschelde, Westerschelde, Grevelingen en/of Veerse Meer.

Er mogen dus schelpdierverplaatsingen in de Westerschelde plaatsvinden.

 

Beleidsdocument voor mosselzaadinvanginstallaties (MZI's) 2021 t/m 2026

In dit beleidsdocument biedt het Ministerie van LNV de kaders voor vergunningaanvragen voor het exploiteren van MZI's in de Waddenzee, de Oosterschelde en de Voordelta in de periode 2021 t/m 2026. Het beleid bevat regels

voor:

• De gebieden waar MZI's zijn toegestaan;

• Het maximale oppervlak dat in alle MZI-gebieden gezamenlijk in gebruik mag worden genomen;

• De bescherming van belangen van natuur, archeologie en overige gebruikers.

Dit MZI-beleid komt voort uit het beleidsdoel om 'de mosselsector minder afhankelijk te maken van de natuurlijke zaadval in de Waddenzee en om de vrije mosselzaadvisserij in het Waddensysteem terug te dringen.' Alternatieve mosselzaadbronnen zoals MZI's zouden kunnen bijdragen aan meer continuïteit in de aanvoer van mosselzaad met als doel een verdere reductie van de vrije mosselzaadvisserij met behoud van een economisch rendabele visserijtak. Om de haalbaarheid te onderzoeken zijn in de periode tot en met 2008 experimenten uitgevoerd naar de potenties van MZI's als bron van grondstof voor de mosselkweek.

Het vigerende MZI-beleid is van kracht in het kader van het overeengekomen 'mosselconvenant', waarin afspraken zijn gemaakt over verduurzaming van mosselsector en verbetering van de natuur. De bodemmosselzaadvisserij in de Waddenzee wordt gefaseerd afgebouwd en in ruil daarvoor krijgt de sector de mogelijkheid om het benodigde mosselzaad ('grondstof voor de kweek van consumptiemosselen') in te vangen op locaties in de Waddenzee, Oosterschelde en Voordelta. Er worden in het voornoemde MZI-beleid voor de mosselsector dus geen MZI-locaties aangeboden in de Westerschelde.

Het feit dat de Westerschelde niet is benoemd in het voornoemde MZI-beleid (dat dus uitsluitend is opgesteld ten behoeve van de transitie van de mosselsector) betekent echter niet dat het daardoor niet mogelijk zou zijn om (het experimenteren met) invang van mosselzaad met MZI's in de Westerschelde toe te staan. In het onlangs vastgestelde schelpdierbeleid staat niet vermeld dat het gebruik van MZI's in de Westerschelde niet toegestaan zou zijn.

In dit licht is ook de ontheffing op de visserijwet verleend door RVO (kenmerk: RVO-VIR/22472539). Hierin staat in voorwaarde 8 opgenomen dat er voor het uitbreiden van de capaciteit door Team Visserijregelingen van RVO goedkeuring op het werkplan dient te worden verleend.

 

Duurzame eiwitten uit Nederlandse schelpdieren; Actualisatie Schelpdierbeleid 2023 – 2033

Hieruit:

'De Westerschelde kenmerkt zich door weinig activiteiten op het gebied van schelpdiervisserij of -kweek. Dit heeft te maken met het gegeven dat de Westerschelde een sterk stromend watergebied is. Een inventarisatie van de potenties is hier dan ook een logische start. Dit als vertrekpunt voor potentiële ontwikkelingen, maar ook als basis voor het voor dit gebied te ontwikkelen beleid.'

En

'Voor de Zuidwestelijke Delta kunnen experimenten en/of economische activiteiten onder voorwaarden worden toegestaan mits deze passen binnen het vigerende beleid.'

In dit beleidsdocument staat dus niet dat er in de Westerschelde geen schelpdierkweek mag plaatsvinden, maar juist dat er moet worden geinventariseerd of er potentie voor schelpdierkweek is. Het vigerende beleid sluit verder het gebruik van zowel MZI's als MHC's niet uit.

2. BEOORDELING

2.1 Afbakening

Locatie project en Natura 2000-gebied

De kweek, en daarmee samenhangende activiteiten vinden plaats in het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe. Meer specifiek vinden de activiteiten plaats voor de kust tussen het buurtschap Hoogeweg en het dorp Hoofdplaat, ten zuiden van de Hooge Platen en op ongeveer 6 kilometer ten oosten van Breskens. Een nadere afbakening van het projectgebied wordt verderop in dit besluit gegeven onder voorschrift 12.

Gevolgen

Voor de beoordeling van de gevolgen inventariseert de PB welke in redelijkheid denkbare typen gevolgen kunnen optreden. Dit zijn:

  • Verontreiniging en emissies;

  • Verandering van de dynamiek van het substraat van de bodem;

  • Verandering in soortensamenstelling;

  • Verstoring van habitat of verlies van oppervlakte aan habitat;

  • Verstoring van beschermde soorten (mechanisch);

  • Verstoring van vogels;

  • Verstoring van habitatsoorten;

  • Verstoring van overige soorten (soortenbescherming).

 

Natuurwaarden

De natuurwaarden die door de genoemde gevolgen beïnvloed kunnen worden, zijn:

  • Habitattypen: H1130 (Estuaria).

  • Habitatrichtlijnsoorten: H1095 (zeeprik), H1099 (rivierprik), H1103 (fint), H1351 (bruinvis), H1364 (grijze zeehond), H1365 (gewone zeehond).

  • Vogelrichtlijnsoorten: Broedvogels A132 (kluut), A137 (bontbekplevier), A138 (strandplevier), A176 (Zwartkopmeeuw), A191 (grote stern), A193 (visdief), A195 (dwergstern).
    Niet-broedvogels:
    A005 (fuut), A007 (kuifduiker), A026 (kleine zilverreiger), A034 (lepelaar), A041 (kolgans), A050 (smient), A051 (krakeend), A052 (wintertaling), A053 (wilde eend), A054 (pijlstaart), A056 (slobeend), A069 (middelste zaagbek), A075 (zeearend), A130 (scholekster), A132 (kluut), A137 (bontbekplevier), A138 (Strandplevier), A140 (goudplevier), A141 (zilverplevier), A143 (kanoet), A144 (drieteenstrandloper), A149 (bonte strandloper), A157 (Rosse grutto), A160 (wulp), A161 (zwarte ruiter), A162 (tureluur), A164 (groenpootruiter), A169 (steenloper).

Alle aangewezen beschermde waarden en instandhoudingsdoelstellingen voor aangewezen soorten van het betrokken Natura 2000-gebied staan vermeld op www.natura2000.nl/gebieden/zeeland/westerschelde-saeftinghe/westerschelde-saeftinghe-doelstelling.

 

Conclusie afbakening

Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van het project op de natuurwaarden in de aangevulde PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden

 

2.2 Mogelijke effecten en mitigatie

2.2.1 Habitattypen

Verontreiniging en emissies

De PB stelt hierover het volgende: 'Er worden bij mosselkweek geen gebiedsvreemde stoffen in het water opgelost. Er is verder geen sprake van emissies veroorzaakt door de activiteiten omdat er sprake zal zijn van volledig geëlektrificeerde activiteiten'.

Verandering in dynamiek van substraat op de bodem

Mosselen kunnen faeces en pseudofaeces produceren. Dit materiaal kan bezinken en ophopen en daardoor leiden tot veranderingen in de dynamiek van het substraat op de bodem. De projectlocatie in de Westerschelde staat echter onder invloed van aanzienlijke stroming en golfslag. Hierdoor treedt er geen verandering in dynamiek op. Verder blijkt uit literatuur dat veranderingen in dynamiek veroorzaakt door mosselkweek meestal binnen 20-50 meter van de installaties niet meer meetbaar zijn.

Verandering in soortensamenstelling

Mosselen kunnen faeces en pseudofaeces produceren. Dit kan leiden tot het organisch rijker worden van het water, wat een verandering in soortensamenstelling kan veroorzaken. De projectlocatie in de Westerschelde staat echter onder invloed van aanzienlijke stroming en golfslag. Hierdoor is er van ophoping van organisch materiaal geen sprake. En treedt er ook geen verandering in soortensamenstelling op.

Verstoring van habitat of verlies van oppervlakte aan habitat

De activiteiten kunnen leiden tot verstoring of verlies aan habitat. Het project vindt echter maar in een beperkt deel van het Habitattype H1130 plaats. En bevindt zich in het deel dat niet droog komt te staan, waardoor effecten minimaal zijn. Door de activiteit kan lokaal en tijdelijk het doorzicht verminderen. Dit leidt tot permanente effecten.

Ik onderschrijf de in de PB getrokken conclusie dat een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstelling van het habitattype H1130 (estuaria) is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen significant negatieve effecten van de activiteit op het genoemde habitattype plaatsvindt, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (nummers 13 t/m 19).

 

2.2.2. Habitatrichtlijnsoorten

Verstoring van beschermde soorten (visueel, door geluid of trillingen)

Door de activiteiten kan verstoring van soorten optreden. De Westerschelde is een drukbevaren vaarweg, waardoor de dieren die hier voorkomen ook gewend zijn aan enige verstoring. Voor de projectlocatie geldt dat deze zich ook bevindt op een locatie waar reeds visserij plaatsvindt. De soorten op de projectlocatie zijn dus al gewend aan enige verstoring. Verder vinden de activiteiten beperkt in tijd, plaats en ruimte, waardoor er geen grote verstorende werking van de activiteiten uitgaat.

Ik onderschrijf de in de PB getrokken conclusie dat een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de soorten H1095 (zeeprik), H1099 (rivierprik), H1103 (fint), H1351 (bruinvis), H1364 (grijze zeehond) en H1365 (gewone zeehond) is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen significant negatieve effecten van activiteit op de genoemde zeehondensoorten plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (nummers 26 t/m 28).

 

2.2.3. Vogelrichtlijnsoorten (Broedvogels en niet-broedvogels)

Verstoring van vogels

Directe verstoring broedende vogels

De mosselkweek kan leiden tot verstoring van broedende vogels. Het project bevindt zich echter op ruime afstand van geschikte broedbiotopen waardoor kan worden uitgesloten dat de aanwezigheid van de systemen en de werkzaamheden leiden tot directe verstoring van broedende vogels (op het nest).

Verstoring van het foerageergebied

Ook leidt de aanwezigheid van de installaties vanwege de sublitorale ligging niet tot een lokale afname van geschikt foerageergebied. Bij de installaties wordt maximaal 4 uur per dag gewerkt en alleen rond hoogwater. Hierdoor vindt er weinig verstoring plaats op het moment dat de meesten vogelsoorten foerageren (namelijk bij lagere waterstanden als platen droog komen te liggen). Hierdoor is er geen sprake van significant negatieve effecten veroorzaakt door de werkzaamheden.

De installaties nemen in geval van maximale opschaling 25 hectare (0.25 km2) in van het gehele gebied rondom de Hooge Platen, waardoor voldoende alternatief foerageergebied beschikbaar blijft. Vanaf september tot en met februari vinden bijna geen werkzaamheden plaats, waardoor er in deze periode geen significant negatief effect is op het foerageergebied.

De aard van de werkzaamheden (beperkte geluidproductie, maximaal 4 uur per dag aanwezigheid rond hoogwater en zeer lokaal binnen het perceel) leidt ook niet tot verstoring van vogels die op droogvallende platen foerageren. Dit komt ook omdat de afstand van de projectlocatie tot droge delen van slikken en platen meer dan 100 meter bedraagt.

Verstoring van hoogwatervluchtplaatsen

In de PB wordt omschreven dat de afstand tot belangrijke hoogwatervluchtplaatsen nabij de projectlocatie minimaal 1400 meter bedraagt. Verder bevindt zich tussen de hoogwatervluchtplaatsen en de projectlocatie een vaargeul. Deze geul leidt ertoe dat vogels die zich op deze hoogwatervluchtplaatsen vestigen om te rusten gewend zijn aan het langskomende vaarverkeer. Door de afstand tussen het projectgebied en de hoogwatervluchtplaatsen en door het gebruik van de vaargeul tijdens vaarbewegingen is er geen kans op significant negatieve effecten door de activiteiten.

Ik onderschrijf de in de PB getrokken conclusie dat een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen voor de aangewezen vogelrichtlijnsoorten is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen significant negatieve effecten van activiteit op de genoemde vogelrichtlijnsoorten plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (nummers 20 t/m 25 en 29 t/m 31).

 

2.3 Cumulatie

Bij vergunningverlening voor een project dient een beoordeling plaats te vinden van de cumulatieve gevolgen indien het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Een vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.

2.3.1 Stikstof

Omdat door elektrificatie van de werkzaamheden geen stikstofemissie en -depositie plaatsvindt, vindt geen toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige en reeds overbelaste habitattypen van Natura 2000-gebieden plaats. Significante effecten zijn daarmee op voorhand uit te sluiten. De effecten van stikstofdepositie behoeven dus geen verdere bespreking.

2.3.2 Overige aspecten

Voor de overige aspecten van de activiteit die significant negatieve effecten op instandhoudingsdoelen kunnen veroorzaken is in de PB de eventuele cumulatie met verschillende soorten van activiteiten beoordeeld. Het gaat hier om scheepvaart, visserij, pierensteken en het baggeren en storten van baggerspecie. Specifiek is gekeken naar cumulatie met:

  • Ensis- en garnalenvisserij;

  • Het verspreiden, inclusief het transporteren, van grond- en baggerspecie in de Westerschelde bij de Pas van Terneuzen en de Inloop van Ossenisse, Havens Terneuzen en Hansweert;

  • Onderhoud van de vaargeul van de Westerschelde;

  • Pierensteken in nabijheid van de projectlocatie.

Ik onderschrijf de conclusie uit de PB dat er geen sprake is van significant negatieve effecten vanuit een eventuele cumulatie met effecten vanuit de hierboven beschreven projecten.

 

2.4 Werkplan en rapportage

Er wordt door de vergunninghouder jaarlijks een werkplan opgesteld waarin de opschaling van de activiteit voor het op het werkplan volgende jaar beschreven staat. Hierin wordt opgenomen hoeveel installaties worden geplaatst en waar binnen het vak.

Ook dient te worden geevalueerd hoe het voorgaande jaar is verlopen (reden om wel of niet op te schalen, beschrijving van opbrengst, schades aan de installaties, waarnemingen van (losgeraakt) zwerfvuil en overige bevindingen. Het werkplan wordt jaarlijks herzien en toegezonden aan de toezichthouder en het bevoegd gezag. Gedurende de looptijd van de vergunning mogen installaties niet worden verplaatst.

 

2.5 Conclusie

Met de uitgevoerde PB en actualisatie daarvan, de door mij aan de vergunning verbonden voorschriften alsmede de ondernomen mitigerende maatregelen, is de zekerheid verkregen dat de betreffende activiteiten, niet leiden tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied.

3. VOORSCHRIFTEN EN BEPERKINGEN

Ter bescherming van de in het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen.

Algemeen

  1. Deze vergunning staat op naam van Kwekerij de Zilte Oogst of diens rechtsopvolger (hierna: vergunninghouder).

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelende (rechts)personen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.

  3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een kopie van deze beschikking en tonen deze op eerste vordering aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren.

  4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen, zodanig dat zij daar ook invulling en uitvoering aan kunnen geven.

  5. De vergunde activiteiten worden overeenkomstig de ingediende aanvraag en bijbehorende PB uitgevoerd, met inachtneming van de aan deze vergunning verbonden voorschriften en beperkingen. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en/of PB met de voorschriften en beperkingen in onderhavige vergunning, prevaleren deze laatste.

  6. Het voornemen tot het uitvoeren van een activiteit in afwijking van de aanvraag wordt schriftelijk gemeld aan het bevoegd gezag. Uitvoering ervan kan uitsluitend plaatsvinden na verkregen schriftelijke instemming van of namens het bevoegd gezag.

  7. Bij een opgetreden incident wordt onverwijld melding gedaan aan het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit of diens rechtsopvolger, hierna: het Ministerie) over de aard en omvang van het incident, onder overlegging van alle relevante gegevens. Onder incident wordt in dit verband verstaan 'een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht' (bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een relevant habitattype of habitat- of vogelsoort bedreigen).

  8. Bij een opgetreden incident is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te laten verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, dit wordt ter beoordeling ook aan het Ministerie voorgelegd.

  9. Alle door of namens het Ministerie te geven aanwijzingen en/of uitvoeringsbepalingen worden binnen de in de aanwijzing bepaalde termijn opgevolgd.

  10. Alle correspondentie uit hoofde van deze vergunning gericht aan het Ministerie kan per reguliere post of per e-mail (natuurvergunningen@minlnv.nl) worden gedaan.

 

Nadere inhoudelijke voorschriften

Locatie en uitvoering

  1. Het gebruikte vaartuig is de YE33.

  2. De MHC-installaties, beslaan een maximale oppervlakte van 25 hectare en bevinden zich alleen in het sublitoraal. Verder zijn de installaties gelegen binnen het in figuur 1 van de PB aangegeven vijfhoekige vlak. De coördinaten van de hoekpunten van het vlak zijn.

    Hoekpuntnummer

    X

    Y

    Longitude

    Latitude

    Punt 1

    33972.81

    377877.5

    51,22.6258

    3,38.9276

    Punt 2

    34566.78

    377778.5

    51,22.5800

    3,39.4413

    Punt 3

    35911.10

    377736.7

    51,22.5746

    3,40.6002

    Punt 4

    35940.33

    377874.6

    51,22.6493

    3,40.6226

    Punt 5

    34061.70

    378212.8

    51,22.8077

    3,38.9973

 

  1. Binnen het vlak dient de waterdiepte (bij laagwater) nog minimaal 30 centimeter te bedragen.
  2. De afstand tot droge delen van platen en slikken dient minimaal 100 meter te bedragen.

  3. De installaties worden opgezet volgens de Franse techniek. Dit betreft een opstelling van palen over een breedte van 6 meter met daartussen 18 invangtouwen (lijnen) met een lengte van 100 meter per invangtouw. De totale lengte aan invangtouw per installatie bedraagt daarmee maximaal 1800 meter.

  4. De installaties dienen in de stroomrichting te worden geplaatst.

  5. Er wordt begonnen met een aantal van 5 installaties aan het begin van 2024. Per opvolgend jaar worden hier 10 tot 100 installaties bijgeplaatst tot een maximum van 405 installaties is gerealiseerd. Het aantal installaties dat per jaar mag maximaal het aantal bedragen als beschreven in de onderstaande tabel:

    Jaar

    2024

    2025

    2026

    2027

    2028

    Aantal installaties binnen het aangegeven vlak na bijplaatsing

    5

    105

    205

    305

    405

     

 

18. De opschaling dient vanuit westelijke naar oostelijke richting binnen het vlak plaats te vinden, met uitzondering van de
eerste 5 installaties.

19. Al geplaatste installaties mogen niet meer verplaatst worden, behalve bij volledige verwijdering bij het beëindigen van de
activiteit.

 

Werkzaamheden en verstoring

  1. In de herfst- en winterperiode (september tot en met februari) vinden geen activiteiten op de locatie plaats, tenzij noodzakelijk voor de (vaar)veiligheid of in geval van calamiteiten.

  2. Alle mechanische activiteiten (vaarbewegingen, plaatsen, oogsten, controleren, onderhoud van de installaties) dienen elektrisch te worden uitgevoerd.

  3. Alle activiteiten dienen alleen overdag bij daglicht (tussen zonsopkomst en zonsondergang) te worden uitgevoerd.

  4. Alle activiteiten dienen alleen plaats te vinden tussen 90 minuten (1,5 uur) voor en 210 minuten (3,5 uur) na hoogwater.

  5. De installaties worden door middel van een waterspuit (spuitlans) in de grond gebracht (geen heien of trillen).

  6. De installaties moeten zo worden geplaatst, zodat bij laagwater ca. 30 cm onder de systemen blijft staan (ter voorkoming van het verstoren van foeragerende vogels op de slikken).

  7. Er vinden geen werkzaamheden (plaatsen systemen, onderhoud, controle, oogsten etc.) binnen 1200 meter van rustende zeehonden die zich bevinden binnen de contouren van het Toegangbeperkend Besluit (TBB) Westerschelde & Saeftinghe (betreffende het Hooge Platen-complex).

  8. De vaarroute die wordt gebruikt loopt van de haven van Breskens, via de geul ten zuiden van de zandplaten naar de projectlocatie. Het perceel (figuur 1 PB) dient vanuit het westen te worden in– en uitgevaren. Buiten het aangewezen perceel varen is behalve de in dit voorschrift beschreven vaarroute niet toegestaan.

  9. De vergunninghouder dient het bepaalde in artikel 11.6 van het Besluit Activiteiten Leefomgeving in acht te nemen. Deze zorgplicht vult u in ieder geval in door bij rustende zeehonden op de aanwezige (droogvallende) platen minimaal 1.200 meter afstand in acht te nemen. Mocht deze afstand niet realiseerbaar zijn, door de ligging van de vaarroute of omdat de geul onvoldoende breedte heeft, dan dient zo rustig mogelijk doorgevaren te worden, waar praktisch mogelijk aan de andere kant van de geul.

  10. Om verstoring van vogels tijdens het varen naar de projectlocatie te minimaliseren, zowel op open water als op hoogwatervluchtplaatsen (HVP's) wordt bij groepen rustende vogels (vanaf circa 25 exemplaren) een lage vaarsnelheid (maximaal 5 tot 6 knopen) aangehouden.

  11. Om verstoring van vogels te minimaliseren (zowel op open water als op HVPs) wordt bij groepen rustende vogels (vanaf circa 25 exemplaren) minimaal 500 meter afstand gehouden.

  12. Geluidsapparatuur anders dan ten behoeve van communicatiedoeleinden is niet toegestaan.

 

Zwerfvuil

  1. De systemen dienen deugdelijk van constructie te zijn: zij mogen niet los kunnen slaan van de bodem. Ook het invangmateriaal dient zo goed mogelijk bevestigd te worden.

  2. Losgelaten materiaal (zwerfvuil) moet gemerkt zijn met visserijregistratietekens. Op deze manier is zwerfvuil afkomstig van dit project traceerbaar.

  3. Indien er traceerbaar zwerfvuil wordt waargenomen, dient direct te worden nagegaan wat de oorzaak hiervan is. Deze oorzaak dient zo snel mogelijk te worden opgelost.

  4. Zwerfvuil dat zich in nabijheid van de projectlocatie bevindt, of wordt waargenomen tijdens de heen- en terugvaart, dient direct te worden verzameld en dient aan de wal naar een juiste verwerker te worden afgevoerd. De kosten hiervan komen voor rekening van de vergunninghouder.

  5. De vergunninghouder ziet toe op het vervangen van (invang)touwen die tekenen van slijtage vertonen, ter voorkoming van het verspreiden van microplastics.

 

Verwijdering

  1. De gehele technische infrastructuur van de MHC, dient na afloop van de vergunning (indien deze niet wordt verlengd dan wel daarvoor geen nieuwe vergunning wordt verleend), te worden verwijderd.

  2. Het moment van verwijdering van de gecombineerde MHC dient minimaal een maand van tevoren schriftelijk of per e-mail (natuurvergunningen@minlnv.nl) gemeld te worden aan het bevoegd gezag.

  3. Zodra de werkzaamheden met betrekking tot de vergunde activiteit feitelijk zijn beëindigd, meldt de vergunninghouder dit uiterlijk binnen een week bij het bevoegd gezag.

 

Rapportage en monitoring

  1. Er wordt door de vergunninghouder jaarlijks een werkplan opgesteld waarin de opschaling van de activiteit voor het op het werkplan volgende jaar beschreven staat. Hierin wordt opgenomen hoeveel installaties worden geplaatst en waar binnen het vak. In het werkplan dient te worden geevalueerd hoe het voorgaande jaar is verlopen (reden om wel of niet op te schalen, beschrijving van opbrengst, schades aan de installaties, waarnemingen van (losgeraakt) zwerfvuil en overige bevindingen.

  2. Dit werkplan dient voordat er kan worden opgeschaald jaarlijks voor het plaatsen van nieuwe installaties (dus voor 1 maart van het jaar) te worden voorgelegd aan de toezichthouder.

  3. Het aantal vogels dat zich in nabijheid (binnen 500 meter) van de locatie bevindt dient wekelijks door de vergunninghouder te worden gerapporteerd. Hiervoor dient een gecertificeerd ecoloog te worden ingeschakeld. Het gaat dan om de soort, het geschatte aantal vogels per soort en het gedrag dat de vogel vertoond (ruien, foerageren, rusten etc.). Dit dient te worden toegevoegd aan het kopje 'overige bevindingen' uit het werkplan.

 

Toezicht

  1. De vergunninghouder voert een administratie waarin alle op deze vergunning betrekking hebbende documenten en bewijsstukken ten aanzien de naleving van de voorschriften en beperkingen van deze vergunning zijn opgenomen.

  2. De vergunninghouder geeft, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder(s).

  3. De vergunninghouder toont informatie en documenten op verzoek aan de bevoegde toezichthouder en opsporingsambtenaren.

 

Looptijd/geldigheid

  1. Deze vergunning is geldig vanaf publicatie ervan en uiterlijk tot en met 1 maart 2029. Dit in verband met het aanleveren van het werkplan/evaluatiedocument over 2028.

 

TER INFORMATIE

Op grond van art. 5.1, lid 1 van de Wnb jo. afdeling 4.1.1. Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.

Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb kan een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan, aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

 

Hoogachtend,

De minister voor Natuur en Stikstof,

Namens deze:

MT-lid Directoraat-Generaal Natuur en Visserij

 

BIJLAGEN:

  1. Passende beoordeling mosselhangcultuur Westerschelde

  2. Addendum op Passende beoordeling mosselhangcultuur Westerschelde

  3. Nota van Antwoord mosselhangcultuur Westerschelde

PUBLICATIE BESLUIT

De Minister voor Natuur en Stikstof maakt dit besluit openbaar op grond van artikel 3.1 van de Wet open overheid. Het zal onder anonimisering van de persoonsgegevens geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen.

BEROEP

Bent u het niet eens met het definitieve besluit? Als belanghebbende kunt u hiertegen in beroep gaan.

U kunt uw beroepschrift digitaal of via een brief indienen.

 

Digitaal dient u in via het beroepschriftformulier:

https://formulier.rechtspraak.nl/burger/bestuur/beroepschrift/rechtbank

U heeft hier een DigiD voor nodig. Let op: het digitale beroepschriftformulier is niet bruikbaar voor rechtspersonen of voor gemachtigden van rechtspersonen. Bedrijven als een besloten vennootschep (bv) of naamloze vennootschap (nv) en organisatie als een stichting of vereniging dienen hun stukken op papier in. Een eenmanszaak, vennootschep onder firma (vof) of commanditaire vennootschap (cv) kan de formulieren wel gebruiken. Zij kunnen inloggen met hun DigiD.

 

Via een brief. Vermeld in uw beroepschrift:

  • uw naam en adres

  • het besluit waartegen u in beroep gaat

  • waarom u het niet eens bent met de beslissing van het bestuursorgaan

  • wat de beslissing volgens u moet zijn

 

Dateer en onderteken het beroepschrift. Uw woonplaats is bepalend bij de vraag bij welke rechtbank u uw beroepschrift moet indienen. Heeft u geen woonplaats in Nederland dan is de zetel van het bestuursorgaan bepalend.

Via https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Contact#contactgegevens

kunt u nagaan bij welke rechtbank u uw beroepschrift moet indienen.

 

Stuur de stukken die belangrijk zijn voor de rechter mee met het beroepschrift. In elk geval:

  • het besluit waartegen u beroep instelt.

  • eventuele documenten en foto's waarmee u uw standpunt onderbouwt.

Naar boven