Onderwerp: Bezoek-historie

Arbeidstijdenbesluit vervoer
Publicatiedatum:01-09-2003Geldigheid:01-09-2003 t/m 10-06-2004Versie:vergelijk
Vergelijk versie 20030901 met:
Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Besluit van 14 februari 1998, houdende nadere regels inzake de arbeids- en rusttijden in of op voertuigen, aan boord van vaartuigen en voor loodsen (Arbeidstijdenbesluit vervoer)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 augustus 1997, nr. DGP/WJZ/V 723769, Directoraat-Generaal Personenvervoer;

Gelet op artikel 5:12, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 30 september 1997, no. W09.97.0529);

Gezien het nader rapport van Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 februari 1998, nr. DGP/WJZ/V 725 901, Directoraat-Generaal Personenvervoer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1

In dit besluit wordt verstaan onder wet: de Arbeidstijdenwet.

relaties0relaties0
relaties0

Hoofdstuk 2 Wegvervoer

§ 2.1 Algemene bepalingen

Definities

Artikel 2.1:1
relaties0
relaties0

§ 2.2 Toepassingsgebied van de wet

Gedeeltelijke uitsluiting van de toepasselijkheid van de wet

Artikel 2.2:1

Artikel 5:7 van de wet is niet van toepassing op verplaatsing over voor openbaar gebruik toegankelijke wegen van een vrachtauto, bus of taxi in lege of beladen toestand als bedoeld in artikel 2.3:1, alsmede de daar bedoelde direct daarmee samenhangende werkzaamheden.

relaties0relaties0

Uitbreiding van de toepasselijkheid van de wet

Artikel 2.2:2

Paragraaf 5.1 en – voorzover aangeduid als strafbare feiten – de paragrafen 5.2 tot en met 5.5 en de daarop berustende bepalingen en artikel 11:1 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing op de bestuurder die geen werkgever of werknemer is in de zin van de wet.

relaties0relaties0
relaties0

§ 2.3 Toepasselijkheid van dit hoofdstuk

Toepasselijkheid op arbeid in of op motorrijtuigen

Artikel 2.3:1

Met uitsluiting van het Arbeidstijdenbesluit zijn dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen van toepassing op iedere verplaatsing over voor openbaar gebruik toegankelijke wegen in lege of beladen toestand, alsmede de direct daarmee samenhangende werkzaamheden, van:

  • a.een vrachtauto waarvan het kenteken- of registratiebewijs een laadvermogen van meer dan 500 kilogram vermeldt, alsmede een losse trekker; relaties0
  • b.een bus; relaties0
  • c.een taxi, niet zijnde een ambulance. relaties0
relaties0relaties0

Uitsluiting van de toepasselijkheid van dit hoofdstuk

Artikel 2.3:2
  • 1. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op vervoer met voertuigen als bedoeld in artikel 4, onderdelen 4, 5, 7, 8, 10, 11 en 12 van verordening (EEG) nr. 3820/85. relaties0
  • 2. Dit hoofdstuk is, behoudens artikel 2.7:4, niet van toepassing op arbeid, verricht door een jeugdige werknemer. relaties0
  • 3. De artikelen 2.5:1, tweede en derde lid, en 2.5:4, tweede en derde lid, zijn niet van toepassing ten aanzien van vervoer, verricht onder gezag van een niet in Nederland gevestigde werkgever. relaties0
relaties0
relaties0

§ 2.4 Registratie

Bewaring van gegevens

Artikel 2.4:1

De werkgever en de persoon, bedoeld in artikel 2:7, eerste lid, van de wet, bewaren de gegevens en bescheiden met betrekking tot de in artikel 4:3 van de wet neergelegde registratieverplichting ten minste 52 weken, gerekend vanaf de datum waarop de desbetreffende gegevens en bescheiden betrekking hebben.

relaties0relaties0

Werkmap

Artikel 2.4:2
  • 1. Bij taxivervoer heeft de bestuurder gedurende de tijd dat hij arbeid verricht een geldige werkmap bij zich volgens een door Onze Minister vastgesteld model.relaties0
  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien een dienstrooster is opgesteld overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 2.4:3. relaties0
  • 3. Bij regeling van Onze Ministers kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de inhoud, het gebruik, de vorm, de afgifte en de verlenging van de geldigheidsduur van de werkmap. relaties0
relaties0

Dienstrooster

Artikel 2.4:3
relaties0

Misbruik controlemiddelen

Artikel 2.4:4

Het is de werkgever, de werknemer en de persoon, bedoeld in artikel 2:7, eerste lid, van de wet, verboden:

  • a.in of op controlemiddelen onjuiste gegevens of onjuiste aantekeningen te stellen, te doen stellen, of toe te laten dat zij daarin of daarop gesteld worden; relaties0
  • b.in of op controlemiddelen wijziging aan te brengen, te doen aanbrengen of toe te laten dat wijziging wordt aangebracht in vroeger daarin of daarop gestelde gegevens of aantekeningen, deze onleesbaar te maken, te doen maken of toe te laten dat zij onleesbaar gemaakt worden; relaties0
  • c.controlemiddelen geheel of ten dele zoek te maken of te doen zoekmaken, ondeugdelijk te maken of te doen maken, te vernietigen of te doen vernietigen, verborgen te houden of te doen verborgen houden, dan wel toe te laten dat deze zoekgemaakt, ondeugdelijk gemaakt, vernietigd of verborgen gehouden worden;relaties0
  • d.gebruik te maken van een controlemiddel waarop of waarin onjuiste aantekeningen zijn gesteld, waarop of waarin in de aantekeningen wijzigingen zijn aangebracht dan wel waarop of waarin aantekeningen onleesbaar zijn gemaakt.relaties0
relaties0relaties0

Nadere uitvoeringsregels

Artikel 2.4:5
  • 1. Bij regeling van Onze Ministers kunnen nadere regels worden gesteld, welke voor de uitvoering van verordening (EEG) nr. 3821/85 noodzakelijk zijn. relaties0
  • 2. Voor zover verordening (EEG) nr. 3820/85 van toepassing is, is het verboden te handelen in strijd met de artikelen 1, 3, eerste lid, en 13 tot en met 16 van verordening (EEG) nr. 3821/85.relaties0
  • 3. Voor zover verordening (EEG) nr. 3820/85 van toepassing is, leeft de bestuurder het voorschrift van artikel 12, tweede volzin van verordening (EEG) nr. 3820/85 na.relaties0
relaties0

Aanwijzing autoriteiten

Artikel 2.4:6
  • 1. Onze Ministers worden aangewezen als bevoegde instantie, bedoeld in de artikelen 16, eerste lid, derde volzin, en 19, derde lid, van verordening (EEG) nr. 3821/85. relaties0
  • 2. De Dienst Wegverkeer wordt aangewezen als bevoegde instantie, bedoeld in de artikelen 7, 9, tweede lid, en 12, eerste, tweede, derde en vijfde lid, van verordening (EEG) nr. 3821/85. relaties0
  • 3. De Dienst Wegverkeer wordt aangewezen als instantie tot uitvoering van de artikelen 5, 6, 8 en 11 van verordening (EEG) nr. 3821/85. relaties0
relaties0
relaties0

§ 2.5 Arbeids- en rusttijden

Rusttijd

Artikel 2.5:1
  • 1. In plaats van de artikelen 5:3, tweede en derde lid, en 5:5, tweede lid, van de wet wordt dit artikel toegepast. relaties0
  • 2. De werknemer heeft:
    • a.een onafgebroken rusttijd van ten minste 11 uren in elke periode van 24 achtereenvolgende uren, te rekenen vanaf het tijdstip dat de werknemer niet vrij is om over zijn eigen tijd te beschikken; relaties0
    • b.per week een onafgebroken rusttijd overeenkomstig artikel 8, derde lid, van verordening (EEG) nr. 3820/85; relaties0
    • c.een rusttijd van ten minste 228 uren in elke periode van 2 weken. relaties0
    relaties0
  • 3. Van het tweede lid kan met inachtneming van het vierde lid slechts bij collectieve regeling worden afgeweken. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de vorige volzin is bepaald, wordt afgeweken van het tweede lid, is nietig. relaties0
  • 4. De bestuurder handelt overeenkomstig de artikelen 8 en 9 van verordening (EEG) nr. 3820/85.relaties0
relaties0

Arbeid op zondag

Artikel 2.5:2

Voor taxivervoer wordt voor de toepassing van artikel 5:4 van de wet de zondag aangemerkt als de periode gelegen tussen zondag 06.00 uur en 24.00 uur.

relaties0relaties0

Rijtijd

Artikel 2.5:3

De bestuurder handelt overeenkomstig artikel 6 van verordening (EEG) nr. 3820/85.

relaties0relaties0

Arbeid in nachtdienst

Artikel 2.5:4
  • 1. In plaats van artikel 5:8 van de wet wordt dit artikel toegepast. relaties0
  • 2. Ten aanzien van de werknemer die arbeid verricht in nachtdienst, geldt dat hij:
    • a.hetzij ten hoogste 26 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken arbeid in nachtdienst verricht; relaties0
    • b.hetzij ten hoogste 12 uren in elke periode van 2 achtereenvolgende weken arbeid verricht tussen 00.00 uur en 06.00 uur. relaties0
    relaties0
  • 3. Van het tweede lid kan, met inachtneming van het vierde lid, slechts bij collectieve regeling worden afgeweken. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de vorige volzin is bepaald, wordt afgeweken van het tweede lid, is nietig. relaties0
  • 4. De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer:
    • a.hetzij ten hoogste 35 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken arbeid in nachtdienst verricht; relaties0
    • b.hetzij ten hoogste 20 uren in elke periode van 2 achtereenvolgende weken arbeid verricht tussen 00.00 uur en 06.00 uur. relaties0
    relaties0
relaties0

Afwijkingen arbeid in nachtdienst

Artikel 2.5:5
  • 1. Dit artikel is uitsluitend van toepassing op arbeid verricht in het kader van:
    • a.vervoer van brood- en banketbakkerijproducten; relaties0
    • b.vervoer van goederen van en naar distributiecentra, terminals of luchthavens; relaties0
    • c.grensoverschrijdend vervoer van bloembollen, bloemen, planten en boomkwekerijproducten, groente en fruit; relaties0
    • d.vervoer per taxi; relaties0
    • e.vervoer ten behoeve van het onderhoud en de aanleg van wegen en railverbindingen. relaties0
    relaties0
  • 2. In afwijking van artikel 2.5:4, vierde lid, kan dit artikel worden toegepast indien de aard van het vervoer met zich brengt dat dit vervoer hoofdzakelijk gedurende de nacht plaatsvindt en dit door het op een andere wijze organiseren van het vervoer redelijkerwijs niet is te voorkomen. relaties0
  • 3. De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer:
    • a.hetzij ten hoogste 42 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken en 140 maal in elke periode van 52 achtereenvolgende weken arbeid in nachtdienst verricht; relaties0
    • b.hetzij ten hoogste 38 uren in elke periode van 2 achtereenvolgende weken arbeid verricht tussen 00.00 uur en 06.00 uur. relaties0
    relaties0
relaties0

Pauze

Artikel 2.5:6
  • 1. Behoudens ten aanzien van voertuigen als bedoeld in artikel 4, onder 3 van verordening (EEG) nr. 3820/85 wordt in plaats van artikel 5:10, tweede tot en met zevende lid, van de wet, dit artikel toegepast.relaties0
  • 2. De bestuurder handelt overeenkomstig artikel 7, eerste en tweede lid, van verordening (EEG) nr. 3820/85.relaties0
relaties0
relaties0

§ 2.6 Vrijstellingen

Artikel 2.6:1

  • 1. Onze Ministers kunnen, indien daartoe gegronde redenen aanwezig zijn, vrijstelling verlenen van:
    • a.artikel 2.5:4, vierde lid; relaties0
    • b.de verplichting tot het installeren van een controlemiddel, voorzover dit niet in strijd is met verordening (EEG) nr. 3820/85; relaties0
    • c.artikel 2.7:2. relaties0
    relaties0
  • 2. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt niet verleend dan nadat de belanghebbende werkgevers of werkgeversorganisaties met volledige rechtsbevoegdheid en werknemersorganisaties met volledige rechtsbevoegdheid in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze naar voren te brengen. relaties0
  • 3. De werkgever en de persoon, bedoeld in artikel 2:7, eerste lid, van de wet, leven de aan de vrijstelling verbonden voorschriften na. relaties0
relaties0
relaties0

§ 2.7 Overige bepalingen

Jaagpremieverbod

Artikel 2.7:1

Het is de werkgever verboden een werknemer te belonen naar gelang van de afgelegde afstand of de hoeveelheid vervoerde goederen, tenzij deze beloningen de verkeersveiligheid niet in gevaar kunnen brengen.

relaties0relaties0

Chauffeursvakbekwaamheid

Artikel 2.7:2
  • 1. De bestuurder van een bus en de bestuurder van een vrachtauto met een toegestaan maximumgewicht van meer dan 7500 kg, die geboren zijn na 30 juni 1955, hebben een door Onze Ministers erkend getuigschrift van vakbekwaamheid, of een gewaarmerkt afschrift daarvan, bij zich, waaruit blijkt dat zij met goed gevolg een opleiding voor bestuurder van een autobus, onderscheidenlijk van een vrachtauto, hebben gevolgd. relaties0
  • 2. De werkgever ziet toe op het bezit van het in het eerste lid bedoelde getuigschrift of het gewaarmerkte afschirft daarvan. relaties0
relaties0

Aanwijzing autoriteiten

Artikel 2.7:3

Onze Ministers worden aangewezen als de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder b, van verordening (EEG) nr. 3820/85.

relaties0relaties0

Bijrijder

Artikel 2.7:4
  • 1. De werkgever mag een jeugdige werknemer als bijrijder arbeid doen verrichten indien:
    • a.deze in het bezit is van een verklaring, afgegeven door de Stichting Landelijk Orgaan Beroepsonderwijs, Transport en Logistiek, waaruit blijkt dat hij aldaar is ingeschreven als leerling, en relaties0
    • b.het vervoer geheel in Nederland wordt verricht. relaties0
    relaties0
  • 2. De werkgever ziet toe op het bezit van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde verklaring. relaties0
relaties0
relaties0
relaties0

Hoofdstuk 3 Railvervoer

§ 3.1 Toepasselijkheid van het hoofdstuk

Artikel 3.1:1

Dit hoofdstuk is van toepassing op werknemers van 18 jaar of ouder, die voor een spoorwegonderneming als bedoeld in de Spoorwegwet, arbeid verrichten in of op een railvoertuig, gebezigd in verband met vervoer over hoofd- en lokaalspoorwegen, alsmede de daarop aansluitende raccordementen.

relaties0relaties0
relaties0

§ 3.2 Arbeids- en rusttijden

Arbeid in nachtdienst

Artikel 3.2:1
  • 1. Dit artikel is uitsluitend van toepassing op arbeid verricht in verband met het vervoer van personen. relaties0
  • 2. In afwijking van artikel 5:8, derde lid, onderdeel d, van de wet kan dit artikel worden toegepast. relaties0
  • 3. De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer die arbeid verricht in nachtdienst na een reeks van ten minste 3 en ten hoogste 7 maal achtereen arbeid te hebben verricht in nachtdienst, een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 48 uren, welke rusttijd in elke periode van 13 achtereenvolgende weken ten hoogste 4 maal mag worden ingekort met 1 uur. relaties0
relaties0
Artikel 3.2:2
  • 1. Dit artikel is uitsluitend van toepassing op arbeid verricht in verband met het vervoer van goederen. relaties0
  • 2. In afwijking van artikel 5:8, derde lid, onderdeel b, onder 2°, van de wet kan dit artikel worden toegepast. relaties0
  • 3. De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer die arbeid verricht in nachtdienst ten hoogste 42 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken en 140 maal in elke periode van 52 achtereenvolgende weken arbeid in nachtdienst verricht. relaties0
relaties0
relaties0
relaties0

Hoofdstuk 4 Luchtvaart

§ 4.1 Algemene bepalingen

Begrip boordpersoneel

Artikel 4.1:1

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. lid van het cockpitpersoneel: de werknemer van 18 jaar of ouder die aan boord van een luchtvaartuig werkzaamheden heeft te verrichten die van direct belang zijn voor de bediening van het luchtvaartuig tijdens de vlucht; relaties0
  • b. lid van het cabinepersoneel: de werknemer van 18 jaar of ouder die, niet zijnde lid van het cockpitpersoneel, aan boord van een luchtvaartuig enige werkzaamheden heeft te verrichten ten behoeve van de inzittenden tijdens de vlucht; relaties0
  • c. lid van het boordpersoneel: lid van het cockpitpersoneel en cabinepersoneel. relaties0
relaties0relaties0

Begrippen vliegwerktijd, reservetijd, rusttijd, grondtijd en rustgelegenheid

Artikel 4.1:2

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. vliegwerktijd: de periode van het ogenblik af, waarop een lid van het boordpersoneel zich dient te melden voor de uitoefening van zijn functie tot het einde van zijn werkzaamheden; relaties0
  • b. reservetijd: een periode waarin een lid van het boordpersoneel niet voor een vlucht is ingedeeld en niet verplicht is op de luchthaven aanwezig te zijn, maar wel beschikbaar dient te zijn voor het ontvangen van een opdracht tot het uitvoeren van enige verkeersvlucht; relaties0
  • c. rusttijd: elke periode buiten de vliegwerktijd gedurende welke een lid van het boordpersoneel is ontheven van alle taken en opdrachten, en daarin de gelegenheid heeft om rust te genieten in een passende accommodatie; relaties0
  • d. grondtijd: elke periode van de vliegwerktijd die geen deel uitmaakt van een vlucht; relaties0
  • e. rustgelegenheid: de deugdelijke accommodatie aan boord van het luchtvaartuig, die het mogelijk maakt voor een lid van het boordpersoneel horizontale rust te genieten in een van de passagiers en hinderlijke vracht afgescheiden ruimte. relaties0
relaties0relaties0

Begrippen vlieguren, vliegtijd, verkeersvlucht, rondvlucht en luchtarbeid

Artikel 4.1:3

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. vlieguren: de periode van het ogenblik af dat een vleugelvliegtuig zich op eigen kracht in beweging zet, met de bedoeling om op te stijgen, tot het ogenblik dat het vleugelvliegtuig na de vlucht tot stilstand komt op de gekozen of aangewezen vliegtuigopstelplaats en de motoren zijn afgezet; relaties0
  • b. vliegtijd: de periode van het ogenblik af dat het hefschroefvliegtuig zich op eigen kracht voortbeweegt tot het ogenblik waarop de hefschroef of hefschroeven tot stilstand komt of komen; relaties0
  • c. verkeersvlucht: een vlucht die vervoer door een luchtvaartmaatschappij ten doel heeft; relaties0
  • d. rondvlucht: een verkeersvlucht welke aanvangt en eindigt op hetzelfde terrein en welke een tijdsduur heeft van ten hoogste 60 minuten; relaties0
  • e. luchtarbeid: werkzaamheden uitgevoerd door een lid van het boordpersoneel tijdens de vlucht, niet zijnde een verkeersvlucht. relaties0
relaties0relaties0

Overige begrippen

Artikel 4.1:4

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. luchtvaartmaatschappij: onderneming, welke geheel of gedeeltelijk haar bedrijf maakt van het vervoer van personen, dieren of goederen met luchtvaartuigen tegen vergoeding; relaties0
  • b. luchtvaartuig: een toestel als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Luchtvaartwet; relaties0
  • c. dag: een periode van 00.00 uur tot 24.00 uur Universal Time Coordinated voor vleugelvliegtuigen en van 00.00 uur tot 24.00 uur lokale tijd voor hefschroefvliegtuigen; relaties0
  • d. luchthaven: een terrein, dat is ingericht voor het opstijgen en het landen alsmede de daarmede verband houdende beweging op dat terrein van luchtvaartuigen. relaties0
relaties0relaties0
relaties0

§ 4.2 Toepassingsgebied van de wet

Gedeeltelijke uitsluiting van de toepasselijkheid van de wet

Artikel 4.2:1

Artikel 4.3 en hoofdstuk 5 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn niet van toepassing op:

  • a.arbeid, verricht door een lid van het boordpersoneel van 18 jaar of ouder dat vluchten, niet zijnde verkeersvluchten maakt ten behoeve van het eigen bedrijf, of van de overheid; relaties0
  • b.luchtarbeid, verricht door een lid van het boordpersoneel van 18 jaar of ouder; relaties0
  • c.arbeid, verricht door een lid van het cabinepersoneel van 18 jaar of ouder van hefschroefvliegtuigen dat verkeersvluchten maakt; relaties0
  • d.arbeid, verricht door personen van 18 jaar of ouder aan boord van luchtvaartuigen, niet zijnde boordpersoneel. relaties0
relaties0relaties0

Uitbreiding van de toepasselijkheid van de wet

Artikel 4.2:2

Paragraaf 5.1 en – voorzover aangeduid als strafbare feiten – de paragrafen 5.2 tot en met 5.5 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van het boordpersoneel dat geen werkgever of werknemer is in de zin van de wet.

relaties0relaties0
relaties0

§ 4.3 Toepasselijkheid van het hoofdstuk

Toepasselijkheid op arbeid aan boord van luchtvaartuigen

Artikel 4.3:1

Met uitsluiting van hetgeen in het Arbeidstijdenbesluit is bepaald, is dit hoofdstuk van toepassing op arbeid, verricht aan boord van luchtvaartuigen.

relaties0relaties0
relaties0

§ 4.4 Registratie

Registratie

Artikel 4.4:1
  • 1. Elk lid van het cockpitpersoneel op verkeersvluchten met uitzondering van rondvluchten, houdt van zijn arbeids- en rusttijden een deugdelijke registratie bij of doet die bijhouden. relaties0
  • 2. Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat worden nadere regels gesteld omtrent de wijze van registratie. relaties0
relaties0

Bewaartermijn

Artikel 4.4:2

De werkgever, de persoon, bedoeld in artikel 4.2:2, en het lid van het cockpitpersoneel, bedoeld in artikel 4.4:1, eerste lid, bewaren de gegevens en bescheiden met betrekking tot artikel 4.4:1, eerste en tweede lid, en de in artikel 4.3 van de wet neergelegde registratieverplichting ten minste 52 weken, gerekend vanaf de datum waarop de desbetreffende gegevens en bescheiden betrekking hebben.

relaties0relaties0
relaties0

§ 4.5 Arbeids-, rust- en reservetijden cockpitpersoneel verkeersvluchten van vleugelvliegtuigen met uitzondering van rondvluchten

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 4.5:1

In plaats van paragraaf 5.2 van de wet is deze paragraaf van toepassing op het lid van het cockpitpersoneel op verkeersvluchten van vleugelvliegtuigen, met uitzondering van rondvluchten.

relaties0relaties0

Gelijkstelling met vliegwerktijd

Artikel 4.5:2
  • 1. De vliegwerktijd duurt tot ten minste 30 minuten na het beëindigen van de laatste vlucht in die periode, waarin het lid van het cockpitpersoneel als lid van het boordpersoneel optreedt. relaties0
  • 2. Als vliegwerktijd wordt tevens aangemerkt de tijdsduur van een door de werkgever gegeven opdracht, anders dan tot het als lid van het cockpitpersoneel maken van een verkeersvlucht. relaties0
  • 3. Indien een opdracht als bedoeld in het tweede lid het maken van één of meer opeenvolgende vluchten als passagier inhoudt, geldt als tijdsduur van deze opdracht de tijd vanaf het tijdstip van aanmelding voor de vlucht tot 30 minuten na het beëindigen van de vlucht. Artikel 4.5:3, eerste lid, onderdelen a tot en met c, is dan niet van toepassing. relaties0
relaties0

Vliegwerktijd en maximum gecorrigeerde vliegwerktijd

Artikel 4.5:3
  • 1. In bijlage A behorend bij dit besluit wordt de wijze van berekening vastgesteld van de vliegwerktijd en van de wijze waarop de gecorrigeerde vliegwerktijd daarvan wordt afgeleid onder toepassing van de volgende correcties:
    • a.voor landingen onder verschillende weersomstandigheden en met vliegtuigen met een verschillende startmassa, relaties0
    • b.het aantal landingen, relaties0
    • c.voor andere verzwarende omstandigheden dan bedoeld in de onderdelen a en b, en relaties0
    • d . voor grondtijd. relaties0
    relaties0
  • 2. In bijlage B behorend bij dit besluit worden de tabellen vastgesteld volgens welke de maximum gecorrigeerde vliegwerktijd wordt bepaald, afhankelijk van:
    • a.het tijdstip van aanvang van de vliegwerktijd uitgedrukt in lokale tijd van de luchthaven waar de vliegwerktijd aanvangt, relaties0
    • b.of de oproep tot aanmelding voor de vliegwerktijd valt in een reservetijd, relaties0
    • c.de mogelijkheden om af te lossen, relaties0
    • d.om in geval van aflossing van een rustgelegenheid, dan wel van een zitplaats in de cabine, gebruik te maken, en relaties0
    • e.de lengte van de eventuele voorafgaande bekorte rust. relaties0
    relaties0
  • 3. De werkgever organiseert de arbeid in overstemming met het eerste en tweede lid. relaties0
relaties0

Maximum vlieguren

Artikel 4.5:4

De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat de volgende maximum vlieguren als werkend lid van het cockpitpersoneel niet worden overschreden:

  • a.120 vlieguren in een aaneengesloten periode van 30 dagen; relaties0
  • b.320 vlieguren per kalenderkwartaal; relaties0
  • c.1000 vlieguren per kalenderjaar. relaties0
relaties0relaties0

Reservetijd

Artikel 4.5:5
  • 1. De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat:
    • a.een reservetijd ten hoogste 12 uren bedraagt; relaties0
    • b.gedurende ten minste 8 uren na een reservetijd geen nieuwe reservetijd aanvangt. relaties0
    relaties0
  • 2. Op een opdracht gegeven voor de aanvang van een reservetijd tot het uitvoeren van een vliegwerktijd waarvan het tijdstip van aanmelding ligt binnen 8 uren na afloop van die reservetijd is voor de bepaling van de maximum gecorrigeerde vliegwerktijd artikel 4.5:3, eerste en tweede lid, van toepassing. De opdracht wordt dan gezien als een opdracht die is ontvangen op het tijdstip, onmiddellijk voorafgaand aan het einde van de reservetijd. relaties0
  • 3. Indien het aanvangstijdstip van een vliegwerktijd wordt opgeschort, wordt de tijd tussen het oorspronkelijke meldingstijdstip en het werkelijke meldingstijdstip aangemerkt als reservetijd en zijn de correcties, bedoeld in het tweede lid, daarop van toepassing. relaties0
relaties0

Normale minimum rusttijd

Artikel 4.5:6
  • 1. In bijlage C behorend bij dit besluit, wordt de tabel vastgesteld volgens welke de normale minimum rusttijd, afhankelijk van de duur van de voorafgaande gecorrigeerde vliegwerktijd, wordt bepaald. relaties0
  • 2. De werkgever organiseert de arbeid in overeenstemming met het eerste lid. relaties0
relaties0

Rusttijden

Artikel 4.5:7
  • 1. Drie opeenvolgende rustperiodes bedragen tezamen ten minste 36 uren. relaties0
  • 2. Een lid van het cockpitpersoneel heeft een onafgebroken rusttijd van ten minste 36 uren in elke aaneengesloten periode van 7 dagen, hetzij een onafgebroken rusttijd van ten minste 48 uren in elke aaneengesloten periode van 10 dagen. relaties0
  • 3. Indien een lid van het cockpitpersoneel in een aaneengesloten periode van 8 dagen ten minste 128 uren rust heeft genoten, kan van het tweede lid worden afgeweken, mits hij in de aaneengesloten periode van 7 dagen volgend op de afwijking een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 72 uren. Afwijkingen als bedoeld in de vorige volzin worden niet direct achter elkaar toegepast. relaties0
  • 4. Bij toepassing van het tweede en derde lid vangt een nieuwe periode aan zodra de bedoelde rust is genoten. relaties0
  • 5. De rustperiodes kunnen opschuiven, ten behoeve van een reis als niet-werkend bemanningslid in opdracht van een luchtvaartmaatschappij, tot het einde van een reis. relaties0
  • 6. De werkgever organiseert de arbeid in overeenstemming met het eerste tot en met vijfde lid. relaties0
relaties0

Totale rusttijd over langere periode

Artikel 4.5:8

De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat:

  • a.een lid van het cockpitpersoneel in beginsel zodanig wordt ingedeeld dat de rusttijd in een aaneengesloten periode van 7 dagen ten minste 126 uur bedraagt; relaties0
  • b.indien het lid van het cockpitpersoneel, in afwijking van onderdeel a, minder dan 18 uren per dag rust geniet, een periode van maximaal 15 dagen aanvangt, waarin bijlage D behorend bij dit besluit van toepassing is. relaties0
relaties0relaties0

Bekorte rusttijd

Artikel 4.5:9
  • 1. Een normale minimum rusttijd van een lid van het cockpitpersoneel kan worden bekort tot niet minder dan 7,5 uur. relaties0
  • 2. Na een bekorte rust is de rusttijd van een lid van het cockpitpersoneel na de vliegwerktijd volgend op de bekorte rust, ten minste gelijk aan de normale minimum rusttijd volgens de tabel, bedoeld in artikel 4.5:6, vermeerderd met de tijd waarmee de normale minimum rust is bekort. relaties0
  • 3. Een rusttijd van minder dan 7,5 uur geldt als grondtijd. relaties0
  • 4. In afwijking van het tweede lid, kan een rust van een lid van het cockpitpersoneel meerdere malen achtereen worden bekort indien de vliegwerktijd bestaat uit opdrachten als bedoeld in artikel 4.5:2, derde lid. In dat geval wordt na afloop van de opdrachten een rusttijd genoten, die gelijk is aan de normale minimum rusttijd, vermeerderd met het totaal der bekortingen van de voorafgaande rustperiodes ten opzichte van de normale rust. relaties0
  • 5. De werkgever organiseert de arbeid in overeenstemming met het eerste tot en met vierde lid. relaties0
relaties0

Planning vliegwerktijd

Artikel 4.5:10
  • 1. De werkgever maakt een planning voor de vliegwerktijd. relaties0
  • 2. Bij de planning van een vliegwerktijd neemt de werkgever een verantwoorde marge in acht ten opzichte van de maximum gecorrigeerde vliegwerktijd, berekend volgens artikel 4.5:3. relaties0
  • 3. Indien de maximum gecorrigeerde vliegwerktijd ten minste 14 en ten hoogste 16 uren bedraagt, bedraagt deze marge ten minste 1,5 uur. Indien de maximum gecorrigeerde vliegwerktijd meer dan 16 uren bedraagt, bedraagt deze marge ten minste 2 uren. relaties0
  • 4. Bij optredende afwijkingen van de oorspronkelijke planning kan bij het opzetten van de nieuwe planning van de in het derde lid genoemde marges worden afgeweken, indien na afweging van alle belangen het verantwoord wordt geacht een kleinere marge in acht te nemen. relaties0
  • 5. Afwijkingen als bedoeld in het vierde lid worden terstond aan de Minister van Verkeer en Waterstaat gemeld. relaties0
  • 6. De planning eindigt bij de aanvang van de vliegwerktijd. relaties0
relaties0
relaties0

§ 4.6 Arbeids-, rust en reservetijden cabinepersoneel vleugelvliegtuigen van verkeersvluchten met uitzondering van rondvluchten

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 4.6:1

In plaats van paragraaf 5.2 van de wet is deze paragraaf van toepassing op het lid van het cabinepersoneel op verkeersvluchten van vleugelvliegtuigen, met uitzondering van rondvluchten.

relaties0relaties0

Overeenkomstige van toepassingverklaring

Artikel 4.6:2

Artikel 4.5:2 is van overeenkomstige toepassing op het lid van het cabinepersoneel op verkeersvluchten met dien verstande dat daar waar wordt verwezen naar artikel 4.5:3, gelezen moet worden artikel 4.6:3.

relaties0relaties0

Vliegwerktijd en maximum gecorrigeerde vliegwerktijd

Artikel 4.6:3
  • 1. In bijlage E behorend bij dit besluit wordt de wijze van berekening vastgesteld van de vliegwerktijd en van de wijze waarop de gecorrigeerde vliegwerktijd voor het lid van het cabinepersoneel op verkeersvluchten daarvan wordt afgeleid onder toepassing van de volgende correcties: relaties0
  • 2. In bijlage F behorend bij dit besluit worden de tabellen en wijzen van berekening vastgesteld volgens welke de maximum gecorrigeerde vliegwerktijd wordt bepaald afhankelijk van:
    • a.het tijdstip van aanvang van de vliegwerktijd uitgedrukt in lokale tijd van de luchthaven waar de vliegwerktijd aanvangt, relaties0
    • b.of de oproep tot aanmelding voor de vliegwerktijd valt in een reservetijd; relaties0
    • c.de mogelijkheid om af te lossen, relaties0
    • d.om in geval van aflossing van een rustgelegenheid, dan wel van een zitplaats in de cabine, gebruik te maken, relaties0
    • e.de lengte van de eventuele voorafgaande bekorte rust, en relaties0
    • f.het aan- en afmeldingstijdstip. relaties0
    relaties0
  • 3. De werkgever organiseert de arbeid in overeenstemming met het eerste en tweede lid. relaties0
relaties0

Rusttijd en reservetijd

Artikel 4.6:4
  • 1. De artikelen 4.5:5 tot en met 4.5:10 zijn van overeenkomstige toepassing op het lid van het cabinepersoneel op verkeersvluchten met dien verstande dat in de artikelen 4.5:5 en 4.5:10 voor «artikel 4.5.3» wordt gelezen: artikel 4.6.3. relaties0
  • 2. De werkgever organiseert de arbeid in overeenstemming met het eerste lid. relaties0
relaties0
relaties0

§ 4.7 Arbeids- en rusttijden boordpersoneel rondvluchten

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 4.7:1

In plaats van paragraaf 5.2 van de wet is deze paragraaf van toepassing op het lid van het boordpersoneel op rondvluchten.

relaties0relaties0

Arbeids- en rusttijden

Artikel 4.7:2
  • 1. De werkgever ontwerpt regels ten aanzien van de arbeids- en rusttijden voor elk lid van het boordpersoneel op rondvluchten. Deze regels zijn zodanig dat de veiligheid van de vlucht niet in gevaar wordt gebracht door vermoeidheid, optredende, hetzij tijdens een vlucht, hetzij tijdens een serie vluchten, hetzij tijdens een bepaalde periode. relaties0
  • 2. Deze regels worden ter instemming aan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en aan Onze Minister voorgelegd. relaties0
  • 3. De werkgever organiseert de arbeid in overeenstemming met de regels waarvoor Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en Onze Minister instemming hebben gegeven. relaties0
relaties0
relaties0

§ 4.8 Arbeids-, rust- en reservetijd cockpitpersoneel hefschroefvliegtuigen

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 4.8:1

In plaats van paragraaf 5.2 van de wet is deze paragraaf van toepassing op het lid van het cockpitpersoneel op verkeersvluchten van hefschroefvliegtuigen, met uitzondering van rondvluchten.

relaties0relaties0

Begrip landing

Artikel 4.8:2

In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt onder «landing» verstaan: een nadering, gevolgd door het tot stilstand op een landingsplaats hetzij in een hovervlucht brengen van een hefschroefvliegtuig met:

  • 1°.het doel:
    • a.het embarkeren of debarkeren van passagier(s) dan wel bemanningslid(leden) al dan niet door middel van een hijsinstallatie; relaties0
    • b.het in- of uitladen van vracht; relaties0
    • c.het aan- of afhaken van een uitwendige lading; relaties0
    • d.het innemen van brandstof, relaties0

    voorzover de activiteiten, bedoeld in de onderdelen a tot en met d, plaatsvinden met draaiende motoren(en), of relaties0
  • 2°.het doel de vlucht te beëindigen door de rotor(en) tot stilstand te brengen of de motor(en) te stoppen. relaties0
relaties0relaties0

Gelijkstelling met vliegwerktijd

Artikel 4.8:3
  • 1. De vliegwerktijd wordt geacht te duren tot ten minste 15 minuten na het beëindigen van de laatste vlucht in de periode, waarin het lid van het cockpitpersoneel als zodanig optreedt. relaties0
  • 2. Als vliegwerktijd wordt tevens aangemerkt de tijdsduur van een door de werkgever gegeven opdracht, anders dan tot het als lid van het cockpitpersoneel maken van een vlucht. relaties0
  • 3. Indien een opdracht als bedoeld in het tweede lid het maken van één of meer opeenvolgende vluchten als passagier of als niet-werkend bemanningslid inhoudt:
    • a.geldt als tijdsduur van deze opdracht de tijd vanaf het tijdstip van aanmelding voor de eerste vlucht tot 15 minuten na het beëindigen van de laatste vlucht, relaties0
    • b.zijn de normen bedoeld in artikel 4.8:6, eerste en tweede lid, en de correcties, bedoeld in de in bijlage G behorende bij dit besluit onder VII bedoelde verzwarende omstandigheden niet van toepassing, relaties0
    • c.is het toegestaan, meerdere malen achtereen een bekorte rust, als bedoeld in artikel 4.8:10, toe te passen, mits na afloop een rusttijd in acht wordt genomen, gelijk aan de normale minimum rust volgens artikel 4.8:9, vermeerderd met het totaal van de bekortingen van de voorafgaande rusten ten opzichte van de normale minimum rust. relaties0
    relaties0
relaties0

Maximum vliegwerktijd

Artikel 4.8:4
  • 1. In bijlage G behorend bij dit besluit wordt de wijze van berekening vastgesteld van de maximum vliegwerktijd alsmede de tabel volgens welke de maximum vliegwerktijd wordt bepaald over de korte en lange termijn en de wijze waarop de gecorrigeerde vliegwerktijd van de vliegwerktijd wordt afgeleid door middel van de volgende correcties:
    • a.verzwarende omstandigheden, relaties0
    • b.grondtijd zonder werkzaamheden, en relaties0
    • c.opdrachten anders dan opdrachten tot het als lid van het cockpitpersoneel maken van vluchten anders dan verkeersvluchten. relaties0
    relaties0
  • 2. De in bijlage G behorende bij dit besluit in tabel G genoemde maxima zijn slechts van toepassing indien de uitvoering van de in artikel 4.8:3, tweede lid, bedoelde opdracht wordt gevolgd door een vliegwerktijd, waarin daadwerkelijk werkzaamheden als lid van het cockpitpersoneel ten behoeve van de uitvoering van een vlucht worden verricht, zonder dat deze zijn gescheiden door ten minste één rusttijd. relaties0
  • 3. Ingevolge artikel 4.8:10, derde lid, wordt de tabel vastgesteld volgens welke het maximum van de vliegwerktijd wordt bepaald na een bekorte rust met inachtneming van de aan de bekorte rust voorafgegane vliegwerktijd. relaties0
  • 4. De werkgever organiseert de arbeid in overeenstemming met het eerste tot en met derde lid. relaties0
relaties0

Vliegtijd

Artikel 4.8:5
  • 1. De som van de vliegtijden binnen de vliegwerktijd bedraagt ten hoogste 9 uren of zoveel uren als bepaald overeenkomstig het tweede lid. relaties0
  • 2. In bijlage H behorend bij dit besluit wordt de reductie op de vliegtijd vastgesteld in verband met het aantal landingen binnen de vliegwerktijd, waarbij een landing tussen zonsondergang en zonsopgang wordt geteld als twee landingen. relaties0
  • 3. Een aaneengesloten vliegtijd bedraagt ten hoogste 4 uren. relaties0
  • 4. In afwijking van het derde lid wordt indien de geplande vliegtijd 4 tot 5 uur bedraagt, deze onderbroken door een pauze van ten minste 30 minuten. relaties0
  • 5. Indien, in afwijking van het derde lid, de geplande vliegtijd meer dan 5 uren bedraagt, wordt deze onderbroken door een pauze van ten minste 45 minuten of door twee pauzes van elk ten minste 30 minuten. De pauzes worden zo veel mogelijk gelijkmatig over de vliegwerktijd verdeeld. relaties0
  • 6. De maximum vliegtijd voor een lid van het cockpitpersoneel is: relaties0
  • 7. De werkgever organiseert de arbeid in overeenstemming met het eerste tot en met zesde lid. relaties0
relaties0

Aantal landingen

Artikel 4.8:6
  • 1. Binnen één vliegwerktijd worden maximaal 25 landingen tussen zonsondergang en zonsopgang gemaakt. relaties0
  • 2. In bijlage I behorend bij dit besluit wordt de tabel vastgesteld voor het maximum aantal landingen binnen één vliegwerktijd indien deze zowel landingen tussen zonsopgang en zonsondergang alsmede tussen zonsondergang en zonsopgang omvat. relaties0
  • 3. De werkgever organiseert de arbeid in overeenstemming met het eerste en tweede lid. relaties0
relaties0

Planning

Artikel 4.8:7

De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat bij de planning van de vliegwerktijd een verantwoorde marge in acht wordt genomen ten opzichte van de maximum vliegwerktijd en de vliegtijd.

relaties0relaties0

Reservetijd

Artikel 4.8:8
  • 1. De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat een reservetijd maximaal 12 uren bedraagt. relaties0
  • 2. Indien de tijd gelegen tussen de oproep tot aanmelding en het aanmeldingstijdstip minder bedraagt dan 8 uren wordt de tijd gelegen tussen de aanvang van de reservetijd en het aanmeldingstijdstip als reservetijd beschouwd. relaties0
  • 3. Indien de tijd gelegen tussen de oproep tot aanmelding en het aanmeldingstijdstip meer bedraagt dan 8 uren en het desbetreffende personeelslid wordt ontheven van de reserveverplichting dan wordt de tijd gelegen tussen de aanvang van de reservetijd en het tijdstip van oproep als reservetijd beschouwd. relaties0
  • 4. Tussen verschillende reservetijden zit ten minste een periode van 8 uren. relaties0
  • 5. De werkgever organiseert de arbeid in overeenstemming met het tweede tot en met vierde lid. relaties0
relaties0

Rusttijden

Artikel 4.8:9
  • 1. De normale minimum rusttijd, voorafgaande aan een vliegwerktijd, bedraagt 12 uren. relaties0
  • 2. Een lid van het cockpitpersoneel van hefschroefvliegtuigen heeft in elke aaneengesloten periode van 7 dagen een aaneengesloten rusttijd van ten minste 36 uren dan wel in elke aaneengesloten periode van 10 dagen een aaneengesloten rusttijd van ten minste 48 uren. relaties0
  • 3. Indien in een aaneengesloten periode van 3 dagen de som van de vliegwerktijden meer dan 32 uren bedraagt, wordt één der tussenliggende normale minimum rusttijden genoten tussen 20.00 uur en 12.00 uur lokale tijd. relaties0
  • 4. De werkgever organiseert de arbeid in overeenstemming met het eerste tot en met derde lid. relaties0
relaties0

Bekorte rust

Artikel 4.8:10
  • 1. Een normale minimum rusttijd kan worden bekort tot niet minder dan 8 uren met dien verstande dat een bekorting met meer dan een uur ten hoogste eenmaal per aaneengesloten periode van 7 dagen plaats vindt. relaties0
  • 2. Na een bekorte rust is de rusttijd na de vliegwerktijd, volgend op de bekorte rust, ten minste gelijk aan de normale minimum rusttijd, vermeerderd met de tijd waarmee de normale minimum rusttijd is bekort. relaties0
  • 3. In bijlage J behorend bij dit besluit wordt de tabel vastgesteld volgens welke het maximum van de vliegwerktijd wordt bepaald na een bekorte rust met inachtneming van de aan de bekorte rust voorafgegane vliegwerktijd. relaties0
  • 4. Een rusttijd van minder dan 8 uren geldt als grondtijd. relaties0
  • 5. De werkgever organiseert de arbeid in overeenstemming met het eerste tot en met vierde lid. relaties0
relaties0
relaties0

§ 4.9 Ontheffing

Artikel 4.9:1

  • 1. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan ontheffing verlenen van paragraaf 4.8 voor arbeid verricht door het lid van het boordpersoneel van hefschroefvliegtuigen, die gebruikt worden ten behoeve van het vervoer van traumateams voor spoedeisende medische hulpverlening. relaties0
  • 2. De werkgever leeft de aan de ontheffing verbonden voorschriften na. relaties0
relaties0
relaties0

§ 4.10 Afwijkingen

Artikel 4.10:1

  • 1. De gezagvoerder van een luchtvaartuig kan afwijken en kan een lid van het boordpersoneel opdragen af te wijken van de arbeids- en rusttijden om arbeid te verrichten indien dit noodzakelijk is in verband met de onmiddellijke veiligheid van de personen aan boord en het luchtvaartuig. Van deze afwijking wordt aantekening gehouden en wordt melding gemaakt bij Onze Minister van Verkeer en Waterstaat. relaties0
  • 2. Zodra de situatie, bedoeld in het eerste lid, voorbij is, zorgt de werkgever ervoor dat de werknemer die arbeid heeft verricht in een rustperiode, voldoende rusttijd ter compensatie krijgt. relaties0
relaties0
relaties0
relaties0

Hoofdstuk 5 Binnenvaart

§ 5.1 Algemene bepalingen

Artikel 5.1:1

relaties0
relaties0

§ 5.2 Toepasselijkheid van de wet

Gedeeltelijke uitsluiting van de toepasselijkheid van de wet

Artikel 5.2:1

Artikel 4:3 en hoofdstuk 5 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn niet van toepassing op arbeid, verricht op schepen als bedoeld in artikel 4, onderdelen a, b, d, e, f en g, van de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart.

relaties0relaties0

Uitbreiding van de toepasselijkheid van de wet

Artikel 5.2:2

Paragraaf 5.1 en – voorzover aangeduid als strafbare feiten – de paragrafen 5.2 tot en met 5.5 en de daarop berustende bepalingen van de wet zijn van overeenkomstige toepassing op de gezagvoerend schipper die geen werkgever of werknemer is in de zin van de wet.

relaties0relaties0
relaties0

§ 5.3 Toepasselijkheid van dit hoofdstuk

Toepasselijkheid voor schepen op binnenwateren

Artikel 5.3:1
relaties0
relaties0

§ 5.4 Registratie

Vaartijdenboek

Artikel 5.4:1
relaties0
relaties0

§ 5.5 Rusttijden

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.5:1

In plaats van paragraaf 5.2 van de wet wordt deze paragraaf toegepast.

relaties0relaties0

Berekening rusttijden in geval van gedeeltelijke niet-toepasselijkheid van dit hoofdstuk tijdens onderbreking van de vaart

Artikel 5.5:2

Voor de toepassing van de artikelen 5.5:3 tot en met 5.5:5 wordt rekening gehouden met de rust- en vaartijden, vervuld gedurende een tijdvak van 48 uren, onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop het schip de binnenwateren is binnengevaren.

relaties0relaties0

Dagvaart

Artikel 5.5:3 Exploitatiewijze A1
  • 1. Een bemanningslid dat arbeid verricht bij exploitatiewijze A1, heeft een ononderbroken rusttijd van ten minste 8 uren in een aaneengesloten tijdruimte van 24 uren, te rekenen vanaf het einde van iedere ononderbroken rusttijd van ten minste 8 uren. relaties0
  • 2. De in het eerste lid bedoelde rusttijd is gelegen buiten de vaartijd. relaties0
relaties0

Semi-continuvaart

Artikel 5.5:4 Exploitatiewijze A2
  • 1. Een bemanningslid dat arbeid verricht bij exploitatiewijze A2, heeft een rusttijd van ten minste 8 uren, waarvan ten minste 6 uren ononderbroken in een aaneengesloten tijdruimte van 24 uren, te rekenen vanaf het einde van iedere ononderbroken rusttijd van ten minste 6 uren. relaties0
  • 2. De in het eerste lid bedoelde ononderbroken rusttijd is gelegen buiten de vaartijd. relaties0
relaties0

Continuvaart

Artikel 5.5:5 Exploitatiewijze B

Een bemanningslid dat arbeid verricht bij exploitatiewijze B, heeft een rusttijd van ten minste 24 uren, waarvan ten minste tweemaal 6 uren ononderbroken, in een aaneengesloten tijdruimte van 48 uren, te rekenen vanaf het begin van een rusttijd van ten minste 6 uren.

relaties0relaties0

Jeugdige bemanningsleden

Artikel 5.5:6
  • 1. De werkgever en de gezagvoerend schipper organiseren de arbeid zodanig dat het jeugdige bemanningslid:
    • a.bij exploitatiewijzen A1 en A2 in elke periode van 24 uren een rusttijd geniet, die inclusief de in het vierde lid bedoelde pauze ten minste 16 uren bedraagt, waarvan ten minste 12 uren ononderbroken; relaties0
    • b.bij exploitatiewijze B in elke periode van 24 uren een rusttijd geniet, die inclusief de in het vierde lid bedoelde pauze ten minste 16 uren bedraagt, waarvan ten minste tweemaal 6 uren ononderbroken. relaties0
    relaties0
  • 2. De werkgever en de gezagvoerend schipper organiseren de arbeid zodanig dat het jeugdige bemanningslid:
    • a.hetzij een wekelijkse rusttijd heeft van ten minste 2 dagen, waarin de zondag is begrepen; relaties0
    • b.hetzij een wekelijkse ononderbroken rusttijd heeft van ten minste 36 uren, waarin de zondag is begrepen; relaties0
    • c.hetzij, ingeval van een reis van meer dan 5 dagen, in elke periode van 10 weken een ononderbroken rusttijd heeft van ten minste 16 dagen. relaties0
    relaties0
  • 3. De werkgever en de gezagvoerend schipper organiseren de arbeid zodanig dat het jeugdige bemanningslid tussen 22.00 uur en 06.00 uur, dan wel tussen 23.00 en 07.00 uur slechts arbeid verricht indien dit in het kader van de opleiding noodzakelijk is. relaties0
  • 4. De werkgever en de gezagvoerend schipper organiseren de arbeid zodanig dat het jeugdige bemanningslid een pauze van ten minste 30 minuten heeft ingeval de dagelijkse arbeidstijd langer is dan vier en een half uur. relaties0
relaties0
relaties0
relaties0

Hoofdstuk 6 Zeevaart

§ 6.1 Algemene bepalingen

Begrippen zeeschip, havensleepdienst en pleziervaartuig

Artikel 6.1:1

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

relaties0relaties0

Begrippen scheepsbeheerder, kapitein en schepeling

Artikel 6.1:2

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt voorts verstaan onder:

  • a. scheepsbeheerder: de natuurlijke of rechtspersoon, die vanuit een vestiging in Nederland van een zeescheepvaartonderneming de dagelijkse leiding heeft over het beheer van het schip; relaties0
  • b. kapitein: de gezagvoerder van een zeeschip; relaties0
  • c. schepeling: degene die gehouden is onder gezag van de kapitein aan boord van een zeeschip buitengaats arbeid te verrichten; relaties0
  • d. jeugdige schepeling: een schepeling van 16 of 17 jaar. relaties0
relaties0relaties0

Begrip rusttijd

Artikel 6.1:3

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder rusttijd een periode van ten minste 1 uur waarin geen arbeid wordt verricht.

relaties0relaties0
relaties0

§ 6.2 Toepassingsgebied van de wet

Gedeeltelijke uitsluiting van de toepasselijkheid van de wet

Artikel 6.2:1
relaties0

Uitbreiding van de toepasselijkheid van de wet

Artikel 6.2:2

Paragraaf 5.1 van de wet en – voorzover aangeduid als strafbare feiten – de paragrafen 5.2 tot en met 5.5. van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op de kapitein die zonder werknemer te zijn in de zin van de wet arbeid verricht aan boord van zeeschepen.

relaties0relaties0
relaties0

§ 6.3 Toepasselijkheid van het hoofdstuk

Toepasselijkheid op arbeid aan boord van zeeschepen

Artikel 6.3:1
  • 1. Met uitsluiting van hetgeen in het Arbeidstijdenbesluit is bepaald zijn dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen uitsluitend van toepassing op arbeid, verricht door kapiteins en schepelingen aan boord van zeeschepen die te boek staan in het register, bedoeld in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek of die zijn ingeschreven in het rompbevrachtingsregister, bedoeld in artikel 2 van de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting. relaties0
  • 2. In afwijking van het eerste lid is dit hoofdstuk niet van toepassing op duikwerkzaamheden op het continentaal plat, bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Mijnbouwwet. relaties0
relaties0

Uitsluiting van de toepasselijkheid van het hoofdstuk

Artikel 6.3:2

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op arbeid, verricht aan boord van installaties, opgericht op of boven de bodem van de zee.

relaties0relaties0
relaties0

§ 6.4 Algemene verplichtingen

Werkrooster

Artikel 6.4:1
  • 1. De kapitein zorgt er voor dat aan boord van een zeeschip op een voor alle schepelingen toegankelijke plaats een werkrooster is opgehangen, waarin zijn arbeidstijdpatroon en dat van de schepelingen is vastgesteld en waarin de wettelijk voorgeschreven arbeids- en rusttijden worden vermeld. relaties0
  • 2. Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat wordt een model vastgesteld voor een werkrooster. Bij die regeling kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de invulling van het werkrooster. relaties0
relaties0

Registratie

Artikel 6.4:2
  • 1. De kapitein zorgt er voor dat zijn arbeids- en rusttijden en die van elke schepeling uiterlijk na een week op een werklijst zijn geregistreerd. De volledig ingevulde werklijst wordt getekend door de kapitein en de desbetreffende schepeling. De kapitein zorgt er voor dat elke schepeling een afschrift ontvangt van zijn werklijst. relaties0
  • 2. De kapitein zorgt er voor dat de ingevulde en ondertekende werklijsten uiterlijk 8 weken na de invulling ter beschikking van de scheepsbeheerder worden gesteld. relaties0
  • 3. De scheepsbeheerder zorgt er voor dat de werklijsten zorgvuldig worden bijgehouden. relaties0
  • 4. Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat wordt een model vastgesteld voor een werklijst ten behoeve van de registratie van arbeids- en rusttijden. Bij die regeling kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de invulling van die lijst. relaties0
relaties0

Bewaartermijn

Artikel 6.4:3

De scheepsbeheerder bewaart de werklijsten ten minste 3 jaren, gerekend vanaf het einde van de periode waarop de werklijsten betrekking hebben.

relaties0relaties0
relaties0

§ 6.5 Arbeids- en rusttijden

Toepasselijkheid van deze paragraaf

Artikel 6.5:1

In plaats van paragraaf 5.2 van de wet wordt deze paragraaf toegepast op arbeid, verricht aan boord van een zeeschip als bedoeld in artikel 6.1:1, onderdeel a, onder 1°, met uitzondering van de tijd waarin dit zeeschip in havensleepdienst dienst doet.

relaties0relaties0

Schepelingen van 18 jaar en ouder

Artikel 6.5:2
  • 1. De kapitein organiseert de arbeid zodanig dat zijn rusttijd en die van de schepeling van 18 jaar of ouder ten minste 10 uren bedraagt in elke periode van 24 achtereenvolgende uren, te rekenen vanaf het begin van de rusttijd. relaties0
  • 2. De rusttijd kan worden verdeeld in niet meer dan twee perioden, waarvan één periode een onafgebroken rusttijd van ten minste 6 uren omvat. In dat geval wordt de periode van 24 uren, bedoeld in het eerste lid, berekend vanaf het begin van de langste genoten rusttijd. De tijd tussen twee op elkaar volgende perioden van rust mag niet meer dan 14 uren bedragen. relaties0
  • 3. De kapitein organiseert de arbeid zodanig, dat zijn rusttijd en die van de schepeling van 18 jaar of ouder ten minste 77 uren bedraagt in elke periode van 7 dagen. relaties0
relaties0

Jeugdige schepelingen

Artikel 6.5:3
  • 1. De kapitein organiseert de arbeid zodanig dat de jeugdige schepeling:
    • a.in elke periode van 24 achtereenvolgende uren ten hoogste 8 uren arbeid verricht; relaties0
    • b.in elke periode van 24 achtereenvolgende uren een rusttijd heeft van ten minste 12 uren, waarvan ten minste 9 uren aaneengesloten en waarin de periode tussen 00.00 en 5.00 uur is begrepen; relaties0
    • c.per week ten hoogste 40 uren arbeid verricht; relaties0
    • d.een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 36 uren in elke aaneengesloten tijdsruimte van 7 maal 24 uren; relaties0
    • e.op zondag in beginsel geen arbeid verricht. relaties0
    relaties0
  • 2. De kapitein organiseert de arbeid zodanig dat de jeugdige schepeling een pauze krijgt van ten minste, zo mogelijk aaneengesloten, 30 minuten ingeval de dagelijkse arbeidstijd langer is dan 4,5 uur. relaties0
  • 3. In afwijking van het eerste lid, onderdelen a en b, mag de jeugdige schepeling:
    • a.in elke periode van 24 achtereenvolgende uren gedurende ten hoogste 12 uren arbeid verrichten indien hij uit hoofde van de wachtindeling gedurende die uren feitelijk wacht loopt; relaties0
    • b.arbeid verrichten tussen 00.00 en 05.00 uur indien dit in verband met zijn opleiding noodzakelijk is. relaties0
    relaties0
relaties0

Pauze

Artikel 6.5:4

De kapitein organiseert de arbeid zodanig dat de arbeid van de schepeling telkens na ten hoogste 6 uur wordt afgewisseld door een pauze.

relaties0relaties0

Consignatie

Artikel 6.5:5
relaties0

Oefeningen

Artikel 6.5:6

De kapitein organiseert de wettelijk voorgeschreven oefeningen en appèls zodanig dat zij zo min mogelijk inbreuk maken op de rusttijden en geen oververmoeidheid veroorzaken.

relaties0relaties0

Afwijkingen

Artikel 6.5:7
  • 1. De kapitein kan afwijken en kan een schepeling verplichten af te wijken van de arbeids- en rusttijden om arbeid te verrichten indien dit noodzakelijk is in verband met de onmiddellijke veiligheid van het schip, de personen aan boord, de lading of het milieu, of bij het geven van hulp aan andere schepen of personen in nood. Van deze afwijking wordt in het scheepsdagboek aantekening gehouden. relaties0
  • 2. Zodra de noodsituatie, bedoeld in het eerste lid, voorbij is, zorgt de kapitein er voor dat de schepeling die arbeid heeft verricht in een rustperiode, voldoende rusttijd ter compensatie krijgt. relaties0
relaties0
relaties0

§ 6.6 Arbeids- en rusttijden zeeschepen in havensleepdienst

Toepasselijkheid van deze paragraaf

Artikel 6.6:1

In plaats van paragraaf 5.2 van de wet wordt deze paragraaf toegepast op arbeid, verricht aan boord van een zeeschip als bedoeld in artikel 6.1:1, onderdeel a, onder 1°, gedurende de tijd waarin dit zeeschip in havensleepdienst dienst doet, alsmede, in aanvulling op artikel 6.3:1, eerste lid, op arbeid, verricht aan boord van een havensleepboot als bedoeld in artikel 1, onder i, van de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart, gedurende de tijd waarin deze havensleepboot in havensleepdienst dienst doet.

relaties0relaties0

Wekelijkse onafgebroken rusttijd kapitein en schepelingen van 18 jaar of ouder

Artikel 6.6:2
  • 1. De kapitein en de schepelingen van 18 jaar of ouder hebben een ononderbroken rusttijd van hetzij ten minste 36 uren in elke aaneengesloten periode van 7 maal 24 uren, hetzij ten minste 72 uren in elke aaneengesloten periode van 10 maal 24 uren.relaties0
  • 2. Uitsluitend bij collectieve regeling kan van het eerste lid worden afgeweken. Elk beding waarin op andere wijze dan in de vorige volzin is bepaald, wordt afgeweken van het eerste lid, is nietig.relaties0
  • 3. De in het eerste lid bedoelde perioden vangen aan op het eerste tijdstip van de dag waarop de kapitein en de schepelingen arbeid verrichten.relaties0
relaties0

Dagelijkse rusttijd kapitein en schepelingen van 18 jaar of ouder

Artikel 6.6:3
  • 1. De kapitein organiseert de arbeid zodanig, dat hij en de schepelingen van 18 jaar of ouder in elke periode van 24 achtereenvolgende uren een rusttijd hebben van ten minste 10 uren.relaties0
  • 2. De kapitein en de schepeling van 18 jaar of ouder hebben in elke periode van 24 achtereenvolgende uren een onafgebroken rusttijd van 8 uren.relaties0
  • 3. Uitsluitend bij collectieve regeling kan, met inachtneming van het vierde lid, worden afgeweken van het tweede lid. Elk beding waarin op andere wijze dan in de vorige volzin is bepaald, wordt afgeweken van het tweede lid, is nietig.relaties0
  • 4. De kapitein organiseert de arbeid zodanig, dat de onafgebroken rusttijd van 8 uren, bedoeld in het tweede lid, ten hoogste 3 maal per week wordt ingekort tot ten minste 6 uren onafgebroken rusttijd.relaties0
  • 5. De kapitein organiseert de arbeid zodanig dat hij en de schepelingen van 18 jaar en ouder in elke aaneengesloten periode van 7 maal 24 uren een totale rusttijd hebben van ten minste 77 uren.relaties0
  • 6. De in het eerste, tweede en vijfde lid, bedoelde periode van 24 uren wordt berekend vanaf het begin van de langste genoten rusttijd. De tijd tussen twee op elkaar volgende perioden van rust mag niet meer dan 14 uren bedragen.relaties0
relaties0

Arbeidstijd van kapitein en schepelingen van 18 jaar of ouder

Artikel 6.6:4

De kapitein organiseert de arbeid zodanig dat hij en de schepelingen van 18 jaar of ouder in elke periode van 13 achtereenvolgende weken gemiddeld ten hoogste 48 uren per week arbeid verrichten.

relaties0relaties0

Jeugdige schepelingen

Artikel 6.6:5
  • 1. De kapitein organiseert de arbeid zodanig dat een jeugdige schepeling:
    • a.een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 36 uren in elke aaneengesloten periode van 7 maal 24 uren, waarin de zondag is begrepen;relaties0
    • b.in elke periode van 24 uren een rusttijd heeft van ten minste 12 uren, waarvan ten minste 9 uren aaneengesloten en waarin de periode tussen hetzij 22.00 en 06.00 uur hetzij tussen 23.00 en 07.00 begrepen is.relaties0
    relaties0
  • 2. De kapitein organiseert de arbeid zodanig dat een jeugdige schepeling:
    • a.in elke periode van 24 achtereenvolgende uren ten hoogste 8 uren arbeid verricht;relaties0
    • b.in elke aaneengesloten periode van 7 maal 24 uren ten hoogste 40 uren arbeid verricht.relaties0
    relaties0
  • 3. De kapitein organiseert de arbeid zodanig dat de arbeid van een jeugdige schepeling indien hij meer dan 4,5 uur arbeid verricht wordt afgewisseld door een pauze van ten minste, zo mogelijk aaneengesloten, 30 minuten.relaties0
  • 4. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, mag een jeugdige schepeling tussen 22.00 uur en 06.00 uur dan wel tussen 23.00 uur en 07.00 uur arbeid verrichten indien dit in het kader van de opleiding noodzakelijk is.relaties0
relaties0

Consignatie

Artikel 6.6:6
  • 1. Onder consignatie wordt in dit artikel verstaan een rustperiode of pauze, waarin de kapitein of een schepeling van 18 jaar of ouder verplicht is bereikbaar te zijn om in geval van onvoorziene omstandigheden op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen arbeid te verrichten.relaties0
  • 2. Indien de kapitein of een schepeling van 18 jaar of ouder tijdens consignatie arbeid moet verrichten krijgt hij, met inachtneming van de artikelen 6.5:4, 6.6:2, eerste lid, en 6.6:3, eerste en vierde lid, voldoende rusttijd of pauze ter compensatie. Deze compensatie is ten minste gelijk aan de resterende rusttijd onderscheidenlijk pauze op het ogenblik van de oproep, en wordt toegevoegd aan de eerstvolgende periode van rust onderscheidenlijk pauze.relaties0
  • 3. De arbeid die voortvloeit uit een oproep als bedoeld in het eerste lid wordt voor de toepassing van de artikelen 6.6:2, eerste lid, 6.6:3, eerste en derde lid, en 6.6:5 buiten beschouwing gelaten.relaties0
  • 4. De kapitein organiseert de arbeid zodanig dat hij en de schepelingen van 18 jaar of ouder in elke periode van 4 achtereenvolgende weken:
    • a.ten minste 14 maal gedurende een periode van 24 achtereenvolgende uren geen consignatie worden opgelegd enrelaties0
    • b.ten minste 2 maal gedurende een aaneengesloten periode van 48 uren geen arbeid verrichten noch consignatie worden opgelegd.relaties0
    relaties0
relaties0

Artikel 6.6:7

De artikelen 6.4:1, eerste lid, 6.4:2, eerste tot en met derde lid, 6.4:3 voor zover het betreft de bewaartermijn, 6.5:4, 6.5:6 en 6.5:7 zijn van overeenkomstige toepassing.

relaties0relaties0
relaties0

§ 6.7 Overige bepalingen

Verplichtingen van de scheepsbeheerder

Artikel 6.7:1
  • 1. De scheepsbeheerder zorgt er voor dat de kapitein en de schepelingen aan boord van het zeeschip geen arbeid verrichten in strijd met dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen. relaties0
  • 2. De scheepsbeheerder verschaft de kapitein de middelen en gegevens die deze nodig heeft om aan de hem in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen opgelegde verplichtingen te voldoen. relaties0
  • 3. De scheepsbeheerder zorgt er voor dat aan boord de tekst van de wet en van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen en van de van toepassing zijnde collectieve regeling beschikbaar zijn. relaties0
relaties0

Ontheffing

Artikel 6.7:2
relaties0
relaties0
relaties0

Hoofdstuk 7 Registerloodsen

§ 7.1 Algemene bepaling

Begrippen registerloods, loodsen op afstand en week

Artikel 7.1:1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

relaties0relaties0
relaties0

§ 7.2 Toepasselijkheid van het hoofdstuk

Toepasselijkheid op registerloodsen

Artikel 7.2:1

Met uitsluiting van hetgeen in het Arbeidstijdenbesluit is bepaald is dit hoofdstuk uitsluitend van toepassing op arbeid, verricht door registerloodsen.

relaties0relaties0

Uitbreiding van de toepasselijkheid van het hoofdstuk

Artikel 7.2:2

Paragraaf 5.1 van de wet en – voorzover aangewezen als strafbare feiten – de paragrafen 5.2 tot en met 5.5 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op de registerloods die zonder werkgever of werknemer in de zin van de wet te zijn arbeid verricht aan boord van zeeschepen.

relaties0relaties0
relaties0

§ 7.3 Arbeids- en rusttijden

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 7.3:1

In plaats van paragraaf 5.2 van de wet wordt deze paragraaf toegepast.

relaties0relaties0
Artikel 7.3:2
  • 1. De registerloods organiseert zijn arbeid zodanig dat hij gedurende ten hoogste 100 uren per week arbeid verricht als registerloods. relaties0
  • 2. Indien de registerloods zijn arbeid verricht gedurende een periode van aaneengesloten dagen die meer of minder dan een week omvat, wordt het aantal uren gedurende welke hij in die periode ten hoogste arbeid mag verrichten naar evenredigheid verhoogd onderscheidenlijk verlaagd. relaties0
relaties0
Artikel 7.3:3
  • 1. De registerloods organiseert zijn arbeid zodanig dat hij in elke periode van 24 aaneengesloten uren een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 8 uren dan wel twee rusttijden van elk ten minste 5 aaneengesloten uren. relaties0
  • 2. Indien bijzondere omstandigheden met betrekking tot een loodsreis hiertoe noodzaken, mag de in het eerste lid bedoelde rusttijd naar evenredigheid over 2 dagen worden gehouden. relaties0
relaties0
Artikel 7.3:4

De registerloods mag na 4 aaneengesloten uren loodsen op afstand vanaf de wal pas weer op deze wijze dienst verrichten na ten minste 8 aaneengesloten uren rust.

relaties0relaties0
relaties0
relaties0

Hoofdstuk 8 Strafbaarstelling en daarmee samenhangende bepalingen

Strafbaarstelling wegvervoer

Artikel 8:1

relaties0

Strafbaarstelling railvervoer

Artikel 8:2

Het niet naleven van de artikelen 3.2:1, derde lid, en 3.2:2, derde lid, levert een strafbaar feit op.

relaties0relaties0

Strafbaarstelling loodsen

Artikel 8:5

Het niet-naleven van de artikelen 7.3:2, 7.3:3 en 7.3:4 levert een strafbaar feit op.

relaties0relaties0
relaties0

Hoofdstuk 9 Overgangs- en slotbepalingen

Inwerkingtreding

Artikel 9:1

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 1998.

relaties0relaties0

Citeertitel

Artikel 9:2

Dit besluit wordt aangehaald als: Arbeidstijdenbesluit vervoer.

relaties0relaties0
relaties0

Lasten en bevelen, dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Lech
14 februari 1998
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. P. W. Melkert
de tiende maart 1998
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager

BIJLAGE A

I Correctie voor landingen

1. Voor de berekening van de gecorrigeerde vliegwerktijd dient de vliegwerktijd voor de vierde en elke daarop volgende landing te worden verlengd met 45 minuten per landing.

2. Voor de berekening van de gecorrigeerde vliegwerktijd, volgende op een bekorte rust, dient de vliegwerktijd voor de tweede en elk daarop volgende landing te worden verlengd met 45 minuten per landing.

3. Voor cockpitpersoneel, mits ten minste een eerste als een tweede bestuurder omvattend, van vleugelvliegtuigen met een maximale startmassa van 5700 kg geldt voor zover de landingen plaatsvinden onder zichtweersomstandigheden in afwijking van het gestelde in de voorgaande leden van deze bijlage, een correctie van 30 minuten per landing, toe te passen na de derde landing in de betreffende vliegwerktijd tot een maximum van zes uren.

II Correctie voor grondtijd zonder werkzaamheden

1. Van een grondtijd langer dan twee en een half uren, kunnen voor de berekening van de gecorrigeerde vliegwerktijd i.v.m. toetsing aan het daarvoor geldende maximum volgens bijlage B, ten hoogste twee en een half uren buiten beschouwing worden gelaten, voor zover het lid van het cockpitpersoneel gedurende deze uren geen werkzaamheden voor zijn maatschappij heeft verricht en waarbij ten minste twee en een half uren als vliegwerktijd worden aangemerkt.

2. Alle onder 1. genoemde uren grondtijd worden bij toepassing van de overige in dit Hoofdstuk Luchtvaart gestelde bepalingen volledig als vliegwerktijd in aanmerking genomen.

3. De onder 1. genoemde berekening wordt per vliegwerktijd slechts op één grondtijd toegepast.

III Correctie van andere verzwarende omstandigheden

1. Indien bij een rusttijd van elf uren of minder de tijd, benodigd om na het officiële afmeldingstijdstip de plaats van de passende accommodatie waar de rust wordt genoten te bereiken, of indien de tijd, benodigd om van de plaats waar de rust wordt genoten het luchtvaartterrein van vertrek te bereiken (aanmelding), meer dan 30 minuten bedraagt, wordt dit als verzwarende omstandigheid aangemerkt en wordt in overeenstemming met het gestelde onder 2. een verantwoorde correctie op de rusttijd of op de volgende vliegwerktijd toegepast.

2. Indien zich andere dan in deze bijlage genoemde verzwarende omstandigheden bij de vluchtuitvoering voordoen, dient de maatschappij of de gezagvoerder na overleg met overige leden van het cockpitpersoneel een verantwoorde correctie op de vliegwerktijd toe te passen.

relaties0

BIJLAGE B

I. Voorzover het gestelde onder II, III en IV en het bepaalde in artikel 4.5:5, tweede lid niet van toepassing is, wordt de maximale vliegwerktijd vastgesteld:

  • a.indien de mogelijkheid tot aflossen niet aanwezig is, zoals aangegeven in tabel A, kolom I; relaties0
  • b.indien de mogelijkheid tot aflossen aanwezig is, doch niet over een rustgelegenheid kan worden beschikt, maar slechts over een daartoe geschikte, buiten de cockpit gelegen zitplaats, zoals aangegeven in tabel A, kolom II; relaties0
  • c.indien de mogelijkheid tot aflossen aanwezig is door het beschikbaar zijn van een dubbele bemanning, waarbij over een rustgelegenheid voor de bemanning wordt beschikt en bovendien een werk/aflossingsschema aanwezig is, dat de betrokkenen de mogelijkheid biedt zich in redelijke mate te ontspannen, zoals aangegeven in tabel A, kolom III. relaties0

II. In het geval, behoudens het gestelde onder IV, dat een oproep tot aanmelding voor een vliegwerktijd valt:

  • in een reservetijd en
  • na de eerste drie uren van de reservetijd en
  • de aanmelding moet plaatsvinden binnen acht uren na die oproep,

dan wordt de maximum vliegwerktijd vastgesteld:

  • a.indien de mogelijkheid tot aflossen niet aanwezig is, zoals aangegeven in tabel B, kolom I;
  • b.indien de mogelijkheid tot aflossen aanwezig is, doch niet over een rustgelegenheid kan worden beschikt, maar slechts over een daartoe geschikte, buiten de cockpit gelegen zitplaats, zoals aangegeven in tabel B, kolom II;
  • c.indien de mogelijkheid tot aflossen aanwezig is door het beschikbaar zijn van een dubbele bemanning, waarbij over een rustgelegenheid voor de bemanning wordt beschikt en bovendien een werk/aflossingsschema aanwezig is, dat de betrokkenen de mogelijkheid biedt zich in redelijke mate te ontspannen, zoals aangegeven in tabel B, kolom III.

III. Na een bekorte rust wordt de maximum vliegwerktijd vastgesteld zoals aangegeven in tabel C, met dien verstande dat in het geval dat zowel voor als na de bekorte rust de mogelijkheid tot aflossen aanwezig is en over een daartoe geschikte, buiten de cockpit gelegen zitplaats dan wel een rustgelegenheid kan worden beschikt, de tabelwaarden met drie uren dienen te worden verhoogd.

IV. In het geval dat – na een bekorte rust – een oproep tot aanmelding voor een vliegwerktijd valt:

  • in een reservetijd en
  • na de eerste drie uren van die reservetijd en
  • de aanmelding moet plaats vinden binnen acht uren na die oproep,

dan wordt de maximale vliegwerktijd bepaald zoals aangegeven in tabel C, noot 2.

V. Indien de onafgebroken rust wordt genoten op een daartoe geschikte zitplaats, wordt daaronder verstaan een zitplaats ten minste gelijkwaardig aan een passagiersstoel, waarbij de hinder door passagiers en overige storende invloeden zo veel mogelijk moet worden beperkt.

Tabel A maximum gecorrigeerde vliegwerktijd (geen reservetijd)

00.01 - 04.00 14.00 uur 17.00 uur 22.00 uur
04.01 - 04.15 14.05 uur 17.05 uur 22.05 uur
04.16 - 04.45 14.15 uur 17.15 uur 22.15 uur
04.46 - 05.15 14.30 uur 17.30 uur 22.30 uur
05.16 - 05.45 14.45 uur 17.45 uur 22.45 uur
05.46 - 06.15 15.00 uur 18.00 uur 23.00 uur
06.16 - 06.45 15.15 uur 18.15 uur 23.15 uur
06.46 - 07.15 15.30 uur 18.30 uur 23.30 uur
07.16 - 07.45 15.45 uur 18.45 uur 23.45 uur
07.46 - 08.00 15.55 uur 18.55 uur 23.55 uur
08.01 - 13.00 16.00 uur 19.00 uur 24.00 uur
13.01 - 13.15 16.00 uur 19.00 uur 24.00 uur
13.16 - 13.45 15.50 uur 18.50 uur 23.50 uur
13.46 - 14.15 15.40 uur 18.40 uur 23.40 uur
14.16 - 14.45 15.30 uur 18.30 uur 23.30 uur
14.46 - 15.15 15.20 uur 18.20 uur 23.20 uur
15.16 - 15.45 15.10 uur 18.10 uur 23.10 uur
15.46 - 16.15 15.00 uur 18.00 uur 23.00 uur
16.16 - 16.45 14.50 uur 17.50 uur 22.50 uur
16.46 - 17.15 14.40 uur 17.40 uur 22.40 uur
17.16 - 17.45 14.30 uur 17.30 uur 22.30 uur
17.46 - 18.15 14.20 uur 17.20 uur 22.20 uur
18.16 - 18.45 14.10 uur 17.10 uur 22.10 uur
18.46 - 19.00 14.05 uur 17.05 uur 22.05 uur
19.01 - 24.00 14.00 uur 17.00 uur 22.00 uur

Tabel B maximum gecorrigeerde vliegwerktijd (na drie uren reservetijd)

00.01 - 04.00 12.00 uur 15.00 uur 20.00 uur
04.01 - 04.15 12.10 uur 15.10 uur 20.10 uur
04.16 - 04.45 12.30 uur 15.30 uur 20.30 uur
04.46 - 05.15 13.00 uur 16.00 uur 21.00 uur
05.16 - 05.45 13.30 uur 16.00 uur 21.30 uur
05.46 - 06.15 14.00 uur 17.00 uur 22.00 uur
06.16 - 06.45 14.30 uur 17.30 uur 22.30 uur
06.46 - 07.15 15.00 uur 18.00 uur 23.00 uur
07.16 - 07.45 15.30 uur 18.30 uur 23.00 uur
07.46 - 08.00 15.55 uur 18.55 uur 23.55 uur
08.01 - 13.00 16.00 uur 19.00 uur 24.00 uur
13.01 - 13.15 15.55 uur 18.55 uur 23.55 uur
13.16 - 13.45 15.40 uur 18.40 uur 23.40 uur
13.46 - 14.15 15.20 uur 18.20 uur 23.20 uur
14.16 - 14.45 15.00 uur 18.00 uur 23.00 uur
14.46 - 15.15 14.40 uur 17.40 uur 22.40 uur
15.16 - 15.45 14.20 uur 17.20 uur 22.20 uur
15.46 - 16.15 14.00 uur 17.00 uur 22.00 uur
16.16 - 16.45 13.40 uur 16.40 uur 21.40 uur
16.46 - 17.15 13.20 uur 16.20 uur 21.20 uur
17.16 - 17.45 13.00 uur 16.00 uur 21.00 uur
17.46 - 18.15 12.40 uur 15.40 uur 20.40 uur
18.16 - 18.45 12.20 uur 15.20 uur 20.20 uur
18.46 - 19.00 12.05 uur 15.05 uur 20.05 uur
19.01 - 24.00 12.00 uur 15.00 uur 20.00 uur

Tabel C Maximale gecorrigeerde vliegwerktijd na een bekorte rust

Voorbeelden voor het gebruik van Tabel C

1. De gecorrigeerde vliegwerktijd bedraagt 10.50 uur. De daaropvolgende rust wordt bekort tot 08.15 uur. De aanmeldingstijd wordt ten gevolge daarvan 07.15 uur. Hoeveel bedraagt nu de toegestane maximum gecorrigeerde vliegwerktijd?

In de eerste kolom onder «Gecorrigeerde vliegwerktijd vóór de bekorte rust» zoeken we op 10.50 uur (d.i. 10.30–11.29). De aanmeldingstijd na de bekorte rust staat daarachter in kolom 2 (d.i. tussen 04.01–08.00). Trek nu een denkbeeldige lijn naar rechts. Vervolgens vinden we onder «Lengte Bekorte Rust» het getal 8¼ (8.15 uur). In deze kolom gaan we naar beneden tot het snijpunt met de denkbeeldige horizontale lijn en vinden daarbij het getal 5. De toegestane maximum gecorrigeerde vliegwerktijd bedraagt dus 5 uur.

2. De gecorrigeerde vliegwerktijd bedraagt 10.50 uur. De benodigde vliegwerktijd inclusief een verantwoorde planningsmarge bedraagt na de bekorte rust 10 uur. Hoe lang moet de bekorte rust zijn? In de eerste kolom onder «Gecorrigeerde vliegwerktijd voor bekorte rust» zoeken we op 10.50 uur (d.i. 10.30–11.29). We gaan naar rechts en vinden, afhankelijk van de aanmeldingstijd na de bekorte rust, het getal 10. Indien het aanmeldingstijdstip valt tussen 08.01–13.00 uur dan bedraagt, naar boven gaande, de lengte van de bekorte rust 9¼ uur. Indien het aanmeldingstijdstip valt tussen 19.01–04.00 uur dan bedraagt, naar boven gaande, de lengte van de bekorte rust 9¾ uur. In de overblijvende aanmeldingsperioden vinden we, naar boven gaande, voor de lengte van de bekorte rust 9½ uur.

relaties0

BIJLAGE C

De normale minimum rusttijd, die voorafgaat aan een vliegwerktijd wordt bepaald door de lengte van de voorafgaande gecorrigeerde vliegwerktijd zoals aangegeven in de volgende tabel.

0 uur t/m 11 uur 29 min. 11 uur
11 uur 30 min. t/m 12 uur 29 min. 12 uur
12 uur 30 min. t/m 13 uur 29 min. 13 uur
13 uur 30 min. t/m 14 uur 29 min. 14 uur
14 uur 30 min. t/m 15 uur 29 min. 15 uur
15 uur 30 min. en meer 16 uur
relaties0

BIJLAGE D

1 18
2 16 36
3 36 54
4 48 72
5 70 90
6 84 108
7 103 126
8 122 144
9 141 162
10 160 180
11 179 198
12 198 216
13 222 234
14 246 252
15 270 270
  • a.Op de eerste dag dat de rusttijd minder dan 18 uur bedraagt, vangt een periode van maximaal 15 dagen aan, waarin het totaal aantal uren genoten rusttijd na een aantal dagen gerekend vanaf het begin van de periode, ten minste dient te voldoen aan de in de kolom «minima» van de in de tabel aangegeven waarden. relaties0
  • b.De periode eindigt wanneer, gerekend vanaf het begin van de periode, de gemiddelde rusttijd per dag ten minste 18 uur bedraagt. In dat geval zal het totaal aantal uren rusttijd ten minste voldoen aan de in de kolom «norm» van de in de tabel aangegeven waarden. relaties0
  • c.Een volgende periode als bedoeld onder a. kan niet eerder aanvangen dan nadat aan het onder b. gestelde is voldaan. relaties0
relaties0

BIJLAGE E

I Correctie voor landingen

1. Voor de berekening van de gecorrigeerde vliegwerktijd dient de vliegwerktijd voor de vierde en elke daarop volgende landing te worden verlengd met 45 minuten per landing.

2. Voor de berekening van de gecorrigeerde vliegwerktijd, volgende op een bekorte rust, dient de vliegwerktijd voor de tweede en elke daarop volgende landing te worden verlengd met 45 minuten per landing.

II Correctie voor grondtijd zonder werkzaamheden

1. Van een grondtijd langer dan 2½ uur kunnen, zowel bij de planning als bij de uitvoering, voor de berekening van de gecorrigeerde vliegwerktijd in verband met de toetsing aan het geldende maximum volgens de bijlage F IIIa en IVa ten hoogste 2½ uren buiten beschouwing worden gelaten, voorzover het lid van het cabinepersoneel gedurende deze uren geen werkzaamheden heeft verricht voor zijn maatschappij en waarbij ten minste 2½ uren als vliegwerktijd worden aangemerkt.

Uitsluitend tijdens de vluchtuitvoering is het bovenstaande ook van toepassing bij gebruik van Bijlage F IIIb en Bijlage F IVb.

2. Alle uren grondtijd als bedoeld onder 1 worden bij toepassing van de overige bepalingen uit het hoofdstuk Luchtvaart volledig als vliegwerktijd in aanmerking genomen.

3. De onder 1. genoemde berekening wordt per vliegwerktijd slechts op één grondtijd toegepast.

III Correctie voor overige verzwaarde omstandigheden

1. Indien bij een rusttijd van 11 uren of minder de tijd, benodigd om na het officiële afmeldingstijdstip de passende accomodatie te bereiken, of indien de tijd, benodigd om van de passende accommodatie het luchtvaartterrein van vertrek te bereiken (aanmelding), meer dan 30 minuten bedraagt, kan dit als verzwaarde omstandigheid worden aangemerkt en kan in overeenstemming met het gestelde onder 2. een verantwoorde correctie op de rusttijd of de volgende vliegwerktijd worden toegepast.

2. Indien zich andere verzwaarde omstandigheden bij de vluchtuitvoering voordoen, dient de maatschappij of gezagvoerder na overleg met de overige leden van het boordpersoneel een verantwoorde correctie op de vliegwerktijd toe te passen.

relaties0

BIJLAGE F

I. Indien een cockpitbemanning een vliegwerktijd aanvangt op dezelfde luchthaven als het cabinepersoneel, en dit cabinepersoneel de vliegwerktijd uitvoert gezamenlijk met genoemde cockpitbemanning, dan geldt voor het bepalen van de maximale gecorrigeerde vliegwerktijd als aanmeldingstijdstip voor het cabinepersoneel het aanmeldingstijdstip van genoemde cockpitbemanning.

II. Bij verschillen in aanmeldings- en afmeldingstijdstippen van kajuit- en cockpitpersoneel zal de som der verschillen in aanmeldings- en afmeldingstijdstip niet gelden als vliegwerktijd tot een maximum van 1 uur.

III. Voorzover het gestelde onder IV, V en VI van deze bepaling en het gestelde in artikel 4.5:5, tweede lid, niet van toepassing is, wordt de maximale vliegwerktijd vastgesteld;

  • a.indien de mogelijkheid om 3 uur onafgebroken te rusten niet aanwezig is, zoals aangegeven in tabel D, kolom I; relaties0
  • b.indien de mogelijkheid om 3 uur onafgebroken te rusten aanwezig is op een daartoe geschikte zitplaats, zoals aangegeven in tabel D, kolom II; relaties0
  • c.indien de mogelijkheid om 8 uur onafgebroken te rusten aanwezig is, waarbij over een rustgelegenheid voor de bemanning wordt beschikt en bovendien een werk/aflossingsschema aanwezig is, zoals aangegeven in tabel D, kolom III relaties0

IV. In het geval, behoudens het gestelde onder VII, dat een beroep tot aanmelding voor een vliegwerktijd valt:

  • in een reservetijd en
  • na de eerste drie uren van de reservetijd en
  • de aanmelding moet plaatsvinden binnen acht uren na die oproep, dan wordt de maximum vliegwerktijd vastgesteld.
  • a.indien de mogelijkheid om 3 uur onafgebroken te rusten niet aanwezig is, zoals aangegeven in tabel E, kolom I;
  • b.indien de mogelijkheid om 3 uur onafgebroken te rusten aanwezig is op een daartoe geschikte zitplaats, zoals aangegeven in tabel E, kolom II;
  • c.indien de mogelijkheid om 8 uur onafgebroken te rusten aanwezig is, waarbij over een rustgelegenheid voor de bemanning wordt beschikt en bovendien een werk/aflossingsschema aanwezig is, zoals aangegeven in tabel E, kolom III.

V. Indien tijdens de uitvoering van een vlucht blijkt, dat de vliegwerktijd meer zal bedragen dan de geplande maximale vliegwerktijd ingevolge artikel 4.6:3, tweede lid, onderdelen a en b, en indien, door de aanwezigheid van een verzwaarde cockpitbemanning, de mogelijkheid bestaat de vlucht tot boven dit maximum voort te zetten, dan is zulks toegestaan, mits aan het cabinepersoneel een onafgebroken rust wordt gegeven, die ten minste gelijk is aan de verwachte overschrijding van genoemd maximum; deze rust dient te worden genoten op een wijze die identiek is aan die van het cockpitpersoneel.

Deze overschrijding zal echter de 1½ uur niet te boven mogen gaan.

Indien alsnog aan het cabinepersoneel een onafgebroken rust van 3 uur kan worden gegeven mag de vlucht worden voortgezet tot een maximale vliegwerktijd ingevolge artikel 4.6:3, tweede lid, onderdelen c en d.

VI.

  • a.Na een bekorte rust wordt de maximum vliegwerktijd vastgesteld zoals aangegeven in tabel F.
  • b.Indien zowel voor als na een bekorte rust de mogelijkheid aanwezig is om 3 uur onafgebroken rust te genieten op een daartoe geschikte zitplaats, kunnen, ter bepaling van de maximale vliegwerktijd zoals aangegeven in tabel F, de tabelwaarden met drie uren worden verhoogd.

VII. In het geval dat – na een bekorte rust – een oproep tot aanmelding voor een vliegwerktijd valt:

  • in een reservetijd en
  • na de eerste drie uren van die reservetijd en
  • de aanmelding moet plaatsvinden binnen 8 uren na die oproep, dan wordt de maximale vliegwerktijd bepaald zoals aangegeven in tabel F, noot 2.

VIII. Indien de onafgebroken rust wordt genoten op een daartoe geschikte zitplaats, wordt daaronder verstaan: een zitplaats ten minste gelijkwaardig aan een passagiersstoel, waarbij de hinder door passagiers en overige storende invloeden zo veel mogelijk moet worden beperkt.

Tabel D maximum gecorrigeerde vliegwerktijd (geen reservetijd)

00.01 - 04.00 14.00 uur 17.00 uur 22.00 uur
04.01 - 04.15 14.05 uur 17.05 uur 22.05 uur
04.16 - 04.45 14.15 uur 17.15 uur 22.15 uur
04.46 - 05.15 14.30 uur 17.30 uur 22.30 uur
05.16 - 05.45 14.45 uur 17.45 uur 22.45 uur
05.46 - 06.15 15.00 uur 18.00 uur 23.00 uur
06.16 - 06.45 15.15 uur 18.15 uur 23.15 uur
06.46 - 07.15 15.30 uur 18.30 uur 23.30 uur
07.16 - 07.45 15.45 uur 18.45 uur 23.45 uur
07.46 - 08.00 15.55 uur 18.55 uur 23.55 uur
08.01 - 13.00 16.00 uur 19.00 uur 24.00 uur
13.01 - 13.15 16.00 uur 19.00 uur 24.00 uur
13.16 - 13.45 15.50 uur 18.50 uur 23.50 uur
13.46 - 14.15 15.40 uur 18.40 uur 23.40 uur
14.16 - 14.45 15.30 uur 18.30 uur 23.30 uur
14.46 - 15.15 15.20 uur 18.20 uur 23.20 uur
15.16 - 15.45 15.10 uur 18.10 uur 23.10 uur
15.46 - 16.15 15.00 uur 18.00 uur 23.00 uur
16.16 - 16.45 14.50 uur 17.50 uur 22.50 uur
16.46 - 17.15 14.40 uur 17.40 uur 22.40 uur
17.16 - 17.45 14.30 uur 17.30 uur 22.30 uur
17.46 - 18.15 14.20 uur 17.20 uur 22.20 uur
18.16 - 18.45 14.10 uur 17.10 uur 22.10 uur
18.46 - 19.00 14.05 uur 17.05 uur 22.05 uur
19.01 - 24.00 14.00 uur 17.00 uur 22.00 uur

Tabel E maximum gecorrigeerde vliegwerktijd (na drie uren reservetijd)

00.01 - 4.00 12.00 uur 15.00 uur 20.00 uur
04.01 - 4.15 12.10 uur 15.10 uur 20.10 uur
04.16 - 4.45 12.30 uur 15.30 uur 20.30 uur
04.46 - 5.15 13.00 uur 16.00 uur 21.00 uur
05.16 - 5.45 13.30 uur 16.00 uur 21.30 uur
05.46 - 6.15 14.00 uur 17.00 uur 22.00 uur
06.16 - 6.45 14.30 uur 17.30 uur 22.30 uur
06.46 - 7.15 15.00 uur 18.00 uur 23.00 uur
07.16 - 7.45 15.30 uur 18.30 uur 23.00 uur
07.46 - 8.00 15.55 uur 18.55 uur 23.55 uur
08.01 - 3.00 16.00 uur 19.00 uur 24.00 uur
13.01 - 3.15 15.55 uur 18.55 uur 23.55 uur
13.16 - 3.45 15.40 uur 18.40 uur 23.40 uur
13.46 - 4.15 15.20 uur 18.20 uur 23.20 uur
14.16 - 4.45 15.00 uur 18.00 uur 23.00 uur
14.46 - 5.15 14.40 uur 17.40 uur 22.40 uur
15.16 - 5.45 14.20 uur 17.20 uur 22.20 uur
15.46 - 6.15 14.00 uur 17.00 uur 22.00 uur
16.16 - 6.45 13.40 uur 16.40 uur 21.40 uur
16.46 - 7.15 13.20 uur 16.20 uur 21.20 uur
17.16 - 7.45 13.00 uur 16.00 uur 21.00 uur
17.46 - 8.15 12.40 uur 15.40 uur 20.40 uur
18.16 - 8.45 12.20 uur 15.20 uur 20.20 uur
18.46 - 9.00 12.05 uur 15.05 uur 20.05 uur
19.01 - 24.00 12.00 uur 15.00 uur 20.00 uur

Tabel F Maximale gecorrigeerde vliegwerktijd na een bekorte rust

relaties0

BIJLAGE G Maximum vliegwerktijden

I. De maximum vliegwerktijd is afhankelijk van het aanvangstijdstip van de vliegwerktijd, uitgedrukt in lokale tijd, en wordt vastgesteld zoals aangegeven in tabel G, Kolom I.

II. Indien de oproep tot aanmelding voor een vliegwerktijd valt:

  • in een reservetijd en
  • de aanmelding moet plaatsvinden na de eerste drie uren van de reservetijd dan wordt behoudens het gestelde in lid 3 van dit artikel de maximum vliegwerktijd vastgesteld zoals aangegeven in tabel G, Kolom II.

III. Indien de oproep tot aanmelding plaatsvindt in een reservetijd en de aanmelding dient plaats te vinden meer dan 8 uren na die oproep, onder gelijktijdige opheffing van de reserveverplichting, dan wordt de maximum vliegwerktijd bepaald volgens tabel G, Kolom I.

IV. Indien de oproep tot aanmelding voor een vliegwerktijd valt:

  • voor de aanvang van een reservetijd en
  • de aanmelding moet plaatsvinden binnen 8 uren na afloop van die reservetijd, dan wordt de opdracht geacht te zijn ontvangen op het tijdstip direct voorafgaande aan het einde van de reservetijd; voor het bepalen van de maximum vliegwerktijd is tabel G, Kolom II van toepassing.

Tabel G

00.00-02.59 uur 10.00 uur 8 uur
03.00-03.59 uur 10.30 uur 8 uur
04.00-04.59 uur 11.00 uur 10 uur
05.00-05.59 uur 10.30 uur 11 uur
06.00-12.59 uur 12.00 uur 12 uur
13.00-14.59 uur 11.30 uur 11 uur
15.00-16.59 uur 11.00 uur 10 uur
17.00-18.59 uur 10.30 uur 9 uur
19.00-23.59 uur 10.00 uur 8 uur

Maximum vliegwerktijden over een langere periode

V. Op de eerste dag, dat een vliegwerktijd meer dan 6 uur bedraagt, dan wel een reservetijd of een combinatie van vliegwerktijd en reservetijd meer dan 7 uur bedraagt, vangt een periode aan van maximaal 15 dagen, waarin het totaal aantal uren vliegwerktijd en het totaal aantal uren vliegwerktijd plus reservetijd op geen enkele dag de waarde in tabel H, kolom «maximum vliegwerktijd» resp. «vliegwerktijd plus reservetijd», behorende bij die dag, overschrijdt.

VI. De onder V genoemde periode eindigt op die dag, dat gerekend vanaf het begin van die periode, het totaal van de vliegwerktijd en het totaal van de vliegwerktijd plus reservetijd gelijk is aan, dan wel minder is dan de bij die dag vermelde normwaarden.

Tabel H

1 121 6 24 7
2 24 12 34 14
3 36 18 39 21
4 44 24 52 28
5 50 30 55 35
6 60 36 66 42
7 65 42 72 49
8 70 48 78 56
9 75 54 84 63
10 80 60 90 70
11 85 66 96 77
12 90 72 105 84
13 90 78 105 91
14 90 84 105 98
15 90 90 105 105

VII. Verzwarende omstandigheden

1. Bij het uitvoeren van een vliegwerktijd worden de volgende omstandigheden als verzwarend voor de werkzaamheden van het cockpitpersoneel aangemerkt:

  • de «single-pilot»-operaties;
  • de «sling»-operaties;
  • de «hoist»-operaties.

2. Indien de onder 1. genoemde omstandigheden zich voordoen, worden de volgende correcties te worden toegepast:

  • a.Indien de duur van een single-pilot-operatie meer dan 1 uur bedraagt, zal de helft van de single-pilot-vliegtijd in mindering worden gebracht op de volgens artikel 4.8:5, eerste lid, toegestane limiet; deze vermindering zal maximaal 2 uur bedragen. relaties0
  • b.in geval van een sling-operatie wordt op de maximum vliegtijd tweemaal de tijdsduur van deze operatie in mindering gebracht. relaties0
  • c.in geval van een hoist-operatie wordt iedere z.g. hoist-cycle gerekend als één landing. relaties0

3. Indien de ongecorrigeerde vliegtijd minder dan 5 uur bedraagt, mogen de in dit artikel voorgeschreven correcties achterwege blijven.

VIII. Correctie voor grondtijd zonder werkzaamheden

1. Van een grondtijd langer dan twee en een half uren, kunnen voor de berekening van de gecorrigeerde vliegwerktijd i.v.m. toetsing aan het daarvoor geldende maximum volgens tabel A ten hoogste twee en half uren buiten beschouwing worden gelaten, voor zover het lid van het cockpitpersoneel gedurende deze uren geen werkzaamheden voor zijn maatschappij heeft verricht en waarbij ten minste twee en een half uren als vliegwerktijd worden aangemerkt.

2. Alle in onder 1. genoemde uren grondtijd worden als vliegwerktijd in aanmerking genomen.

3. De onder 1. genoemde berekening wordt per vliegwerktijd slechts op één grondtijd toegepast.

relaties0

Bijlage H

Tabel I

0-25 0 09.00 uur
26-30 15 min 08.45 uur
31-35 30 min 08.30 uur
36-40 45 min 08.15 uur
41-45 01.00 uur 08.00 uur
46-50 01.30 uur 07.30 uur
51-55 02.00 uur 07.00 uur
56-60 02.30 uur 06.30 uur
meer dan 60 03.00 uur 06.00 uur
relaties0

Bijlage I

Aantal landingen

25 10
24 12
23 14
22 16
21 18
20 20
19 22
18 24
17 26
16 28
15 30
14 32
13 34
12 36
11 38
10 40
9 42
8 44
7 46
6 48
0-5 onbeperkt

T.g.v. een oneven aantal landingen bij daglicht wordt van het naasthogere even aantal landingen uitgegaan.

relaties0

Bijlage J Maximale vliegwerktijd na bekorte rust

00.00-                    
06.29 1 = 0600-1259 8.15 9.30 11.00 12.00 12.00 12.00 12.00 12.00  
  11 = 1300-1659 7.00 8.15 9.30 11.00 11.00 11.00 11.00 11.00  
  0400-0559                  
  111 = 1700-0259 6.00 7.00 8.15 9.30 10.00 10.00 10.00 10.00  
06.30-                    
07.29   7.00 8.15 9.30 11.00 12.00 12.00 12.00 12.00  
  11 6.00 7.00 8.15 9.30 11.00 11.00 11.00 11.00  
  111 5.00 6.00 7.00 8.15 9.30 10.00 10.00 10.00  
07.30-8.29 1 6.00 7.00 8.15 9.30 11.00 12.00 12.00 12.00  
  11 5.00 6.00 7.00 8.15 9.30 11.00 11.00 11.00  
  111 4.00 5.00 6.00 7.00 8.15 9.30 10.00 10.00  
08.30-                    
09.29 1 5.00 6.00 7.00 8.15 9.30 11.00 12.00 12.00  
  11 4.00 5.00 6.00 7.00 8.15 9.30 11.00 11.00  
  111 3.00 4.00 5.00 6.00 7.00 8.15 9.30 10.00  
09.30-                    
10.29 1 4.00 5.00 6.00 7.00 8.15 9.30 11.00 12.00  
  11 3.00 4.00 5.00 6.00 7.00 8.15 9.30 11.00  
  111 2.00 3.00 4.00 5.00 6.00 7.00 8.15 9.30  
10.30-                    
11.29 1 3.00 4.00 5.00 6.00 7.00 8.15 9.30 11.00  
  11 2.00 3.00 4.00 5.00 6.00 7.00 8.15 9.30  
  111 1.00 2.00 3.00 4.00 5.00 6.00 7.00 8.15  
meer dan 1 2.00 3.00 4.00 5.00 6.00 7.00 8.15 9.30  
11.29 11 1.00 2.00 3.00 4.00 5.00 6.00 7.00 8.15  
  111 0.00 1.00 2.00 3.00 4.00 5.00 6.00 7.00  
relaties0

Inhoudsopgave

Alles dichtklappenAlles openklappen
Naar boven