Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, gedaan mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 5 oktober 1988, nr. S/J 31.705/88, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;
Overwegende dat het noodzakelijk is uitvoering te geven aan de bepalingen van Protocol I van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen met Protocollen en Bijlagen met Aanhangsels (Trb. 1975, 147 en 1978, 187), zoals gewijzigd en aangevuld bij het op 17 februari 1978 te Londen tot stand gekomen Protocol bij dat Verdrag met Bijlage en Aanhangsels (Trb. 1978, 188 en 1986, 121);
Gelet op de artikelen 12 en 38 van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (Stb. 1983, 683);
De Raad van State gehoord (advies van 9 december 1988, nr. W09.88.0561);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, uitgebracht mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 22 december 1988, nr. S/J 32.293/88, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;