Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2026/GA, 10 november 2006, beroep
Uitspraakdatum:10-11-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2026/GA

betreft: [klager] datum: 10 november 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 augustus 2006 van de beklagcommissie bij de gevangenis/ISD Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 oktober 2006, gehouden in de locatie Alphen aan den Rijn, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.V. van der Bom, en mevrouw [...], unit-directeur bij de gevangenis/ISD Zoetermeer.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens een te laag kreatininegehalte bij een urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het kreatininegehalte in klagers urine is te laag. De vraag is of klager te kwader trouw heeft gehandeld. Klager zegt dat hij geen drugs heeft gebruikt en niet veel water heeft gedronken met het oog op de urinecontrole. Klager wil afvallen en doet dat
door veel te bewegen en veel water te drinken. Het is algemeen bekend dat je daarvan afvalt. Klager staat om half zes ’s morgens op en gaat dan oefeningen doen, zoals buikspieroefeningen en opdrukken. Hij doet dit twee uur lang, waarbij hij ongeveer
anderhalve liter water drinkt. Hij is hier nu ongeveer een half jaar mee bezig en is ook daadwerkelijk afgevallen, hetgeen ook blijkt uit de medische gegevens die ter zitting aan de beroepscommissie zijn overgelegd. Klager is met zijn gewicht bezig
geweest en niet met drugs. Hij drinkt over de gehele dag ongeveer vijf liter water. Daarbij was het zomer en was het warm in de cel. Het kreatininegehalte van klager varieert, maar is wel vaker vrij laag geweest.
Klager betwist de grenswaarde van een kreatininegehalte van 2,0 mmol/l en legt daartoe stukken over. Het betreft uitdraaien betreffende het urineonderzoek van de internetpagina http://users.telenet.be/lode.stevens/cma/urond.htm. De grenswaarde die kan
worden afgeleid van deze pagina is 1,0 mmol/l.
Klager zit nu vijf jaar binnen en wil graag naar een open kamp. Dit zet hij niet op het spel door een joint te roken.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur heeft er begrip voor dat klager wil afvallen. Klager is echter zelf verantwoordelijk voor het kreatininegehalte in zijn urine. Als er een medische indicatie is, mag het kreatininegehalte lager dan 2,0 mmol/l zijn. De urinecontrole is niet
vooraf aangekondigd. Tegenwoordig wordt een urinecontrole wel de avond tevoren aangekondigd.

3. De beoordeling
Op 29 juni 2006 heeft klager een urinecontrole ondergaan. Uit het onderzoek bleek dat het kreatininegehalte in klagers urine 1,4 mmol/l was, en daarmee onder de grens van 2,0 mmol/l lag.

Door klager is de grens van 2,0 mmol/l betwist. Volgens klager zou een grens van het kreatininegehalte van 1,0 mmol/l moeten worden gehanteerd. Lezing van de door klager overgelegde stukken leert dat in die stukken niet wordt gesproken van een
kreatininegehalte van 1,0 mmol/l, maar van een verhouding van 1 deel kreatinine ten opzichte van andere zich in een liter urine bevindende bestanddelen. Daarnaast is de grens van 2,0 mmol/l door het Deltalab te Poortugaal vastgesteld als grenswaarde
waarboven met zekerheid is vast te stellen dat er niet met de urinecontrole is gefraudeerd.

Als regel geldt dat bij een kreatininegehalte van minder dan 2,0 mmol/l uitgegaan mag worden van fraude. Alleen bijzondere omstandigheden kunnen een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. Aan de orde is derhalve de vraag of er in het onderhavige
geval van bijzondere omstandigheden sprake is.
Onweersproken staat vast dat klager ’s morgens om af te vallen twee uur is gaan sporten en veel water is gaan drinken. Uit de ter zitting overgelegde medische stukken blijkt dat klager tijdens zijn verblijf in de gevangenis Zoetermeer daadwerkelijk is
afgevallen. Niet gebleken is dat klager, van wie bekend was dat hij veel sportte en water dronk, er op gewezen is dat dit van invloed kan zijn op een urinecontrole. Daarnaast is klager reeds geruime tijd gedetineerd en zal op korte termijn worden
beslist of hij in een beperkt beveiligde inrichting zal worden geplaatst. Hij had dus veel te verliezen. De urinecontrole was niet van tevoren aangekondigd en derhalve kon klager er geen rekening mee houden. Bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, is de beroepscommissie van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat er sprake is van bijzondere omstandigheden en dat klager niet heeft gefraudeerd met zijn urinecontrole. Het beklag dient daarom gegrond te worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming te bepalen.
De tegemoetkoming is niet bedoeld als schadevergoeding, voor het verkrijgen waarvan andere wegen openstaan. Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richten aan de directeur van
de
desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot de civiele rechter.
De beroepscommissie zal de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen op € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H. Heijs en mr. U. van de Pol, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 10 november 2006

secretaris voorzitter

Naar boven