Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0419/GB, 28 april 2004, beroep
Uitspraakdatum:28-04-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/419/GB

Betreft: [klager] datum: 28 april 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 3 maart 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1978], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 februari 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, welke op 23 februari 2004 aan klager is uitgereikt,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing en de schriftelijke toelichting op het beroep door klagers raadsvrouwe, mr. H.M.S. Cremers, advocate te Berlicum.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de Landelijke afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (l.a.b.g.) Nieuw Vosseveld te Vught ongegrondverklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 29 november 2000 gedetineerd. Hij verbleef in Paviljoen
IV-A van de locatie Het Schouw/Demersluis te Amsterdam, waar een individueel regime geldt. Op 8 december 2004 is hij overgeplaatst naar de l.a.b.g. Nieuw Vosseveld, waar eveneens een individueel regime geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van 9 jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 13 mei 2003. Aansluitend dient hij een straf van 3 weken gevangenisstraf te ondergaan. De wettelijk vroegstmogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 11 december 2006. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 24 dagen te ondergaan.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat de selectiefunctionaris niet op het bezwaarschrift heeft beslist binnen de in artikel 17, vierde lid, van de Pbw, genoemde termijn van 6 weken. Hij heeft op 10 december 2003 een klaagschrift ingediend en deselectiefunctionaris heeft pas op 17 februari 2004 op dat bezwaarschrift beslist. Reeds om die reden dient het beroep gegrond te worden verklaard. Klager verblijft inmiddels ruim 15 maanden in een individueel regime en is in dieperiode van de penitentiaire inrichting Vught naar Amsterdam en weer terug naar Vught geplaatst. Klager kan zich niet herinneren dat er concrete voorvallen zijn geweest op grond waarvan hij zou moeten worden overgeplaatst. Mogelijkheeft dit met klagers religie te maken en met het feit dat hij zich niet voldoende naar de gevangenisregels schikt. Klager heeft het personeel altijd correct bejegend en heeft geen contact met medegedetineerden. Hij begrijpt daaromniet waar de conclusie, dat klagers gedrag en functioneren niet in positieve zin zijn veranderd maar eerder in negatieve zin, vandaan komt.
Klager is geplaatst op een l.a.b.g., omdat hij extreem fysiek geweld naar zijn medegedetineerden en inrichtingspersoneel zou hebben gepleegd tijdens zijn verblijf in een reguliere setting. Klager heeft zich echter enkel verweerdtoen hij werd aangevallen door een medegedetineerde. Hij heeft nooit geweld gebruikt naar inrichtingspersoneel. Klager wordt in het selectieadvies omschreven als hooghartig, arrogant en afstandelijk. Klager verblijft slechts één uurper dag buiten zijn cel en zoekt dan met name contacten met de medegedetineerden. Klager heeft niets tegen vrouwelijk personeel. Hij benadert dat vrouwelijke personeel volgens de strikte regels van zijn geloof. Klager is nietverbaal agressief, hij is slechts mondig. Hij komt op voor zijn rechten. In het selectieadvies wordt gesteld dat klager manipulatief, indoctrinerend naar medegedetineerden en splittend aanwezig zou zijn. Klager heeft in Amsterdamenkel contact gehad met een Kongolese medegedetineerde. Die medegedetineerde sprak slechts de Franse taal, welke klager niet machtig is. Met andere gedetineerden heeft hij, mede door het individuele regime, geen contact gehad. Dieopmerkingen in het selectieadvies zijn dan ook nergens op gebaseerd. Omdat klager inmiddels al ruim anderhalf jaar in een individueel regime verblijft, dient de belangenafweging steeds zwaarder in het voordeel van klager te wegen.De psychische schade die bij klager door een dergelijk regime ontstaat, kan enkel groter worden bij een langer verblijf.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 30 juni 2003 vanuit de l.a.b.g. te Vught overgeplaatst naar Paviljoen IV-A van de locatie Het Schouw/Demersluis. Klager is in een individueel regime geplaatst in verband met het plegen van extreem fysiek geweld naarmedegedetineerden en personeel ten tijde van zijn verblijf in een reguliere setting. Klager wordt omschreven als afstandelijk, arrogant en hooghartig, terwijl hij van vrouwelijk personeel niets moet hebben. Zijn invloed op degroepsgenoten is groot en hij probeert grenzen te verleggen. Klager kan verbaal zeer agressief worden. Zijn gedrag zorgt er voor dat hij invloed uitoefent op zijn groepsgenoten en het personeel van Paviljoen IV-A gaf aan genoeg tehebben van klager vanwege zijn gedrag, houding en arrogantie. Klagers gedrag heeft effect op het gedrag van zijn groepsgenoten en het personeel. De negatieve spiraal is moeilijk te doorbreken, omdat klager niet open staat voorconstructief contact met het personeel. Klager indoctrineert medegedetineerden en zet deze op tegen het personeel. Gelet op dit gedrag is vanuit de ‘populatiebespreking’ van Paviljoen IV-A het advies gekomen om klager over teplaatsen naar de l.a.b.g. te Vught. De selectiefunctionaris heeft dit advies overgenomen. In zijn bezwaarschrift heeft klager zijn visie op zijn verblijf in Amsterdam gegeven. Die visie staat tegenover die van de inrichting. Deselectiefunctionaris heeft de visie van de inrichting meer waarde toegekend en het bezwaarschrift ongegrond verklaard op basis van het gegeven dat klagers gedrag ten opzichte van het personeel en de medegedetineerden niet inpositieve maar eerder in negatieve zin is veranderd. Dit heeft voor de selectiefunctionaris tot de conclusie geleid dat klager in een individueel regime thuis hoort. Voor zover door klager is aangevoerd dat het langer dan 6 wekenheeft geduurd alvorens de selectiefunctionaris heeft beslist op het bezwaarschrift, is dit juist. Reden daarvoor is geweest dat klager enige malen is besproken in de ‘populatiebespreking’ van Paviljoen IV-A, teneinde tot eenzorgvuldige afweging op het bezwaar te kunnen komen. Het kan aan de selectiefunctionaris worden verweten dat hij klager daarvan niet op de hoogte heeft gesteld.

4. De beoordeling
4.1. De l.a.b.g. Nieuw Vosseveld is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2. Door klager is aangevoerd dat het beroep gegrond dient te worden verklaard nu de selectiefunctionaris niet op het bezwaarschrift heeft beslist binnen de in artikel 17, vierde lid, van de Pbw, voorgeschreven termijn van 6weken.
De overschrijding van de hiervoor genoemde termijn, levert evenwel in beginsel geen grond op voor gegrondverklaring van het beroep nu de wet geen sanctie aan die overschrijding verbindt. Dat zou slechts anders zijn indien dieoverschrijding zodanig lang is dat de beslissing van de selectiefunctionaris daardoor onredelijk of onbillijk zou moeten worden geacht. Dat is hier niet het geval.

4.3. Een gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime kunnengedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime vanalgehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.
De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers persoonlijkheid en gedrag verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een indicatie voor plaatsing in een individueel regime. Daarnaast is uit rapportage voldoendeaannemelijk geworden dat een langer verblijf van klager in Paviljoen IV-A niet gewenst is. Een en ander maakt dat de beslissing om klager over te plaatsen naar de l.a.b.g. Nieuw Vosseveld niet in strijd is met de wet en dat diebeslissing evenmin als onredelijk of onbillijk aangemerkt kan worden. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 april 2004

secretaris voorzitter

Naar boven