Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1393/GV, 28 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:28-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1393/GV

betreft: [klager] datum: 28 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 1 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 juni 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Hij heeft verlof aangevraagd voor 20 juni 2003, maar is pas op 24 juni 2003 geïnformeerd over de afwijzing. Hierdoor heeft hij enkele dagen in onzekerheid gezeten.
Daarnaast heeft hij het gevoel niet serieus genomen te worden, aangezien in de afwijzende beslissing wordt aangegeven dat het klagers tweede verlofaanvraag betreft, terwijl het al zijn derde aanvraag is.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het door klager gepleegde zeer ernstige en met grof geweld gepaard gaande geweldsdelict heeft een dermate grote schok onder de slachtoffers veroorzaakt dat zij daar wellicht nog jaren lang psychische gevolgen van kunnen ondervinden.Ook worden de gevoelens van onveiligheid en bijbehorende mediapublicaties daardoor behoorlijk onder druk gezet.
In de laatste 2 à 3 maanden kan mogelijk een ander standpunt worden ingenomen, indien klager daartoe positief wordt voorgedragen, hetgeen hij mede kan bewerkstelligen door een positief gedrag in de inrichting.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Rotterdam-West, locatie De Schie te Rotterdam heeft op basis van klagers gedrag binnen de inrichting positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam heeft aangegeven het niet verantwoord te achten tegenover de slachtoffers en de maatschappij om klager met verlof te laten gaan, gelet op het feit dat hij een zeerernstig geweldsdelict heeft gepleegd en daarbij grof geweld tegen personen heeft gebruikt.
De politie Amsterdam-Amstelland heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden met aftrek, wegens diefstal. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 8 oktober 2003.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in demaatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf. Zij is van oordeel dat voor de door de Minister aangevoerde contra-indicaties voor verlof onvoldoendeaanwijzingen zijn. Zij overweegt hierbij dat het enkele gegeven dat de delictpleging gepaard is gegaan met geweldpleging op zich ontoereikend is om tot weigering van verlof over te gaan. Daarbij komt dat zowel de directeur van delocatie De Schie, als de politie positief hebben geadviseerd op de aanvraag. Tevens is van belang dat de v.i.-datum nabij is. Met betrekking tot de mogelijke confrontatie met slachtoffers kan het vermijden hiervan als bijzonderevoorwaarde worden gesteld.
Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat aan het belang van klager doorslaggevende betekenis dient te worden toegekend. De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van deinrichting moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De Minister zal worden opgedragen binnen twee weken eennieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan zijn te maken, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 28 juli 2003

secretaris voorzitter

Naar boven