Ingangsdatum:
29-04-1999
bedoeld in artikel 8, lid
1 1. Passagiersgegevens
Controleer met
welke middelen ervoor wordt gezorgd dat het aantal passagiers waarvoor de ro-ro-veerboot
of het hogesnelheidspassagiersvaartuig, hierna "schip" te noemen, is gecertificeerd,
niet wordt overschreden, of het systeem voor registratie van passagiersgegevens aan de
voorschriften voldoet en doeltreffend is; hoe de informatie over het totale aantal
passagiers aan de kapitein wordt doorgegeven en, in voorkomende gevallen, hoe passagiers
die een retourtrip maken zonder aan wal te gaan, worden meegeteld in het totaal aantal
dat de terugreis maakt.
2. Informatie over
belading en stabiliteit
Controleer, indien van toepassing, of er betrouwbare
instrumenten voor het meten van de diepgang zijn geïnstalleerd en in gebruik zijn; of er
maatregelen genomen zijn om ervoor te zorgen dat het schip niet overbelast wordt en het
water niet boven de toepasselijke indelingslastlijn komt; of de belading en
stabiliteitsbeoordeling volgens de voorschriften gebeuren; of vrachtwagens en andere
lading gewogen worden, indien dat is voorgeschreven, en de cijfers aan het schip worden
doorgegeven ten behoeve van belading en stabiliteitsbeoordeling; of de instructies voor
schadebeperking (damage control) permanent zijn uitgehangen, en aan de scheepsofficieren
instructieboekjes daarover zijn uitgereikt.
3.
Vaarklaar maken
Controleer op welke manier het schip vaarklaar gemaakt wordt
voordat het de ligplaats verlaat, waarbij ook volgens een positieve rapportageprocedure
bevestigd dient te worden dat alle wind- en waterdichte deuren in de romp gesloten zijn;
of alle deuren van de voertuigdekken gesloten zijn voordat het schip de ligplaats
verlaat, dan wel net lang genoeg open blijven om het sluiten van de boegklep mogelijk te
maken; controleer de sluitingsmiddelen van de boeg-, achter- en zijdeuren, en of er
controlelichten en een videobewakingssysteem zijn die op de navigatiebrug de stand van
de deuren aangeven. Eventuele problemen met de werking van de controlelichten, vooral
problemen met de schakelaars bij de deuren, dienen genoteerd en gerapporteerd te worden.
4. Mededelingen in verband met de veiligheid
Controleer de vorm waarin de routinemededelingen in verband met de veiligheid
worden gedaan en de opgehangen instructies en aanwijzingen over noodprocedures in de
toepasselijke taal of talen. De routinemededelingen moeten aan het begin van de reis
worden gedaan, en op alle voor het publiek toegankelijke plaatsen, inclusief de open
dekken, gehoord kunnen worden.
5. Aantekeningen
in het journaal
Controleer of in het journaal aantekening wordt gemaakt van
het sluiten van de deuren van boeg en achtersteven en van andere wind- en waterdichte
deuren, van de oefeningen met de deuren in de waterdichte schotten, van de beproeving
van de stuurinrichting enz. Ook diepgang, uitwatering en stabiliteit moeten worden
genoteerd, alsmede de gemeenschappelijke werktaal van de bemanning.
6. Gevaarlijke goederen
Controleer
of gevaarlijke of verontreinigende goederen volgens de desbetreffende voorschriften
worden vervoerd en met name of een verklaring betreffende gevaarlijke of
verontreinigende goederen is verstrekt samen met een ladingsbrief of laadplan waarop hun
plaats aan boord staat aangegeven; of de betreffende lading door een passagiersschip mag
worden vervoerd, en of de gevaarlijke of verontreinigende goederen op de juiste wijze
zijn gemerkt, geëtiketteerd, geladen, gestuwd en afgezonderd.
Voertuigen die gevaarlijke of verontreinigende goederen vervoeren,
moeten van de juiste opschriften voorzien zijn en goed zijn vastgezet. Wanneer er
gevaarlijke of verontreinigende goederen worden vervoerd, moet een kopie van de
ladingsbrief of het laadplan op de wal beschikbaar zijn. De kapitein moet op de hoogte
zijn van de meldingsvoorschriften van Richtlijn 93/75/EEG en de instructies inzake de te
volgen noodprocedures en de eerste hulpverlening bij ongevallen met gevaarlijke goederen
of de zeeverontreinigende stoffen kennen. Het ventilatiesysteem op de voertuigdekken
moet steeds in werking zijn, en in verhoogde werking wanneer de voertuigmotoren draaien;
en op de brug moet er een of andere indicatie zijn die laat zien of de ventilatie van de
voertuigdekken in werking is.
7. Het vastzetten
van vrachtwagens
Controleer hoe de vrachtwagens worden vastgezet:
groepsgewijs of met afzonderlijke sjorringen; of er voldoende sterke bevestigingspunten
zijn. Welke voorzieningen zijn er voor het vastzetten van de vrachtwagens bij zwaar weer
of verwacht zwaar weer? Hoe gebeurt het vastzetten van touringcars en motorfietsen?
Controleer of het schip over een handleiding voor het vastzetten van lading beschikt.
8. Voertuigdekken
Controleer of de
ruimten van bijzondere aard en de ro-ro-laadruimten voortdurend worden bewaakt door
middel van wachtrondes of een videobewakingssysteem, met het oog op het eventueel gaan
schuiven van voertuigen tijdens zwaar weer of betreding door onbevoegden. Branddeuren en
toegangsdeuren moeten gesloten worden gehouden en er moeten waarschuwingen zijn
opgehangen dat de passagiers niet op de voertuigdekken mogen komen zolang het schip op
zee is.
9. Het sluiten van de waterdichte
deuren
Controleer of de in de bedieningsinstructies voorgeschreven
gedragslijn met betrekking tot de deuren in de waterdichte schotten van het schip wordt
gevolgd, of de voorgeschreven oefeningen worden uitgevoerd. Het bedieningsorgaan op de
brug voor de waterdichte deuren moet, wanneer dat mogelijk is, op "local" gehouden
worden. De deuren moeten bij beperkt zicht en gevaarlijke situaties gesloten worden
gehouden. De bemanningsleden moeten geleerd hebben de deuren op de juiste wijze te
bedienen en op de hoogte zijn van de gevaren van verkeerd gebruik.
10. Brandrondedienst
Controleer of
er een doeltreffende brandrondedienst wordt onderhouden, zodat een eventuele brand snel
kan worden ontdekt. Dit geldt ook voor de ruimten van bijzondere aard waar geen vast
branddetectie- en brandalarmsysteem is geïnstalleerd, met dien verstande dat deze
ruimten op de onder punt 8 aangegeven wijze mogen worden bewaakt.
11. Communicatie in noodsituaties
Controleer of er volgens de monsterrol voldoende bemanningsleden zijn om
passagiers in een noodsituatie bij te staan; de bemanningsleden moeten gemakkelijk als
zodanig herkenbaar zijn en in staat zijn met passagiers in een noodsituatie te
communiceren, waarbij gekeken moet worden naar een passende en toereikende combinatie
van de volgende factoren:
a) de taal, of talen, geschikt
voor de belangrijkste nationaliteit(en) van de op een bepaald traject vervoerde
passagiers;
b) de waarschijnlijkheid dat een elementaire
kennis van het Engels voldoende is om een passagier die hulp nodig heeft eenvoudige
instructies te geven, ongeacht of de passagier en het bemanningslid dezelfde taal
spreken;
c) in een noodsituatie kunnen andere manieren van
communicatie nodig zijn (bijv. een demonstratie, aanwijzingen met de hand, de aandacht
vestigen op de plaats van instructies, verzamelpunten, reddingsmiddelen of
ontsnappingsroutes, wanneer mondelinge communicatie niet mogelijk is);
d) de mate waarin volledige veiligheidsinstructies aan
passagiers in hun moedertaal of moedertalen zijn gegeven;
e) de talen waarin tijdens een noodsituatie of oefening
mededelingen kunnen worden omgeroepen om de passagiers essentiële aanwijzingen te geven
en het de bemanningsleden gemakkelijker te maken de passagiers te helpen.
12. Gemeenschappelijke werktaal voor de
bemanning
Controleer of er een werktaal is vastgesteld met het oog op
doeltreffende uitvoering van de veiligheidstaken van de bemanning, en of deze werktaal
in het scheepsjournaal genoteerd is.
13.
Veiligheidsuitrusting
Controleer of de reddings- en
brandbestrijdingsmiddelen, met inbegrip van de branddeuren en andere gemakkelijk
controleerbare constructieve brandveiligheidsvoorzieningen, in orde zijn; of
brandbestrijdingsinstructies permanent zijn opgehangen, dan wel of desbetreffende
instructieboekjes ter informatie aan de scheepsofficieren ter beschikking gesteld zijn;
of reddingsvesten op geschikte plaatsen zijn opgeborgen, en de opbergplaatsen van de
reddingsvesten voor kinderen gemakkelijk als zodanig te herkennen zijn; of de lading van
voertuigen niet de werking belemmert van brandblusinstallaties, noodafsluiters,
bedieningsorganen van de stormkleppen enz. die eventueel op de voertuigdekken aanwezig
zijn.
14. Navigatie- en
radiocommunicatieapparatuur
Controleer of de navigatie- en
radiocommunicatieapparatuur, waaronder EPIRB's, goed werkt.
15. Extra noodverlichting
Controleer of er aanvullende noodverlichting is geïnstalleerd wanneer de
voorschriften dat vereisen, en of er een register van gebreken wordt bijgehouden.
16. Vluchtwegen
Controleer of de
vluchtwegen volgens de regels gemarkeerd zijn, en of de verlichting daarvan zowel vanuit
de hoofdvoeding als de noodvoeding gewaarborgd is. Welke maatregelen worden genomen om
vluchtroutes vrij van voertuigen te houden waar deze over of langs voertuigdekken lopen?
Controleer of uitgangen, met name uitgangen van belastingvrije winkels die soms door
stapels goederen worden versperd, worden vrijgehouden.
17. Het vaarboek
Controleer of aan
de kapitein en elke hogere officier een kopie van het vaarboek is verstrekt en of er nog
andere kopieën voor alle bemanningsleden beschikbaar zijn; of er ook controlelijsten
voor het vaarklaar maken en andere werkzaamheden zijn.
18. Het schoonhouden van de machinekamer
Controleer of de machinekamer wat het onderhoud betreft schoon gehouden
wordt.
19. Afvalverwijdering
Controleer of de voorzieningen voor het verwerken en verwijderen van afval
voldoende zijn.
20. Planmatig onderhoud
Alle rederijen moeten specifieke permanente opdrachten hebben, inclusief een
systeem van planmatig onderhoud, voor alle voor de veiligheid van belang zijnde zones,
met inbegrip van de boeg-, achter- en zijdeuren en hun sluitmiddelen, maar ook voor de
machinekamer en de veiligheidsuitrusting. Men dient te beschikken over schema's voor het
periodiek controleren van alle onderdelen, om de veiligheid op het allerhoogste peil te
houden. Er moeten procedures zijn die voorzien in het registreren van tekortkomingen en
de bevestiging dat deze naar behoren zijn verholpen, zodat de kapitein en de aangewezen
persoon aan wal binnen de beheersstructuur van de rederij van de tekortkomingen op de
hoogte zijn en worden ingelicht wanneer deze binnen een bepaalde tijd zijn verholpen. De
periodieke controle van de goede werking van het sluitsysteem van de binnenste en
buitenste boegdeur dient mede de verklikkerlampjes, bewakingsapparatuur en spuigaten in
de ruimten tussen de boegklep en de binnendeur te omvatten, en in het bijzonder de
sluitmechanismen en de bijbehorende hydraulische systemen.
21. Het maken van een reis
Tijdens
een reis moet van de gelegenheid gebruik worden gemaakt om te controleren op
overbezetting, waarbij wordt gekeken naar de beschikbare zitplaatsen en de versperring
van doorgangen, trappen en nooduitgangen door bagage of door passagiers die geen
zitplaats kunnen vinden. Ook moet worden gecontroleerd of passagiers het voertuigdek
hebben verlaten voordat het schip afvaart, en of zij niet eerder toegang krijgen dan
vlak voor het afmeren.