Ingangsdatum:
01-07-1996
Geldig tot en met:
29-09-1998
als bedoeld in artikel 9,
lid 3 InleidingAlvorens te bepalen of tijdens een inspectie geconstateerde tekortkomingen
aanhouding van het betrokken schip rechtvaardigen, past de inspecteur de in de punten
1 en 2 genoemde criteria toe.
Punt 3 bevat een niet-limitatieve lijst van
tekortkomingen die op zich aanhouding van het betrokken schip kunnen rechtvaardigen
(artikel 9, lid 3).
1. Belangrijkste criteriaWanneer hij beroepshalve moet beoordelen of een schip al dan niet moet
worden aangehouden, dient de inspecteur de volgende criteria toe te passen:
Tijdstip
Schepen die niet veilig zee kunnen kiezen,
worden bij de eerste inspectie aangehouden, ongeacht de tijd die het schip in de haven
zal doorbrengen.
Criterium
Het schip wordt
aangehouden indien de tekortkomingen zo ernstig zijn dat een inspecteur het opnieuw
moet bezoeken om zich er vóór afvaart van te vergewissen dat deze zijn verholpen.
De ernst van de tekortkomingen wordt bepaald door de noodzaak
dat de inspecteur terugkeert naar het schip. Dit brengt echter niet in alle gevallen
deze verplichting mee. Wel betekent het dat de instantie op enigerlei wijze, bij
voorkeur door een hernieuwd bezoek, verifieert dat de tekortkomingen vóór het vertrek
zijn verholpen.
2. Toepassing van de belangrijkste
criteriaWanneer hij beslist of de tekortkomingen van een schip ernstig genoeg zijn
om het schip aan te houden, dient de inspecteur te beoordelen of:
1. het schip de vereiste documenten heeft
en of deze geldig zijn;
2. het schip over de
bemanning als vereist in de Verklaring van Minimum-bemanningssterkte beschikt.
Gedurende de inspectie dient de inspecteur te bekijken of het schip en/of de bemanning
in staat is:
3. de volgende bestemming veilig
te bereiken;
4. tot de volgende bestemming de
lading veilig te behandelen, te vervoeren en te controleren;
5. tot de volgende bestemming de
machinekamer veilig te bedienen;
6. tot de
volgende bestemming een goede voortstuwing en besturing te handhaven;
7. tot de volgende bestemming zo nodig
efficiënt een brand te blussen in enig deel van het schip;
8. tot de volgende bestemming, wanneer
nodig, het schip snel en veilig te verlaten en reddingswerkzaamheden te verrichten;
9. tot de volgende bestemming
verontreiniging van het milieu te voorkomen;
10. tot de volgende bestemming een passende
stabiliteit te handhaven;
11. tot de volgende
bestemming het schip waterdicht en intact te houden;
12. tot de volgende bestemming zo nodig in
noodsituaties te communiceren;
13. tot de
volgende bestemming te zorgen voor veilige en gezonde omstandigheden aan boord.
Indien het antwoord op een van deze vragen ontkennend luidt,
wordt, rekening houdend met alle geconstateerde tekortkomingen, aanhouding ernstig
overwogen. Ook een combinatie van minder ernstige tekortkomingen kan aanhouding van
het schip rechtvaardigen.
3. Om de inspecteur
te helpen bij de toepassing van deze criteria, volgt hier een lijst van naar de
betrokken Verdragen en/of Codes gegroepeerde tekortkomingen die als dermate ernstig
worden beschouwd dat zij de aanhouding van het betrokken schip kunnen rechtvaardigen.
Deze lijst is niet limitatief.
3.1.
Algemeen Het ontbreken van geldige certificaten als vereist bij de relevante
instrumenten. Schepen die onder de vlag varen van Staten die geen partij zijn bij een
Verdrag (relevant instrument) of die een ander relevant instrument niet ten uitvoer
hebben gelegd, zijn echter niet gerechtigd de certificaten van het Verdrag of het
andere relevante instrument in bezit te hebben. Daarom is het ontbreken van de
vereiste certificaten op zich geen reden om deze schepen aan te houden; door
toepassing van de "geen gunstiger behandeling-clausule" dient echter in aanzienlijke
mate naleving van de bepalingen geëist te worden alvorens het schip kan vertrekken.
3.2. Werkingssfeer van het
Solas-Verdrag (referenties tussen haakjes)
1. Slechte werking van de voortstuwing en
andere essentiële machines en van de elektrische installatie.
2. Onvoldoende schone machinekamer, teveel
olie-watermengsel in de bilges, isolatie van leidingen met inbegrip van de
uitlaatleidingen in de machinekamer, aangetast door olie, slecht functioneren van de
lensinrichting.
3. Slecht functioneren van de
noodgenerator, noodverlichting, accumulatoren en schakelaars.
4. Slechte werking van de hoofd- en
hulpstuurinrichting.
5. Het ontbreken,
onvoldoende inhoud of ernstige beschadiging van individuele reddingsmiddelen, van
reddingsboten en installaties om deze te water te brengen.
6. Het ontbreken van
brandopsporingssystemen, brandalarm, blusuitrusting, vast aangebrachte
blusinstallaties, ventilatieafsluiters, brandkleppen, snelsluitinrichtingen, of,
indien wel aanwezig, het niet-conform of in slechte staat zijn in een mate die niet
verenigbaar is met de bestemming ervan.
7.
Het ontbreken, het in slechte toestand verkeren of het niet juist werken van de
brandbescherming aan dek van tankers.
8. Het
ontbreken, het niet-conform zijn of de slechte toestand van lichtseinen, dagmerken of
geluidsseinen.
9. Het ontbreken of het niet
goed werken van de radio-uitrusting voor nood- en veiligheidscommunicatie.
10. Het ontbreken of het niet goed werken
van navigatiemiddelen, rekening houdend met de bepalingen van Solas-voorschrift V/12
(o).
11. Het ontbreken van bijgewerkte
zeekaarten en/of alle andere nautische publikaties die nodig zijn voor de voorgenomen
reis, rekening houdend met het feit dat elektronische kaarten als vervanging voor
papieren kaarten gebruikt mogen worden.
12.
Het ontbreken van vonkvrije afvoerventilatie voor ladingpompkamers ((Solas-voorschrift
II-2/59.3.1).
3.3. Werkingssfeer van
de IBC-code (referenties tussen haakjes)
1. Vervoer van een stof die niet vermeld
wordt in het certificaat van geschiktheid of het ontbreken van informatie over de
lading (16.2).
2. Het ontbreken of beschadigd
zijn van hoge-drukveiligheidsinrichtingen (8.2.3).
3. De elektrische installatie is niet
intrinsiek veilig of correspondeert niet met de eisen van de code (10.2.3).
4. Ontbrandbaar materiaal op gevaarlijke
plaatsen als bedoeld in 10.2 (11.3.15).
5.
Niet voldoen aan speciale voorschriften (15).
6. Overschrijding van de maximaal
toegestane hoeveelheid lading per tank (16.1).
7. Onvoldoende bescherming tegen hitte van
kwetsbare produkten (16.6).
3.4.
Werkingssfeer van de IGC-code (referenties tussen haakjes)
1. Vervoer van een stof die niet vermeld
wordt in het certificaat van geschiktheid, of het ontbreken van informatie over de
lading (18.1).
2. Het ontbreken van middelen
om accommodatie of dienstruimten af te sluiten (3.2.6).
3. Schotten niet gasdicht (3.3.2).
4. Tekortkoming aan de luchtsluizen (3.6).
5. Het ontbreken of niet goed werken van
snelafsluiters (5.6).
6. Het ontbreken of
niet goed werken van veiligheidsafsluiters (8.2).
7. Elektrische installatie is niet
intrinsiek veilig en correspondeert niet met de eisen van de code (10.2.4).
8. Ventilatoren in het ladinggedeelte niet
bruikbaar (12.1).
9. Drukalarmen voor
ladingtanks niet werkend (13.4.1).
10.
Gasdetectieapparaat en/of detectieapparaat voor giftig gas vertoont/vertonen gebreken
(13.6).
11. Vervoer van stoffen waarvan
reactie moet worden tegengegaan zonder geldig inhibitor-certificaat (17/19).
3.5. Werkingssfeer van het Verdrag
betreffende de uitwatering 1. Belangrijke plaatsen hebben schade of
corrosie of putjes in de platen en daarmee gepaard gaande verstijving van dekken en
romp, die van invloed is op de zeewaardigheid of het plaatselijk bestand zijn tegen
ladingen, tenzij passende voorlopige reparaties worden uitgevoerd om een reis naar een
haven voor definitieve reparatie mogelijk te maken.
2. Een geconstateerd geval van onvoldoende
stabiliteit.
3. Het ontbreken van voldoende
en betrouwbare informatie in goedgekeurde vorm op grond waarvan de kapitein op snelle
en eenvoudige wijze het laden en het ballasten van zijn schip kan regelen, zodanig dat
er in alle stadia en onder wisselende omstandigheden tijdens de reis een veilige
stabiliteitsmarge is en dat het ontstaan van onaanvaardbare spanningen op de
constructie van het schip vermeden wordt.
4.
Sluitwerk, luiken en waterdichte deuren ontbreken, verkeren in slechte staat of
vertonen gebreken.
5. Overbelading.
6. Ontbreken of onleesbaarheid van het
uitwateringsmerk.
3.6. Werkingssfeer
van het Marpol-Verdrag, bijlage I (referenties tussen haakjes)
1. Het ontbreken, ernstige beschadiging of
het niet goed werken van het olie-waterafscheidingssysteem, het bewakings- en
regelsysteem voor de olielozingen of de alarminrichting wanneer de limiet van 15 delen
olie per miljoen in een mengsel wordt overschreden.
2. Overblijvende capaciteit van de sloptank
is onvoldoende voor de voorgenomen reis.
3.
Het oliejournaal is niet aanwezig (20(5)).
4.
Niet toegestane omloopleiding voor lozing aangebracht.
3.7. Werkingssfeer van het
Marpol-Verdrag, bijlage II (referenties tussen haakjes)
1. Het ontbreken van het P& A Manual.
2. De lading is niet gecategorizeerd
(3(4)).
3. Geen ladingjournaal aanwezig
(9(6)).
4. Vervoer van olieachtige stoffen
zonder te voldoen aan de voorschriften.
5.
Niet toegestane omloopleiding voor lozing aangebracht.
3.8. Werkingssfeer van het
STCW-Verdrag Aantal, samenstelling of diplomering van de bemanning komt niet overeen met
de verklaring van minimum-bemanningssterkte.
3.9. Werkingssfeer van de
ILO-Verdragen 1. Onvoldoende voedsel voor de reis naar de
volgende haven.
2. Onvoldoende drinkwater
voor de reis naar de volgende haven.
3.
Uiterst ongezonde omstandigheden aan boord.
4. Geen verwarming in de accommodatie van
een schip dat vaart in gebieden waar temperaturen uiterst laag kunnen zijn.
5. Uitzonderlijk veel vuilnis, versperring
door uitrusting of vracht, of anderszins onveilige omstandigheden, in gangpaden of
-accommodatie.
3.10. Gevallen die
geen aanhouding rechtvaardigen, maar waar bij voorbeeld ladingoperaties moeten
worden opgeschort Niet goed functioneren (of slecht onderhoud) van het inert-gassysteem,
installaties of machines die betrekking hebben op het laden, wordt beschouwd als
voldoende aanleiding om het laden te stoppen.