Beleidsregel
Op grond van de letterlijke tekst van artikel 51, tweede lid,
dient een herberekening op basis van de bepalingen van de verordening alleen dan te
geschieden, indien de wijze van vaststellen of de regels voor de berekening van de uitkering
wijzigingen ondergaan. Indien evenwel de uitkeringen conjuncturele aanpassingen ondergaan,
behoeft geen herberekening op grond van de verordening plaats te vinden. In deze situatie
dient de conjuncturele aanpassing rechtstreeks in de op basis van de verordening berekende
uitkering te worden verwerkt. Dit volgt uit het eerste lid van artikel
51.
Uit jurisprudentie van het HvJ EG volgt dat voor de toepassing van
artikel 51 niet van belang is of de uitkering zuiver nationaalrechtelijk is berekend, dan
wel is berekend met toepassing van de samentellings- en prorateringsregels. Artikel 51 is
voorts door het HvJ EG aldus geïnterpreteerd dat uitkeringen vastgesteld overeenkomstig
artikel 46 Vo. 1408/71, na vaststelling elk een eigen, autonome indexontwikkeling ondergaan
en elkaar alleen weer beïnvloeden in geval van structurele wijzigingen. Onder ‘structurele
wijzigingen��� dient zowel te worden verstaan een wijziging in de wijze van vaststelling of
in de regels voor de berekening van de uitkering als bedoeld in artikel 51, tweede lid, als
een rechtens relevante wijziging in de persoonlijke omstandigheden van de
gerechtigde.
De SVB verstaat onder een wijziging van de persoonlijke
omstandigheden evenzeer een wijziging in het inkomen van een AOW- of Anw-gerechtigde, voor
zover deze wijziging niet louter wordt veroorzaakt door omstandigheden zoals genoemd in
artikel 51, eerste lid.
Slechts als een uitkering wordt herberekend naar
aanleiding van een wijziging in structurele omstandigheden, wordt bij de herberekening
rekening gehouden met inmiddels ontstane koersverschillen.