Beleidsregel
Werknemers of zelfstandigen die ophouden onderworpen te zijn aan
de wetgeving van hun laatste werkland, zijn onderworpen aan de wetgeving van hun woonland op
grond van artikel 13, tweede lid, onder f Vo. 1408/71. Zoals volgt uit artikel 10 ter Vo.
574/72 wordt aan de hand van het nationale recht van het laatste werkland bepaald of
betrokkene aan die wetgeving onderworpen blijft. Voor de toepasselijkheid van de Nederlandse
wetgeving wordt onderzocht of betrokkene nog voor één of meerdere takken van verzekering is
aangesloten bij het Nederlandse stelsel.
De SVB gaat ervan uit dat na de
inwerkingtreding van artikel 13, tweede lid, onder f per 29 juli 1991 de overige in titel II
opgenomen conflictregels slechts van toepassing zijn op personen die een dienstbetrekking
hebben of daadwerkelijk beroepswerkzaamheden verrichten. Een ‘nawerking’ van deze
conflictregels voor personen die hun beroepswerkzaamheden hebben gestaakt is sinds die datum
niet langer aan de orde. Dit uitgangspunt geldt blijkens het arrest Kuusijärvi zowel voor
personen die definitief alle beroepswerkzaamheden hebben gestaakt als voor personen die niet
definitief hun beroepswerkzaamheden hebben gestaakt. Het voorgaande heeft tot gevolg dat de
aanwijsregel van artikel 13, tweede lid, onder f, Vo. 1408/71 tevens van toepassing is op
zieken en werklozen. Wat werklozen betreft is de toepasselijkheid van dit artikel bevestigd
in het arrest van 11 november 2004 van het HvJ EG (Adanez-Vega). Toepassing van artikel 13,
tweede lid, onder f, Vo. 1408/71 leidt er in samenhang met artikel 10 ter van Vo. 574/72 toe
dat personen onderhevig blijven aan de Nederlandse wetgeving indien uit hoofde van de
nationale verzekeringsbepalingen nog aansluiting bestaat bij ten minste een tak van sociale
zekerheid. Personen die een WW-uitkering ontvangen en in een andere lidstaat wonen, blijven
in Nederland verzekerd voor de duur van de uitkering. Deze personen worden immers als
verzekerde werknemers in de zin van de WW beschouwd. Personen die een uitkering ingevolge de
Ziektewet ontvangen of van wie het loon wordt doorbetaald op grond van artikel 7:629 BW
blijven in Nederland verzekerd voor de WW en de WAO voor de duur van hun uitkering of
loondoorbetaling. Uit dien hoofde is ook op hen de Nederlandse wetgeving van
toepassing.
Op grond van artikel 4, tiende lid, onder b Vo. 574/72 geven
door de lidstaten aan te wijzen organen verklaringen af waaruit blijkt of een persoon nog
steeds onderworpen is aan de wetgeving van zijn laatste werkland in de zin van artikel 10
ter Vo. 574/72. Voor Nederland is de SVB aangewezen. De bewuste verklaringen worden
afgegeven door Kantoor Verzekeringen, Postbus 357, 1080 AJ Amstelveen. Indien een lidstaat
geen orgaan heeft aangewezen in de zin van artikel 4, tiende lid, onder f, wendt de SVB zich
tot de bevoegde autoriteit van de lidstaat van het laatste werkland en tot de bekende
verbindingsorganen. Indien uit de gegevens van deze verbindingsorganen of uit gegevens die
zijn aangeleverd door de belanghebbende blijkt dat de betrokkene nog voor één of meerdere
takken van verzekering is aangesloten bij het wettelijke stelsel van het laatste werkland,
is de Nederlandse wetgeving niet van toepassing. Uit rechtspraak van het HvJ EG volgt wel de
voorwaarde dat deze verzekering nog een daadwerkelijke dekking moet geven voor één of
meerdere risico’s als genoemd in artikel 4, eerste lid Vo. 1408/71. Er is bijvoorbeeld
sprake van een daadwerkelijke dekking indien ongeacht de
woonplaats:
- nog tijdvakken van verzekering worden opgebouwd,
of
- rechten ontstaan op een uitkering bij het intreden van een risico,
of
- bepaalde medische zorg wordt vergoed (op grond hiervan dienen onder
andere Duitse post-actieve ambtenaren die verzekerd blijven voor de ‘Beihilfe’, nog als
verzekerd in Duitsland te worden beschouwd).
Als niet bekend
is dat nog sprake is van buitenlandse verzekering, kan het voorkomen dat ten onrechte is
uitgegaan van de toepasselijkheid van de Nederlandse volksverzekeringen. In dat geval zal op
aanvraag van de belanghebbende artikel 13, tweede lid, onder f Vo. 1408/71 worden toegepast
met een terugwerkende kracht van maximaal vijf jaren, mits in de tussentijd geen zwaarwegend
risico werd gedragen door de Nederlandse verzekeringsinstanties (bijvoorbeeld ingevolge de
Anw of AWBZ). De terugwerkende kracht van vijf jaren is afgeleid van de termijn die de
Belastingdienst hanteert voor de teruggave van premies. Tijdvakken die niet in aanmerking
komen voor teruggave van premies, worden beschouwd als tijdvakken van vrijwillige
verzekering (zie Deel I,Uitzonderingssituaties, SB1044).
Tot 1 januari
2006 was het mogelijk dat een persoon wel verplicht verzekerd was ingevolge de
werknemersverzekeringen of de Ziekenfondswet maar niet verplicht verzekerd was voor de
overige Nederlandse socialezekerheidswetten. In het arrest Van Pommeren-Bourgondiën heeft
het HvJ EG geoordeeld dat artikel 13, tweede lid, onderdeel f, van Vo. 1408/71 er niet aan
in de weg staat dat de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing blijft wanneer
een in het buitenland woonachtige persoon slechts voor een deel van het stelsel verplicht
verzekerd is in de omstandigheid dat een ander deel van het stelsel is vervangen door een
mogelijkheid van vrijwillige verzekering. Het HvJ EG stelt daarbij wel de eis dat de
voorwaarden voor de vrijwillige verzekering voor niet-ingezetenen niet ongunstiger mogen
zijn dan die voor de verplichte verzekering voor ingezetenen. De SVB geeft aan het arrest
uitvoering door het aanbieden van een nieuwe vrijwillige verzekering volgens de normen die
hiervoor door de wetgever naar aanleiding van het arrest zijn ontwikkeld (zie Deel I,
Vrijwillige verzekering voor in de EU wonende uitkeringsgerechtigden,
SB1048).
Grondslag
De tekst van de beleidsregels is afgesloten naar de stand van de wetgeving op 1 juni 2011. De beleidsregels zijn nog niet aangepast aan de inwerkingtreding van de EG-Verordeningen 883/2004 en 987/2009 per 1 mei 2010.
artikel 13, lid 2, onder f Vo. 1408/71 en artikel 10 ter Vo. 574/72
Besluit beleidsregels SVB 2011