Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2017/GB, 29 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:29-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/2017/GB

Betreft: [klager] datum: 29 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Kok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 juni 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager was sedert 5 maart 2015 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard. Op 19 juli 2016 is hij in vrijheid gesteld.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De afwijzende beslissing op klagers verzoek om plaatsing in een b.b.i. is, nu de Lex Mulder-zaak inmiddels is afgedaan, kennelijk nog uitsluitend gebaseerd op het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres en de aanwezigheid van maatschappelijk gevaar
dan wel gevaar voor vlucht. De redenering klagers verlofadres onaanvaardbaar te achten lijkt er met de haren te zijn bijgesleept. De omgeving, IJburg, zou een ideale locatie zijn om je als crimineel anoniem op te houden. Men kan zich dan afvragen of
ook
in andere gevallen verlofadressen in IJburg onaanvaardbaar zouden zijn. Klager is van mening dat dit niet het geval is. De melding dat criminelen in het restaurant van de heer [...] zouden komen, is niet van belang nu klager niet van zins is zich in dat
restaurant op te houden. De omstandigheid dat klager, volgens de politie, een ABC-er is met de nodige zware antecedenten, heeft niets te maken met het al dan niet aanvaardbaar zijn van het verlofadres. Er is daarom volgens klager geen enkele reden zijn
opgegeven verlofadres niet aanvaardbaar te achten. Ten aanzien van het recidiverisico geldt dat de reclassering dit als gemiddeld inschat en het risico op zich onttrekken aan de voorwaarden als laag gemiddeld. Klager is tijdens detentie nooit in
verband
gebracht met verdovende middelen. Ten aanzien van het vluchtrisico geldt dat er nooit sprake is geweest van een vlucht naar Brazilië. Klager heeft daarbij geen belang, temeer nu hij zich in het laatste gedeelte van zijn straf bevindt en mogelijkheden
tot fasering naar een z.b.b.i. aanwezig zijn. De kans dat hij bij een ontvluchting Nederland zonder paspoort zou kunnen verlaten, is relatief klein. Er zijn overigens veel meer gedetineerden met familie in het buitenland die wel in aanmerking komen
voor
detentiefasering. Het beroep zou alsnog gegrond moeten worden verklaard en aan klager dient een passende tegemoetkoming te worden toegekend.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De Advocaat-Generaal (A-G) van het ressortsparket te Arnhem heeft op 15 maart 2016 aangegeven bezwaar te hebben tegen iedere vorm van detentiefasering. Als reden daarvoor is aangevoerd dat klager verdacht wordt van zeer ernstige feiten en banden met
zware criminelen heeft. Klager verblijft met name in Brazilië bij zijn vriendin en hun kinderen. Het lijkt er op dat klager weinig banden heeft met Nederland en dat daarom gevreesd moet worden dat klager zich aan de detentie zal proberen te onttrekken
door Nederland te verlaten. Daarom zou de behandeling van het hoger beroep van klager eerst moeten worden afgesloten. De politie Amsterdam heeft niet positief geadviseerd ten aanzien van klagers verlofadres. Er zouden assistentieverleningen hebben
plaatsgevonden op het betreffende adres en de bewoner heeft diverse zwaardere antecedenten. Klager en de bewoner zouden volgens de buurtregisseur bekend met drugsgebruik zijn. In het reclasseringsadvies van 26 april 2016, waarin positief wordt
geadviseerd ten aanzien van een overplaatsing naar een b.b.i., is sprake van een gemiddeld recidiverisico en een laaggemiddeld risico m.b.t. zich onttrekken aan de voorwaarden. De directeur van de locatie Zuyder Bos heeft negatief geadviseerd.
Naar het oordeel van de selectiefunctionaris voldoet klager niet aan de vereisten voor plaatsing in een b.b.i. als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing (hierna: de Regeling). Het verlofadres wordt niet
aanvaardbaar geacht, terwijl de selectiefunctionaris daarnaast het vlucht- en maatschappelijk risico zwaarder dan toelaatbaar acht. Met name wordt vluchtgevaar aannemelijk geacht. Daarom zou klager niet voldoen aan de criteria die zijn gesteld in
artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a en c van de Regeling. Het beroep zou dan ook ongegrond moeten worden verklaard.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant
hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris komt naar voren dat de A-G bezwaren had tegen het verlenen van vrijheden, waaronder plaatsing in een b.b.i. kan worden verstaan, en zich op het standpunt heeft gesteld dat detentiefasering, gelet
op de aard van feiten waarvan klager wordt verdacht, pas aan de orde kan zijn na de behandeling in hoger beroep van klagers strafzaak. Daarnaast heeft de politie Amsterdam in haar advies met betrekking tot het verlofadres zodanige informatie verstrekt,
dat de selectiefunctionaris op basis daarvan in redelijkheid kon oordelen dat dit verlofadres niet aanvaardbaar is. Hetgeen door en namens klager naar voren is gebracht over deze beide adviezen, maakt dit oordeel niet anders.

Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten , leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven