Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3323/SGA, 13 oktober 2015, schorsing
Uitspraakdatum:13-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/3323/SGA
Betreft [klager] datum: 13 oktober 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Torentijd te Middelburg.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 1 oktober 2015, inhoudende de terugplaatsing van verzoeker naar het
basisprogramma (degradatie), wegens – kortweg – werkweigering en een weigering medewerking te geven aan een urinecontrole.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 5 oktober 2015 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 12 oktober 2015.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
De voorzitter heeft meermalen, in navolging van de beroepscommissie, de tenuitvoerlegging van degradatiebeslissingen geschorst omdat – kortweg – daarbij niet was voldaan aan de eisen die bij het nemen van een dergelijke beslissing in acht moeten worden
genomen. Allereerst dient de directeur een belangenafweging te maken bij het nemen van zijn beslissing en dient hij die belangenafweging zo veel als mogelijk kenbaar en inzichtelijk te maken in de mededeling van de beslissing. Daarbij stelt de
beroepscommissie (onder meer) de eis dat niet enkel een strafwaardig feit aanleiding mag zijn voor een degradatie maar dat alle relevante gedragingen van de betreffende gedetineerde moeten worden meegewogen.
In onderhavige zaak wordt (kenbaar en inzichtelijk) door de directeur enkel gemeld verzoekers gedrag wordt beoordeeld als ‘dit kan beter’-gedrag of ‘ongewenst’ gedrag en dat er sprake is van “uitsluiting van de arbeid i.v.m. werkweigering en een
rapport
weigering urinecontrole na bezoek zonder toezicht”. Verder verwijst de directeur naar de mentor en het beoordelingsformulier dat hoort bij het detentie- en re-integratieplan. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is hier geen sprake van een voor
de gedetineerde (en mitsdien ook niet voor de beklag- en (voorzitter van de) beroepscommissie, kenbare en inzichtelijke belangenafweging. Het verzoek komt daarom voor toewijzing in aanmerking en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing zal met
onmiddellijke ingang worden geschorst tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 oktober 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven