Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3719/GA, 16 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:16-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/3719/GA

Betreft: [klager] datum: 16 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 november 2015 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Amsterdam Over-Amstel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 januari 2016, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC p.i. Amsterdam Over-Amstel.
Klagers raadsman mr. G. Palanciyan is zonder bericht van verhindering niet verschenen ter zitting van de beroepscommissie.
De juridische medewerker van het PPC p.i. Amsterdam Over-Amstel heeft op 11 januari 2016 een nadere schriftelijke reactie gestuurd met als bijlagen schriftelijke verslagen. Een afschrift hiervan is op 15 januari 2016 naar klager en zijn raadsman
gestuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 5 november 2015, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder:
a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager werd agressief naar één bewaarder, want die kwam altijd wanneer klager zich aan het uitkleden was of wanneer klager op het toilet zat. Klager is door twee bewaarders geslagen. Klager heeft beklag ingediend tegen de opgelegde maatregelen. Er was
sprake van een misverstand. Klager wil medicatie innemen, net als toen hij verbleef in Het Veer en buiten detentie. Er is geen behandelplan met klager besproken. Ook de plaatsing in het PPC is niet met klager besproken. Klager wilde geen Zyprexa
innemen
vanwege de bijwerkingen depressiviteit en het feit dat hij geen muziek kan maken. Klager wilde wel Semap innemen. Hij heeft dat eenmaal vrijwillig ingenomen. De bedoeling was dat klager dat eenmaal per week zou innemen, maar dat gaf als bijwerking dat
hij trillingen kreeg. Voor de bijwerking kreeg klager Panadol, dat weer zorgde voor hoofdpijn. Hiervoor werd Ibuprofen voorgeschreven met een maagbeschermingstablet. Dat was teveel medicatie. Klager moest Haldol innemen toen hij in het individueel
regime verbleef. Ook dat wilde klager niet. Klager heeft toen een depot gehad. Klager wilde altijd al Abilify innemen. Hij gebruikt dit al jaren. Hij heeft daar goede ervaring mee. Klager heeft in totaal driemaal een depot gehad. Klager heeft niet
tegengewerkt, maar hij wilde die andere medicatie niet. Klager neemt sinds twee weken vrijwillig Abilify in. Dit is gebeurd in overleg met de psychiater en het gaat goed.

De directeur heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager neemt nu vrijwillig Abilify in, maar de maatregel voor dwangmedicatie fungeert daarbij als stok achter de deur. Als klagers toestand verandert en andere medicatie nodig is, dan geldt de maatregel. Klager heeft dan mogelijk andere medicatie nodig
tegen agressiviteit. Het gevaar dat speelt blijkt uit de verscheidene rapporten over klager. Hij is intimiderend met zijn ogen, ook naar medegedetineerden, en er is sprake van geluidsoverlast en slaan. Het is geen duurzame oplossing om klager in een
individueel regime te houden omdat dit voor hem ongezond is. De plv. vestigingsdirecteur zegt desgevraagd toe de rapporten en het behandelplan, althans een uittreksel daarvan, na te sturen.
Ondanks de aanvankelijke toezegging – met enig voorbehoud – van de directeur is na de zitting nader schriftelijk aangevoerd dat het advies aan de directeur gezien kan worden als het uittreksel behandelplan. In het advies komen dezelfde onderwerpen aan
de orde als in het uittreksel behandelplan. Voorts zijn verslagen verstrekt van 4 oktober 2015, 15 oktober 2015, 28 oktober 2015 en 12 november 2015.

3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 68, tweede lid, van de Pbw, in verbinding met artikel 73, vierde lid, van de Pbw, dient de beroepscommissie een beslissing tot het toepassen van a-dwangbehandeling te toetsen aan de in de inrichting geldende
wettelijke voorschriften en de redelijkheid en billijkheid. Voor de beoordeling is inzage in (onderdelen van) het behandelplan noodzakelijk. Daarin moet in ieder geval staan:
a. dat is voorzien in de mogelijkheid om – indien dit noodzakelijk is – ten aanzien van de betreffende gedetineerde een a-dwangbehandeling toe te passen (artikel 46c, aanhef en onder a in samenhang bezien met artikel 46d van de Pbw);
b. de diagnose van de stoornis van de geestvermogens van de gedetineerde (artikel 21b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Penitentiaire maatregel: hierna Pm);
c. de therapeutische middelen, zo mogelijk gerelateerd aan de verschillende aspecten die in de stoornis te onderscheiden zijn, die zullen worden toegepast teneinde een zodanige verbetering van de stoornis van de geestvermogens van de gedetineerde
te bereiken, dat het gevaar op grond waarvan deze in verband met zijn geestelijke gezondheidstoestand in een daartoe krachtens artikel 14 van de wet aangewezen afdeling of inrichting behoeft te verblijven, wordt weggenomen (artikel 21b, eerste lid,
aanhef en onder b, van de Pm);
d. of er overeenstemming over het geneeskundig behandelplan is (artikel 21b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Pm);
e. welke minder bezwarende middelen zijn aangewend om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de gedetineerde doet veroorzaken weg te nemen dan wel af te wenden (artikel 22, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pm);
f. de wijze waarop rekening wordt gehouden met de voorkeuren van de gedetineerde ten aanzien van de behandeling (artikel 22, eerste lid, aanhef en onder b, van de Pm); en
g. het gevaar (als bedoeld in artikel 46a van de Pbw) dat de stoornis van de geestvermogens de gedetineerde doet veroorzaken.

De behandelend psychiater heeft op 29 oktober 2015 een “Advies aan directeur” uitgebracht. Namens de directeur is toegelicht dat dit advies tevens een uittreksel uit het behandelplan is. De beroepscommissie deelt die visie niet (vergelijk RSJ 26
januari
2015, 15/3558/GA). Daargelaten de vraag of het advies gelijk mag worden gesteld aan een (uittreksel uit het) behandelplan, is onvoldoende duidelijk welke therapeutische middelen zijn toegepast teneinde een zodanige verbetering van de stoornis van de
geestvermogens van de gedetineerde te bereiken, dat het gevaar op grond waarvan deze in verband met zijn geestelijke gezondheidstoestand wordt weggenomen (c), op welke wijze is geprobeerd met klager tot overeenstemming te komen over het geneeskundig
behandelplan (d), en de wijze waarop rekening wordt gehouden met de voorkeuren van klager ten aanzien van de behandeling (f).

Bij gebreke van voornoemde informatie is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing tot a-dwangbehandeling onvoldoende is gemotiveerd en dientengevolge onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie acht termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. R.K. Boelens, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, op 16 februari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven